Leed als attractie

In Herinneringscentrum Kamp Westerbork staan drie meisjes bij een reconstructie van een driehoog stapelbed. Het ene meisje lijkt iets ouder dan de andere twee. Ik schat zo in dat het brugklassers zijn. Het oudere meisje geeft blijk van een groot voorstellingsvermogen. Ze zegt: ‘En als je dan ziek was, in dat bovenste bed, en je liet alles lopen, je weet wel, dan kwam dat dus op de anderen in de bedden daaronder. Een van de twee andere meisjes wendt haar blik af, kijkt naar het trapje, naar de potkachel met erop een emaillen theepot. Het andere meisje kijkt even omhoog, naar het bovenste bed, en dan weer, als gebiologeerd, naar het sprekende meisje, dat haar verhaal met plastische handbewegingen illustreert.
Even later staan twee jochies, kleiner nog, basisschool, over hun blaadje met vragen gebogen. Ze snappen het niet: welk symbool voor een gedeporteerde Roma of Sinti staat op de stenen van het monument voor de weggevoerden? Ze kijken verbaasd rond. Welk monument, zie je ze denken. ‘Een vlam’, zeg ik. ‘Wel even checken hoor, of het klopt, straks buiten. Midden in het stenenmonument kom ik ze weer tegen. ‘Dank u wel, mevrouw, we hebben het gevonden hoor.’ 
Deze herinnering komt in me op vanwege de discussie over de noodzaak van  Holocaustonderwijs, en maakt de weg vrij voor andere herinneringen: 
Vlak voor het uitbreken van de eerste Intifada sta ik voor de ingang van Yad Vashem in Jerusalem. Ik ben aan het overwegen of ik naar binnen zal gaan. Er dromt een groep mensen samen bij de ingang. Een vrouw maakt een handgebaar in de richting van het museum. Ze zegt, in schel Amerikaans: ‘I’m hungry. I sure hope they do a decent sandwich in there.’ Ik ga toch maar niet naar binnen.
In Cambodja, een land met een eigen geschiedenis van gruwelijkheden, bezoek ik Tuol Sleng, het genocidemuseum in een voormalige school in Phnom Penh die tijdens het regime van de Rode Khmer onder de naam S21 in gebruik was als gevangenis en martelcentrum. In elke reisgids wordt het museum aangeprezen als een must see. Net als de killing fields in Choeung Ek, op ongeveer tien kilometer van de stad, waar gevangenen naar toegebracht werden om te worden vermoord. Op het terrein staat een grote, dikke boom. Tegen die boom werden baby’s en kleine kinderen doodgeslagen. Als ik het terrein bezoek zie ik westerse jongeren selfies maken voor die boom. Sommigen wijzen naar de boom terwijl hun reisgenoot een foto maakt. Anderen nemen een zodanige pose aan, zodat zowel zij zelf als de boom goed op de foto komen.

In Cambodja zijn de plekken waar onuitsprekelijke gruweldaden plaatsvonden onderdeel geworden van een toeristische agenda. Het zijn attracties geworden, die je gezien moet hebben, en waar je je laat fotograferen om te kunnen laten zien dat je er was.
Een echo hiervan hoor ik bij de Amerikaanse die bij Yad Vashem vooral denkt aan een decent sandwich. En, veel zachter, ook bij het verhaal van het meisje in Westerbork, die haar klasgenoten iets gruwelijks verteld alsof het om een griezelverhaal gaat.
Wat je moet zien te voorkomen is dat herinneringsplekken uit de Tweede Wereldoorlog langzaam een soort ‘Amsterdam Dungeon’ worden. Waar je ‘de duistere kant van de geschiedenis’ kunt ontdekken door ‘te duiken in de wereld van heksenvervolgingen, martelingen en executies’.
Dat kan door onderwijs over de Jodenvervolging. En door die geschiedenis te duiden met voorbeelden waartoe de kinderen of jongvolwassenen die je onderwijst zich kunnen verhouden, zodat ze zich een betere voorstelling kunnen maken van wat uitsluiting en vervolging betekent. Door er bijvoorbeeld bij te betrekken wat vrouwen en meisjes meemaken onder de Taliban, wat er gebeurde in Cambodja, in Srebrenica, in Zuid-Afrika, Rwanda, en wat er nu gebeurt in Gaza. Ook dan kan je duidelijk maken dat het systematisch vermoorden van miljoenen mensen een historisch unicum is, dat antisemitisme een gif is dat moet worden uitgebannen, en dat joden geen homogene groep zijn die je niet collectief verantwoordelijk mag stellen voor de gedragingen van de staat Israël. Moslimjongeren zullen dat vast begrijpen, gezien de ervaringen van hun eigen groep die collectief afstand moet nemen van ‘islamitische terreur’, ook al hebben ze er niets mee te maken.

Hoe komen we hieruit?

Hoe komen we hieruit (13 mei 2024)

Als student woonde ik een tijd in de inmiddels gesloopte studentenflat aan de Westermarkt. Mijn kamer had uitzicht op het Anne Frankhuis. Als in de zomer de ramen openstonden, hoorde ik de gedempte stemmen van de bezoekers van het Achterhuis.
Op 3 mei sta ik aan de andere kant van de Westerkerk, bij het beeldje van Anne Frank. Het ranke bronzen meisje is niet te zien. Er staan hekken om haar heen en ze is ingepakt in bubbeltjesplastic, omwikkeld met grijze ducttape. Bij het homomonument houdt een groep van verschillende pluimage – joden, moslims, christenen en niet-gelovigen – een alternatieve dodenherdenking waarbij de slachtoffers van de holocaust en de tienduizenden doden als gevolg van de genocide die nu plaatsvindt in Palestina herdacht worden. Er wordt gebeden, gezongen en gerouwd om de doden van toen en de doden van nu. Het was de bedoeling om bloemen en knuffels rond het beeldje van Anne Frank te leggen. De gemeente meende dat het beeldje daarbij beschadigd zou kunnen worden en vreesde verstoring van de openbare orde. Daarom is Anne ingepakt en staat ze in een kooi van hekken.
Op 4 mei blijft de Dam tijdens de nationale herdenking behoorlijk leeg, maar desalniettemin spreekt men over een ‘waardige’ herdenking –  omringd door politie, extra beveiliging, met kledingvoorschriften en de voorzitter van het ‘nepparlement’ die een krans legt. Waardig, want het is die ‘twee verbindende minuten’ stil gebleven.
Op 5 mei loop ik bij het Museumplein langs het huis waar de joodse Etty Hillesum in 1941 en 1942 haar dagboek schreef. Het staat in de steigers, gered van de sloopdrift van Amsterdam wordt het opgeknapt. Ik denk aan Caroline van der Plas die haar bijdrage aan het debat over antisemitisme opende met een citaat van Etty Hillesum, dat zo van de Wikipedia pagina over Etty Hillesum geplukt is. Had Van der Plas het dagboek van Hillesum gelezen, dan wist ze dat Etty alles waar Van der Plas voor staat grondig verafschuwde.
Op 6 mei bezetten studenten Roeterseiland uit protest tegen de misdaden die Israël straffeloos blijft begaan en eisen het verbreken van de banden met universiteiten in Israël.
Nadat op 7 mei op Roeterseiland het tentenkamp bestaande uit veertien tentjes door de ME hardhandig is ontruimd, richten de studenten barricades op bij de Oudemanhuispoort. Ook daar treden politie en ME hardhandig op.
‘Schoonvegen die bende en oppakken dat tuig’, brult van der Plas op X. ’Dit is een overname van onze universiteit die gepaard gaat met antisemitisme, vernieling en geweld’ zegt onze demissionair minister van Justitie en Veiligheid Yesilgöz, die trots is op de politie en ME. Omtzigt houdt zich zoals zo vaak op de vlakte maar vindt het een voorwaarde om met open vizier te praten. Onze geblondeerde nationale roeptoeter Wilders, die de minister-president mag aanwijzen, laat weten: ‘Dat krijg je ervan, bestuurders en politie die jarenlang wegkeken. Jullie lieten onze grenzen wagenwijd openstaan voor antisemieten, voor mensen die onze cultuur haten […] en onze samenleving nu met geweld afbreken.’ Samen onderhandelen de vier opgewekt verder over de vorming van onze nieuwe regering.

Op Hemelvaartsdag staat op het Museumplein direct tegenover het Rijksmuseum een grote witte truck, met daarin een replica van een replica van een ‘Hamastunnel’. Galeriehoudster Rachel Meijler heeft het idee uit Israël naar Nederland gehaald om aandacht te vragen voor de gijzelaars die nog steeds vastzitten. Kunst om mensen wakker te schudden, zegt ze, maar de installatie is natuurlijk niet politiek.
Op de lange witte aanhangwagen staat met grote letters: ‘How do we get out of here?’ Via een trapje kom je in de tunnel: een smalle u-vormige gang van cement met aan het eind een ventilator en een mat op de vloer. Vage geluiden van bombardementen in de verte. Aan de zijkant bij de ingang van van de truck staat: ‘No escape room. Free entry.’ Er staan een paar mensen met een geel ‘bring them home’ solidatriteitsstrikje op hun kleding gespeld. Voor het merendeel zijn de bezoekers  toeristen die werktuiglijk door de tunnel stappen.
Verderop het Museumplein verzamelt een groepje vrouwen zich rond een grote roze teddybeer. Ze vragen aandacht voor de absurditeit van de bezetting van Gaza, waar Israël al sinds 2007 bepaalt wat de Gazastrook in mag, en wat niet. De lijst met verboden goederen, die niet statisch is, bevat bijvoorbeeld vishengels, muziekinstrumenten, A4 papier, naaimachines en speelgoed. De ‘tunnels van Hamas’ worden gebruikt als alternatieve aanvoerroutes voor goederen. Pluche speelgoeddieren voorzien van een QR-code die doorlinkt naar The Ghassan Abu Sittah Children’s Fund markeren de aanlooproute naar de truck met de nagebouwde tunnel.
Bij het groepje rond de roze teddybeer raak ik aan de praat met een voorbijganger die me trots vertelt dat ze aan de tunnel heeft meegewerkt. Dat Israël zich toch moet kunnen verdedigen, dat er helemaal geen honger is in Gaza en dat je foto’s van dode baby’s – zoals die tegenover het Concertgebouw door weer een andere groep demonstranten zijn opgehangen – overal van het internet kan plukken tegenwoordig.
Bij het trapje naar de Hamastunnel vertelt een jonge joodse vrouw me ‘dat het echt heel direct binnenkomt’, die tunnel, en vraagt me om me te verplaatsen in het lot van de gijzelaars: ‘ga naar binnen,’ zegt ze, ‘stel je open, laat je raken.’ Ze kijkt verbaasd als ik zeg dat ik vanzelfsprekend wil dat de gijzelaars ongedeerd terugkeren naar hun familie. Naast haar staat een forse man met een Davidsster aan een kettinkje om zijn nek. Eerder al heeft hij me agressief staan filmen, en nu weet hij te melden dat ik gehersenspoeld ben, dat ik nergens wat van af weet, en dat hij zich als jood in Nederland niet meer veilig voelt. Een blonde agente van de Vredeseenheid Amsterdam komt bij ons staan en zegt: ‘Sorry voor de onderbreking, maar ik wil jullie even complimenteren dat jullie met elkaar praten.’ Door haar interventie kan ik niet meer vragen door wie ik gehersenspoeld ben.
Aan het begin van de ‘tunnel’ wordt de bezoeker via een plaquette uitgenodigd zijn gevoelens te delen. Met een stift schrijf ik ‘Free Palestine’ op de grijze, betonnen muur.

Fotocollage: BK©2024

Vive la République!

Dit jaar levert de verjaardag van Willem-Alexander Claus George Ferdinand, koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, jonkheer van Amsberg, ons niet eens een extra vrije dag op, en is er dus echt helemaal niets aan het koningschap dat nog een beetje van nut is.
De feestelijkheden rond de verjaardag van de vorst zijn, het brood-en-spelen in de dorpskernen op het platteland daargelaten, verworden tot een commercieel circus waar tieners riedeltjes fluiten of violen voor geld, bakfietsmoeders cupcakes verkopen voor 2,50 per stuk; dito vaders passanten tegen betaling eieren laten gooien tegen het hoofd van hun beste vriend, buurtbiebjes worden leeggeroofd om de boeken ter verkoop aan te bieden en kinderen hun afgedankte speelgoed jengelend aan de man proberen te brengen. Vanaf elk plein klinkt bonkende pokkeherrie, de binnenstad ligt bezaaid met lege plastic bierbekers en rond een uur of vier lijkt iedereen op zijn minst aangeschoten.
Al dagen van tevoren worden de ‘beste’ verkoopplekken op straat gemarkeerd met tape en het woord ‘bezet’, of afgezet met rood en wit crime-scene lint. Overal worden oranje tompoezen, oranje donuts, oranje limonade of oranjebitter aangeprezen; worden oranje bretels, brillen en kroontjes uitgevent, en grossiert de HEMA en elke vintage winkel in oranje uitdossingen, van nepveren boa’s tot slobpakken en paraplus. Er is online een Hoezee Koningsdagpakket XL te koop, met koningsbier, koningscava, koninginnenpopcorn, oranjechips en Willie’s notenmix. Thuis geleverd in feestelijk oranje doos, zodat je zonder inspanning je dag oranje etend en drinkend voor de buis kan doorbrengen, want die doos moet leeg, dat spreekt vanzelf.
De jarige zelf moet in een of ander gehucht tegen wil en dank gaan haringhappen, wc-potwerpen, kleffe handen schudden, naar lullige liedjes luisteren en saaie toneelstukjes kijken, en doen alsof hij het naar zijn zin heeft, terwijl zijn zich doodvervelende gezin zich achter hem voortsleept. Feestje zonder vertier voor een extreem rijk man op kosten van ‘zijn’ volk, dat wél belasting betaald.

Na de Napoleontische tijd werd gewezen veldheer Willem Frederik in 1815 de eerste koning van Nederland: Willem I. Hij voerde de naam Van Oranje, want hij was van ver nog wel familie, en met de naam Oranje hadden de Nederlanden, vanwege die andere Willem, een historische band. Een aantal generaties later hebben we met Willem-Alexander het zoveelste door erfopvolging aangestelde staatshoofd, en is geen enkele wet geldig zonder dat zijn handtekening erop staat. En dat terwijl de minister-president, en niet de koning zelf, verantwoordelijkheid draagt voor zijn handelen. Wat in de moderne tijd toch licht achterlijk overkomt. En het past ook niet in een democratie, een ongekozen staatshoofd van niet onbesproken komaf, getrouwd met een dito vrouw. Maar zet er een kroon op, noem haar koningin en hele volksstammen vallen in katzwijm. De schoonfamilie van het staatshoofd is na wat geharrewar gewoon ook welkom.

We kunnen als volk als we dat zo graag willen best één keer per jaar op straat feesten in onzinnige uitdossingen, met een vrijmarkt en met ontregeld treinverkeer van en naar Amsterdam. Daar hebben we geen koning voor nodig. Elke dag kan worden uitverkoren, en dan noemen we het iets als ‘hoera voor ons’ dag, of ‘eigen volk eerst’ dag, of een andere verbindende naam.

En een staatshoofd? Laten we dat gewoon kiezen, zoals het een moderne democratie betaamt.


Fotocollage: Merde à tous!
George Ferdinand Frobenius-Kreplin (©frobenius)

 

Chic tafelen in de stratosfeer

Rasmus Munk maakt eten klaar. Dat doet hij volgens de keurders van Michelin zodanig, dat ze hem twee sterren toekennen, en dat ís wat in de wereld van de haute cuisine. Hij liet in Kopenhagen voor miljoenen een pakhuis verbouwen tot de Alchemist. Daar biedt hij een ‘holistisch ervaring’ in de vorm van een vijftig gangen lang, vier tot zes uur durend eetfestijn waarbij de bezoeker bijvoorbeeld bloemen van een net echte mensentong van siliconen likt; een exquise gerechtje in de vorm van een oogbal naar binnen slurpt, en kabeljauwtongetjes van een satéstokje nibbelt. Vijftig keer een hapje, het ene nog vernieuwender dan het andere. Genuttigd onder een kunstmatige sterrenhemel, in een neonverlichte ruimte vol graffiti of een ruimte voor dessert en digestief in jaren twintig stijl. Dertig koks werken zich het laatste sterretje uit de lucht voor maximaal vierenveertig mensen per dag. Kosten beginnen bij 900 euro per persoon, en lopen op tot 2000 euro, waarvoor je dan bij de hapjes een superdeluxe wijnarrangement krijgt, exclusieve bubbels en een digestief.
Bij elk gerecht hoort een verhaal; chef Rasmus heeft visie. En maatschappijkritiek. De bezoeker die zich komt laven aan zijn extravagantie, moet ook een beetje ethisch ontwricht worden. Het mag schuren!
Zo serveert hij kippenpoten in een kooi van dezelfde grootte als de ruimte die de kip had toen het dier nog leefde. De kippenpoten zien er echt uit, maar zijn dat natuurlijk niet. Alleen arme mensen dineren met echte kippentenen. De variant van Rasmus is gemaakt van uitgebeende kippenvleugels, gevuld met kip soufflé en geglazuurd met iets van kreeft en teriyaki saus. Op het menu staat ook een regenboogijsje in de vorm van een zeepaardje. Zeepaardjes zijn biseksueel. Rasmus snijdt zo in één hap het thema homoseksualiteit aan. Hij serveert een chocolade doodskistje, om de fijnproever bewust te maken van de uitbuiting van kinderen bij het produceren van cacaobonen.
Voor Rasmus is dit nog niet visionair en maatschappijkritisch genoeg. Hij wil hogerop. Met kunst- en vliegwerk. Als het aan hem ligt, kunnen vanaf 2025 zes consumenten in een ruimteballon op dertig kilometer hoogte een hoogstaand culinair vorkje prikken. Rasmus, die de wereld wil ‘verbeteren’, streeft ernaar met zijn ruimtediner het sensationele inzicht te onderstrepen dat voedsel de rode draad is in het menselijk bestaan. En eten terwijl je naar de kromming van de aarde kijkt, vindt hij hartstikke betekenisvol. Maar dat is niet het enige, Rasmus hoopt ook een discussie op gang te brengen over de rol van de mens bij het vernietigen van de natuur en de bescherming ervan. En zoals we van astronauten weten, is een blik vanuit de ruimte op die kwetsbare planeet die we bewonen een louterende ervaring die het besef dat we de aarde moeten beschermen losmaakt.

Zes uur fine dining in een luxe ruimteballon met uitzicht op de kromming van de aarde kost 500.000 dollar. Mij lijkt het dat als je 500.000 dollar uitgeeft om zes uur in een ballon in de stratosfeer lekker holistisch te gaan zitten tafelen, je niet door – ik noem maar wat – eiwitbiscuitjes in de vorm van een uitgemergelde baby voor je neus gezet te krijgen in zo’n chocolade doodskistje van Rasmus, plotseling het licht gaat zien met betrekking tot de honger en uitbuiting in de wereld. Of dat je plotseling de aarde wil gaan beschermen. Zicht op die kromming of niet.
Is er nou niets tegen zo’n plan van sterrenchef Rasmus te doen? Een petitie? Heel veel tomatensoep tegen de ruimteballon? Een boycot? Een wetsvoorstel? Een aanklacht wegens verregaand cynisme? Gewoon domweg verbieden wegens liederlijke verspilzucht?

 

De beginselen van Elbert Dijkgraaf – SGP informateur

Een informateur van SGP-huize moet samen met een CDA-collega het programkabinet waarin de PVV de eerste viool speelt mogelijk gaan maken. CDA leider Henri Bontebal lijkt niet zo blij dat partijgenoot Richard van Zwol zo’n kabinet mee gaat optuigen, en stelt dat hij deelname van CDA’ers als bewindspersonen in zo’n constructie niet ziet zitten. Maar hoe zit het met die andere partij, de Staatkundig Gereformeerde Partij, de SGP? Fractievoorzitter Chris Stoffer lijkt geen moeite te hebben met de poging een (extreem)rechts kabinet te helpen vormen, met inzet van partijgenoot en ex-kamerlid Elbert Dijkgraaf. En plots is het niet meer denkbeeldig dat, als de poging tot het vormen van een programkabinet succesvol is, er een bewindspersoon uit de SGP gelederen zitting in neemt.
We zouden de SGP kunnen kennen van Cor van Dis, die Gerard Reve aanklaagde wegens ‘smadelijke godslastering’, wat leidde tot het Ezelsproces, en recenter van Kees van der Staaij, het bij zijn afscheid van de Tweede Kamer alom geprezen ‘staatsrechtelijk geweten’ van Nederland. Maar waar staat de SGP eigenlijk voor?

De SGP is de oudste partij van Nederland, die nog in originele vorm bestaat. In 1918 opgericht uit onvrede met toen bestaande andere protestantse partijen, die God niet op bevindelijk gereformeerde wijze eerbiedigen, en zelfs bereid waren met de Roomsen samen te werken. Sinds 1922 blaast de SGP een deuntje mee in de Tweede kamer, waar ze stabiel ongeveer twee procent van het electoraat vertegenwoordigen, en schommelen tussen de twee en drie zetels.
Wil je meer weten over de SGP, moet je dat niet op zondag willen. Want op zondag is de SGP winkel dicht. Elke link die je op hun website aanklikt komt uit op een statische pagina getiteld: Zondag. Omdat de SGP op zondag niet aan politiek doet maar de bijbel leest, kan niemand die dag de partijstandpunten van de SGP tot zich nemen. Ook de site van het lijfblad van de mannenbroeders, het Reformatorisch Dagblad, biedt een statische pagina: ‘een wekelijkse rustdag is een opdracht en een geschenk van God’.
Toch is er voor de enthousiast doorklikkende ongelovige ook op de zondagse rustdag genoeg toegang tot informatie, en zo komt het dat ik leer ik dat de oprichter van de partij, Gerrit Kersten, in 1921 een beweging start tegen het zogenaamde ‘pokkenbriefje’, omdat hij fel tegen vaccinatiedwang is. En dat hij in de Tweede Wereldoorlog verzet tegen de Duitsers afkeurt en niet veel opheeft met de Joden, die ‘moesten bukken en buigen onder het oordeel’. Na de oorlog mag hij van de zuiveringscommissie niet terugkeren in de Tweede Kamer. Ook mag de dominee tien jaar lang geen journalistiek bedrijven. De SGP heeft nooit in klare taal afstand genomen van Kersten.

In de beginselverklaring, opnieuw vastgesteld op 26 februari 2000, zet de SGP zijn plan voor Nederland uiteen.
In artikel 1 staat dat de SGP streeft naar een regering van ons volk geheel op grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods, en de onverkorte handhaving van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat artikel 36 meldt onder andere dat de overheid Gods dienares is, op aarde om Zijn bevelen uit te voeren. Ze heeft haar gezag niet vanuit zichzelf, maar van God ontvangen. Zij is Gods gezagdrager op aarde.
Daarbij worden de drie formulieren van enigheid, zoals vastgesteld in de Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 onvoorwaardelijk onderschreven. De SGP belijdt het absoluut gezag van Gods woord (naar de zuivere Statenvertaling) over alle terreinen des levens. Die Statenvertaling stamt uit 1637.
Volgens de beginselverklaring streeft de SGP niet zozeer naar een meerderheid van kiezers, maar naar handhaving en doorwerking van de beginselen van haar program, en wil de partij dat ongeloofspropaganda, valse religies en anti-christelijke ideologieën door de overheid uit het openbare leven worden geweerd. En dan zijn we nog maar bij artikel 4.
Er zijn er 32, waarin onder andere staat:
‘Zij [de overheid] heeft tot taak de opbouw van de maatschappij te bevorderen met in achtneming van de door God gewilde gezagsverhoudingen;
De man is het hoofd van de vrouw […] Elk emancipatiestreven dat de van God gegeven roeping en plaats van mannen en vrouwen miskent, is revolutionair en moet krachtig worden bestreden;
De overheid regeert bij de gratie Gods. Zij ontleent dus haar gezag niet en kan dat ook nimmer ontlenen aan het volk. Haar ambt oefent de overheid evenwel uit onder medewerking van het volk;
De wetgeving dient te zijn gegrond op de Goddelijke Wet;
De rechtspraak behoort te geschieden naar beginselen, gegrond op het in de Heilige Schrift geopenbaarde recht des Heeren;
Geschonden recht vereist rechtvaardige, maar ook rechtmatige straffen, daartoe behoort de doodstraf;
De overheid heeft de taak om alle wetenschapsbeoefening, technologische ontwikkelingen en hun invloed op mens en maatschappij te toetsen aan Gods Woord en de daarin genoemde cultuuropdracht;
Hoezeer het menselijk leven ook lichamelijk en psychisch is geschonden, het behoort vanaf de conceptie geëerbiedigd en beschermd te worden totdat de dood onmiskenbaar is ingetreden. Het levenseinde mag door medisch handelen niet opzettelijk worden vervroegd;
De overheid kan niet tot vaccinatie verplichten of dwingen;
Lijkverbranding moet worden verboden.
De verhouding van werkgever en werknemer behoort overeenkomstig de regelen van Gods Woord te zijn. Derhalve moeten staking en uitsluiting worden geweerd;
Verplichte verzekeringen en sociale verzekeringswetten met een dwangmatig karakter worden afgewezen;
Er zal geen overdracht van de bij Nederland als zelfstandige natie behorende bevoegdheden aan bovennationale organisaties of gemeenschappen plaats hebben. Derhalve wordt het streven naar Europese éénwording onder een bovennationale regering afgewezen, temeer omdat daardoor de invloed van het rooms-katholicisme en het humanisme sterk wordt bevorderd, het werk van de Reformatie al meer wordt afgebroken en het koningschap dreigt te worden gedegradeerd;
Overeenkomstig de bijbelse eis behoort de overheid allereerst een plaats te bieden aan hen die om hun christelijk geloof vervolgd worden en vanwege lijfsbehoud hun land van herkomst moesten verlaten.’

De verhouding tot Israël krijgt een eigen subartikel, 29a, en is niet van de hand van de oprichter, maar later toegevoegd, als een afterthought: ‘Gods hand leidt het wereldgebeuren, en daarmee ook het ontstaan, voortbestaan en verdwijnen van volken. Israël, als volk van het oude verbond, neemt daarbij een bijzondere plaats in: de Joden zijn de “beminden om der vaderen wil”, die door de HEERE hun land toebedeeld kregen, zoals beschreven is in het Oude Testament. De meest wezenlijke belofte van het genadeverbond is, dat Christus de Enige Naam tot zaligheid is voor Jood en heiden. Daarom is er een diepe verbondenheid met het volk Israël, waaruit de Christus is voortgekomen. Dit alles brengt met zich mee dat de Nederlandse regering streeft naar goede diplomatieke betrekkingen met de staat Israël. Mede met het oog op het welzijn van het Joodse volk en veilige en erkende grenzen voor de staat Israël, zet zij zich in voor vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten.’

Best apart, om in een beginselverklaring van een Nederlandse politieke partij zo duidelijk stelling te nemen over een ander land. Maar dat terzijde. Het gegeven dat een informateur, voortkomend uit een partij die meent dat Gods woord zoals opgeschreven in een Bijbelvertaling uit 1637 leidend moet zijn in de hedendaagse politiek is op zichzelf al interessant genoeg. En dan moet zo’n man ook nog een onderhandelen met twee vrouwen die hun van God gegeven plaats niet kennen. Wat een opdracht!

Een man mag niet huilen

Een man, in dit geval Pieter Omtzigt, mag niet huilen, en al helemaal niet in het openbaar, op de werkvloer, bij collega’s. Want dan is de man een watje.
Een betraande man is geen betrouwbare coalitiepartner. Een jankebroer is een drammer, iemand die geen argumenten heeft maar zijn zin doordrijft met waterlanders. Een huilie, huilie. Dat kunnen we niet hebben, zeker niet in de tweede kamer, waar de trots van de natie zich als vertolker van de volkswil manhaftig moet gedragen. Jongens van stavast!

Wat een man wel mag in het openbaar, op de werkvloer, bij collega’s is, om maar wat te noemen: een tirade afsteken over hyena’s uit zandbaklanden die hier in onze fijne moerasdelta de boel komen verstieren.
Een man mag het met een uitgestreken gezicht hebben over de onvolprezen VOC-mentaliteit van ons volk.
Een man mag feesten met de Dutchbatters die net uit Srebrenica in Zagreb aangekomen zijn, en een biertje drinken met Poetin.
Een man mag een keiharde aanpak willen tegen mensen die protesteren tegen volkerenmoord. Een man mag zeggen dat Israel het netjes doet.
Hij mag best in een appgroepje zitten waar antisemitische memes rondgaan, als hij het maar glashard ontkent.
Hij mag in potsierlijk Latijn of met een survivaljacket aan dwaze nonsens verkopen en hardop zeggen dat we geregeerd worden door reptielen.
Een man mag door een brievenbus pissen. Een vrouw een heks noemen.
Op zijn bruiloft gezellig zijn gasten knuffelen tijdens de coronalockdown en toch aanblijven als minister van Justitie en Veiligheid.
Hij mag aan van alles geen actieve herinnering hebben.
Zijn ideologische veren afschudden.
Verrukt opmerken dat er tribunalen gaan komen.
Een man mag vinden dat de Nashville verklaring helemaal geen anti-homodocument is, en dus met behoud van morele integriteit ondertekend kan worden.
De pooier zijn van zijn vrouw als dat zo uitkomt.
Fotorolletjes en bonnetjes kwijtraken.
Hij mag handen schudden waar het bloed vanaf druipt.
Een man mag eigenlijk alles. Maar huilen?
Nee, dat kan echt niet. Dan ben je niet geschikt voor het landsbestuur.

De eierbal en ander erfgoed

Omdat er zo verdomd weinig aanleiding is dezer dagen om enige mate van trots te voelen over dit land waarin we leven, werd ik in mijn niet aflatende zoektocht naar hoop getriggerd door een bericht over de Groningse eierbal. Die is sinds 2017 onderdeel van ons immateriële erfgoed. Dat is op zich al een feest, maar het wordt nog mooier: de gedeputeerden van Groningen, onder aanvoering van de BBB, hebben besloten om de eierbal een boost te geven, zodat de geliefde na-het-stappen-lekkernij ook buiten de provinciegrenzen bekendheid kan verwerven en snack-of-choice kan worden. Een worstenfabrikant krijgt subsidie voor het ontwikkelen van een eierbalmachine. Dat is geen eenvoudige taak, want een eierbal maken vraagt een grote mate van vakbekwaamheid: het ei moet precies hard genoeg gekookt worden en gepeld zonder dat er stukjes wit aan de schil blijven plakken; de ragout moet smeuïg en toch ook plakkerig genoeg zijn om gelijkmatig om het ei te kunnen worden aangebracht, en dan is er nog het knapperig krokante broodkruimlaagje. Tel daarbij op dat elk ei anders van vorm is, en je snapt de puzzel. 
Het in de markt zetten wordt een uitdaging op zich, want de bal laat zich niet invriezen. Kortom, het is te hopen dat de worstenmaker eruit gaat komen voor de 45.000 euro die is uitgetrokken voor de sponsoring van dit huzarenstukje.

Gegrepen door de belofte van saamhorigheid die alleen al van de naam ‘immaterieel erfgoed’ uitgaat, ging ik op zoek naar meer. Op de site van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland leerde ik dat ‘de traditie bestaat uit het maken en eten van de Groningse eierbal bij diverse gelegenheden, dat de bal uit de hand maar ook als maaltijdcomponent gegeten wordt; en dat iedere familie wel een culinair lid heeft dat zich op hoogtijdagen laat verleiden tot het serveren van zijn of haar eierballen in huiselijke kring’.
Nog wat verder zoekend vond ik de Twentse Krentenwegge – dat is een oversized krentenbrood dat wat rusttijd betreft afhankelijk is van het weer en met hulpgrondstoffen wordt verstevigd. Je kunt een Wegge meenemen naar je tante, maar meestal wordt het bij een speciale gelegenheid zoals een geboorte, een sterfgeval of een hoogmis besteld.
Ook het mooie snertkoken ontbreekt niet in de lange lijst van typisch vaderlandse verworvenheden. Snert, erwtensoep die een nacht lang gestaan heeft, is van oudsher een eenvoudige doch voedzame brei van in water gekookte varkenspoot met erwten en restjes van het land, maar de variatiemogelijkheden zijn niet te onderschatten. Tijdens het wereldkampioenschap snertkoken wordt de jury dan ook ‘uitgedaagd om over de basis en de dynamiek van de traditie na te denken’.

Tussen het Melkbusschieten, de Kinderpostzegelactie, het Fruitcorso, de Goededoelenloterij, Vendelzwaaien, Papierscheppen, Strontweek, de Schutterij, het Handschrift, Carnaval, Fanfare, 4 en 5 mei en nog een baaierd aan volkscultuurpareltjes, tref ik ook Het slurpen van de Papeda, Angisa binden en Koto maken en Pencak Silat en Silat uit onze voormalige overzeese gebiedsdelen. Want die horen er vanzelfsprekend ook bij.
En godlof, als hekkensluiter: het Brabantse worstenbroodje. Een rolletje vlees in een wit broodje, waarbij ‘onderdeel van de traditie ook de manier is waarop het worstenbroodje wordt gegeten: het gezellige samenzijn met vrienden of familie’, zo meldt het kenniscentrum. En: ‘De gemeenschap van het Brabantse worstenbroodje wordt gevormd door de producenten, dus de (varkens)boeren, slachters, slagers en (thuis)bakkers. Erg belangrijk zijn natuurlijk de consumenten.’
Ik ben weer helemaal thuis!

Een tempel voor Baby Ram

Het wordt steeds voller in het clubhuis van enge leiders. Neem bijvoorbeeld Narendra Modi, ooit gouverneur van de noordelijke Indiase deelstaat Gujarat, waar hij alom geprezen werd voor het Wirtschaftswunder dat hij daar verrichtte. Onder zijn bezielende leiding voerden zijn volgelingen tussendoor een grote pogrom tegen de moslimbewoners van de deelstaat uit. Dat verhinderde niet dat hij namens zijn partij, de BJP (Bharatiya Janata Patry – Indiase Volkspartij), de leider van ‘de grootste democratie ter wereld’ werd.

Dit voorjaar zijn er weer verkiezingen in India. De BJP promoot Hindutva, een hindoe-nationalistische, identitaire, fascistoïde ideologie die vindt dat India exclusief van de hindoes is, en dat alles wat afwijkt zich moet onderwerpen aan de hindoe-hegemonie. Moslims zijn uiteraard het eerste slachtoffer van dit superioriteitsdenken van de hindoe meerderheid, maar ook christenen en alle anderen moeten eraan geloven als ze in de weg zitten.
Hindutva is populair, maar het kan altijd beter. En nu het campagnetijd is, kan het geen kwaad om het vuur nog wat op te poken. En daarvoor biedt de Ram Lalla (Baby Ram) tempel het perfecte decor.

Waar gaat het eigenlijk over? Een beetje achtergrond bij de feestelijkheden.
In de zestiende eeuw heeft Babur de Veroveraar in Ayodhya de Babri moskee laten optrekken. En wel precies op de plek waar volgens de overlevering de hindoe god Ram¹ is geboren. Ram bezet, als avatar van Vishnu, een belangrijke positie in het hindoe pantheon. Die moskee was dan ook een doorn in het hindoe-nationalistische oog; aan dit historische onrecht moest een eind komen. De BJP nam het voortouw en voerde agressief campagne tegen de moskee, waarbij de toenmalige partijleider L.K. Advani in een strijdwagen door het land trok om kond te doen van de verderfelijkheid van de moskee, en in het verlengde daarvan de moslims.
Dat was een doorslaand succes: in december 1992 bestormde een vakkundig opgehitste meute de moskee en brak die tot de grond toe af – letterlijk. Door heel India vielen doden bij de op de vernieling volgende rellen. Op de plek waar de moskee stond bouwde men een noodtempel. Om een glimp te mogen opvangen van het beeldje van Baby Ram in zijn schrijn van canvas, werd je eerst uitgebreid gefouilleerd om daarna door een langgerekte kooi omringd door soldaten langs de beeltenis van Ram als kindeke geloodst te worden. Een memorabele gebeurtenis, maar geen uitnodigende omgeving voor contact met het hogere.

Het herbouwen van de Ram tempel werd een fenomeen. Uit Europa en Amerika stroomde het geld binnen voor de tempel. Van overal kwamen gelovige hindoes naar Ayodhya om stenen te doneren. Soms kwamen ze met de trein.
En toen gebeurde dit: in februari 2002 vloog een treinstel met Ayodhya pelgrims in brand bij Godhra, in Gujarat. 58 mensen kwamen om. Moslims kregen de schuld van de brand. Een goed voorbereidde en georganiseerde pogrom kostte zeker 2000 moslims het leven; tienduizenden werden verdreven. Militante hindoes wapenden zich met drietanden, messen en ijzeren staven. Ze beschikten over geprinte lijsten met adressen van huizen, winkels en bedrijven van moslims. Er stonden gasflessen klaar om bij de aanvallen te worden gebruikt. Vrouwen waren het doelwit van seksueel geweld. Het teken ‘OM’ werd in lichamen van slachtoffers gekerfd. Als ze niet direct betrokken waren, hielden politie en politici zich afzijdig.²
Het is nooit bewezen dat het treinstel van buitenaf is aangestoken, de brand zou ook van binnenuit ontstaan kunnen zijn door een omgevallen kooktoestel.
De toenmalige premier van India, van dezelfde partij als Modi (toen gouverneur van Gujarat), vond het niet meer dan normaal dat woedende hindoes wraak namen voor het ‘terrorisme’ van de moslims op vredelievende pelgrims. Modi noemde de treurige vluchtelingenkampen waar de verdreven moslims ondergebracht werden, babyfabrieken in zijn eigen variant van de omvolkingstheorie. Haat en verdachtmaking levert stemmen op, ook in India. Hindutva bloeit.

De apocalyptische moordpartij heeft de carrière van Modi alleen maar goed gedaan. Hij is vanaf 2014 premier van India. En hij wil dat blijven. Vandaar dat opnieuw de tempel voor baby Ram in de spotlights wordt gezet. De bouw is nog niet voltooid, maar 22 januari 2024 was bepaald als het meest gunstige tijdstip voor inhuldiging. Dat Modi bij die feestelijke gebeurtenis een hoofdrol vervult, komt mooi uit in campagnetijd. Modi presenteert zichzelf ondertussen als uitverkoren leider, als hoeder van het hindoeïsme, die van het mulitculturele India graag zo snel mogelijk een Hindoe Rashtra (staat) wil maken. De in de Indiase grondwet vastgelegde seculariteit van de Indiase staat, en de gelijkheid van religie worden daarbij naar de achtergrond gedrongen.

 

¹ Ram is de held uit de Ramayana, het epos over zijn levensreis, ontstaan tussen de vierde en tweede eeuw voor het begin van onze jaartelling. Op de plek van de tempel in Ayodhya, zou Ram ongeveer een miljoen jaar geleden geboren zijn. Precies op die plek dus.
² Zie bijvoorbeeld: Arundhati Roy, Listening to grasshoppers – Fieldnotes on democracy 2009, en Human Rights Watch, ‘We have no orders to save you’ – state participation and complicity in communal violence in Gujarat, april 2002.

De ambtenaar en het banale kwaad

Toen de filosoof Hans Achterhuis begin 2021 werd gevraagd of hij een actueel voorbeeld kon noemen ter illustratie van wat Hannah Arendt ‘de banaliteit van het kwaad’ noemde, zei de eerste Denker des Vaderlands zonder aarzelen: De toeslagenaffaire. ‘De belastingdienst vorderde agressief soms duizenden euro’s terug, wat vele levens heeft verwoest. Het gaat nu voortdurend over de politieke verantwoordelijkheid, maar we mogen niet vergeten dat hieraan enorm veel ambtenaren hebben meegewerkt. Die hebben braafjes uitgevoerd wat hun werd opgedragen, terwijl zij, veel beter dan de politici, toch zagen wat ze aan het aanrichten waren? Een perfect voorbeeld van de banaliteit van het kwaad.’ En Mark Rutte, zegt hij, belichaamt die banaliteit van het kwaad.1
Dat was een pittige opmerking van Achterhuis, want Arendt had die uitspraak gemunt met betrekking tot Adolf Eichmann, de belangrijkste uitvoerder van de Holocaust. Ze was als verslaggever aanwezig bij het proces tegen Eichmann in 1961 in Jerusalem, en had het mannetje in zijn glazen kooi geobserveerd en naar hem geluisterd. Ze verweet hem dat hij nooit had nagedacht over wat hij eigenlijk aan het doen was, en gehoorzaam uitvoerde wat hem werd opgedragen. Dat maakte het kwaad dat Eichmann belichaamde banaal, dat niet-nadenken over, dat gedachteloze uitvoeren van zijn opdracht. Zonder acht te slaan op wat hij teweegbracht; ongeacht de gevolgen voor echte mensen.

Dat er met, wat eufemistisch ‘het toeslagenschandaal’ is gaan heten, een grens overschreden was, bleef ook op het ministerie van Binnenlandse Zaken niet onopgemerkt. Het programma ‘Dialoog en ethiek’ werd in het leven geroepen. Een programma dat ambtelijke tegenspraak nieuw leven moest inblazen, zodat ‘speaking truth to power’ weer een onderdeel zou worden van de ambtelijke professionaliteit. En ambtenaren dus niet meer als radertjes in het systeem de hun opgedragen taken gedachteloos uitvoerden. Dat ze op een moreel kompas mochten varen, zich een oordeel vormen en dat langs door gekozen volksvertegenwoordigers gemaakt beleid mogen leggen. Dat ze niet vergeten dat wat ze doen of laten effect heeft op levens van echte mensen, en dat daarover nagedacht moet worden. Zonder persoonlijke mening of voorkeur te verwarren met de objectieve ambtelijke taakopvatting, en zonder politiek te bedrijven.

En dat lijkt me dus precies wat de ambtenaren die zich openlijk uitspreken tegen de onvoorwaardelijke steun van het kabinet – of wat daar nog van over is – onder leiding van Mark Rutte, aan het doen zijn. Beredeneerd aangeven dat ze geen verantwoording kunnen of willen nemen voor de uitvoering van beleid dat indruist tegen internationale verdragen en mensenrechten. Dat de onvoorwaardelijke steun van Nederland aan Israël met een beroep op Israëls recht op zelfverdediging voorbijgaat aan de disproportionaliteit van de bommenregens op Gaza. Door erop te wijzen dat er geen onderdelen van wapens mogen worden uitgevoerd als er een gerede mogelijkheid is dat die wapens worden gebruikt voor het schenden van oorlogsrecht of mensenrechten. Dat het bewust verdorsten en uithongeren van een burgerbevolking een erkende oorlogsmisdaad is. Dat het platgooien van scholen en ziekenhuizen, ook als het oorlog is, niet mag.
We mogen blij zijn met ambtenaren die zich wat aantrekken van de lessen die geleerd zijn van het toeslagenschandaal. Die niet bereid zijn om als radertjes in een systeem doof, stom en blind uit te voeren wat hen wordt opgedragen. Die niet medeplichtig willen zijn aan ongekend onrecht, ook niet als het aan de andere kant van de wereld levens verwoest en bedreigt. En die hun democratisch gekozen leiders bij de les houden als het gaat om internationaal recht, door Nederland ondertekende verdragen, en om, laten we het gewoon benoemen, medemenselijkheid. Dat is hun taak. Al wordt er nog zo hard vanuit allerhande hoeken geroepen dat ambtenaren hun kop moeten houden en gewoon moeten doen wat ze wordt opgedragen. Het kwaad is nog altijd banaal. En Rutte is nog altijd, zij het demissionair, premier.

PS. En dit geldt ook voor de ‘klimaatrebelse’ ambtenaren, die hun leiders eraan herinneren dat er wel wat vaart gezet kan worden achter de uitvoering van het beleid dat ze zelf hebben gemaakt.

1 Uit: Knack, 27 januari 2021) Hans Achterhuis, eerste Denker des Vaderlands: ‘Mark Rutte belichaamt de banaliteit van het kwaad’, Knack, 27 januari 2021, Simon Demeulemeester en Jeroen Zuallaert

Vogelsang, Forumland

Midden in Naturpark Eifel stuiten we op een poortgebouw. Zuilen markeren de ronde doorgang, op een van de flankerende vleugels prijkt een te groot ruiterrelief. We rijden onder de poort door. Grauwe, strakke, strenge gebouwen rijzen op uit de mist. Lijkt verdomd veel op nazibouw. En dat is het ook: zonder voorbedachte rade zijn we op het terrein van de Ordensburg Vogelsang beland. De nationaalsocialisten stichtten hier een eliteschool en trainingscentrum voor hun partijkader. De bouw begon in 1934; de megalomane plannen zijn nooit helemaal verwezenlijkt. Wat wel gerealiseerd is, maakt dat je geen heimwee hebt naar de rest. Grote kazernes opgetrokken uit beton waar brokken natuursteen op zijn bevestigd, voor een stoere Heimat-look; een hoge vierkante toren met een Ehrenhalle eraan vast waar de doden van de Hitlerputsch uit 1923 worden herdacht; een Adlerhof, waar ooit een reusachtige adelaar stond; een atletiekbaan, zwembad, sporthal en restanten van meer dan manshoge nazibeeldhouwwerken die het Arische mannenlichaam in volle glorie den volke tonen, billen, ballen en al het andere. Boven de beeldengroepen is de swastika uit zijn lauwerenkrans gebeiteld, de poten van de adelaar omklemmen lege kransen, resten vleugels, de grootbesnavelde koppen gesneuveld. In de nadagen van de oorlog is het complex deels verwoest. De bezettende Britten gebruikte het als kazerne. De nazi-symboliek is bedekt bewaard, zodat er lessen geleerd worden zonder dat er aanstoot genomen wordt.

Binnen in een van de kazernes is een tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van het complex: Herrenmensch. Nazi-Ordensburgen tussen fascinatie en misdaad. Er wordt een verhaal geschetst over grootheidswaan en mislukking. De eliteopleiding die de jonge fakkeldragers van de nieuwe orde zou opleiden tot kleine Führers onder die ene, kwam niet echt uit de verf. Goede leraren waren schaars, de crisis zorgde ervoor dat je aanmelden bij Vogelsang een uitweg bood uit armoe en ellende, toelatingsselectie werd omgebogen ten gunste van veteranen uit de eerste wereldoorlog, sommige rekruten al eind twintig bij aanvang van de training. Toch doolden jarenlang honderden jonge en minder jonge mannen rond op Vogelsang. Veel aandacht was er voor sport en lichamelijke ontwikkeling, academisch lag het accent op rassenleer en nazi-ideologie. Adolf Hitlerscholen vonden na 1942 een onderkomen op het terrein. Op foto’s zie je jongens in HJ-uniform, geflankeerd door mannen met petten en lange leren jassen. Het hoge SS kader kwam graag op bezoek. Hitler zelf kwam langs. Hier werd de nieuwe mens gevormd!
Maar toen begon de oorlog. De Vogelsang mannen werden ingelijfd bij de Wehrmacht. Ze droegen onder andere hun steentje bij in de Einsatzgroepen die in Polen achter de troepen aantrokken om het beulswerk van de beginnende Jodenvervolging op te knappen, en af te rekenen met Poolse krijgsgevangenen.

We lopen het terrein over, het is steil, sleetse trappen, alles oversized, de grijze lucht hangt laag. Ik moet denken aan Iem Al Biyati, die Freek Jansen opgevolgd is als leider van de jongerenbeweging van Forum voor Democratie. Ze geldt in die kringen als veelbelovend. Gezellig samen met Freek c.s. zat ze in de jong-FVD app waar die geinige nazi-memes onder applaus rondgingen. Ironie, joh! Tuurlijk.
Ik zag haar in de serie ‘Eigen volk eerst’, gemaakt door Sahar Meradji en uitgezonden door Powned. Rare serie, overigens. Vast niet kwaad bedoeld, maar de uitwerking laat nogal te wensen over: commentaarloos bedenkelijke tirades uitzenden is nou niet bepaald wat je noemt kritische tv maken…
In de serie zien we Iem in legerbroek en T-shirt ergens in Tsjechië een groep JFVD’ers drillen, die ze later voorhoudt dat ze ‘uitverkoren’ zijn. Voor wat laat zich raden.
Ze kiest haar woorden met zorg, goed media-getraind, precies tot het randje. Het gaat om het ontwikkelen van het zelf, van een goed werkende geest in een afgetraind lichaam. Om het redden van de beschaving. Saamhorigheid. Even niet meer de enige zijn die niet gediend is van de linkse praatjes van klasgenoten en docenten. Geen genderwaanzin. Liefde voor onze prachtige geschiedenis. Even niet de enige zijn die normaal is. Horen bij de generatie die het partijkartel omver gaat werpen. En ook filosofisch de diepte in duiken. Jonge, rechtse, nationalistische jongeren die hun ideeën omzetten in actie.[1]
Iem Al Biyati is een verschijnsel waar je je hoofd over breekt, een jonge vrouw, kind van migrantenouders, zo zelfverzekerd dat het voor de haar omringende Forum-jongemannen ‘een dingetje’ moet zijn. Niet het prototype van de haar man dienende deerne. Als Iem ‘nee’ zegt, dan kijk je wel uit om dat te negeren! Slimme zet om haar voorzitter van de jongerenclub te maken: zie je wel dat de soep niet zo heet gegeten enz…

Om het JFVD trainingskamp hangt een sfeer die je hier in Vogelsang moeiteloos terugziet: fakkeldragers van de nieuwe orde. Toen. En nu dus weer. Het zijn geen uit de kluiten gewassen kinderen die lekker samen aan het sporten en dollen zijn, borrelpraat verkopen en zich uitleven met tienerhumor. Daarvoor galmt het gestamp van de laarzen nog teveel na, en kun je, als je je inspant, het angstzweet van de verdrevenen nog ruiken.

[1] Fragmenten uit speech JFVD voorzitter Iem Al Biyati op partijcongres FvD, 4 december 2022