In tijden van oorlog dicht men niet, men gilt met de kogels fluit met de wind, kijkt: het gras, zo groen nog. Verzamelt, kleine dingen, een deken trui, een boek misschien, een tas, draagbaar zonder belasting van schouders, rug de beste schoenen, zonnehoed. Sentimenten te zwaar geheugen niet te dragen herinneren zal vanaf vandaag uit den boze zijn. Het vuur geeft geen licht verwarmt bonen uit blik, geen botten. Een man, hoofd in handen handen verdwijnend in vuisten vuisten gebald, verbeten tandeloos de mond. Alleen in taal kan ik me tot hem bekennen. Alleen in woord heb ik hem lief. In de stad het donker vol rook die ruikt naar bloed, geen water geen licht alleen heimwee wordt gevoed hoon en haat. In tijden van oorlog dicht men niet, kogels gillen als de wind fluit door het gras ruikt naar hooi Saskia Kunst