Interview met een minister (fragment)

Er is nogal wat te doen over het gebruik van de term omvolking…
Ach wat, dan gebruik ik die term toch niet. Nazistisch? Wist ik niet. Anders had ik het woord natuurlijk nooit in de mond genomen. Uiteraard heb ik het nooit nazistisch bedoeld. Kom zeg, ik werp nazisme verre van mij, nazisme is een walgelijke ideologie. Van antisemitisme moet ik ook niets hebben, noch van complotten van elites of reptielen of zo. Wat een valse aantijgingen. In mijn partij zitten de beste vrienden van Israël. Wij staan pal voor de joods-christelijke waarden. Wij zijn fier op onze kruisridders die het heilige land bevrijd hebben van de Moren. Elke jaarwisseling zeggen we tegen elkaar: volgend jaar in Jerusalem. En dan bedoelen we niet alleen onze ambassade.
Natuurlijk ben ik geen racist. Ik heb onder mijn vrienden iemand die in een woonwagen woont. En ik doe ook normaal tegen homo’s. Maar ik kom ze niet vaak tegen want je kunt het aan de buitenkant niet goed zien. Laatst heb ik gewoon rustig in de rij staan wachten achter iemand met een donkere huidskleur. En ik ben ook een keer in de tram opgestaan voor een oude Surinamer. Of was het een Antilliaan? Nou, daar wil ik af zijn.
Tegen hoofddoekjes heb ik ook niks, mijn eigen moeder had altijd een sjaaltje om haar hoofd als ze de ramen lapte of de stoep boende, en mijn liefste tante was een non. Ik wil gewoon dat alle vrouwen vrij zijn, en dat is bij de islam onmogelijk. Die kwaadaardige religie onderdrukt vrouwen. En daar moet ik niks van hebben, van onderdrukking.
Beste mevrouw de minister, even terug naar de basis. U gaat de term omvolking niet meer gebruiken, maar u maakt zich wel ernstige zorgen over de demografische ontwikkelingen in Nederland. Kunt u me uitleggen waarom die demografische ontwikkelingen u zoveel zorgen baren?
Jij hoort zeker bij de mainstreammedia? Zo zie je er ook wel uit, als zo’n linkse activist, als iemand die nooit verder nadenkt dan z’n woke neus lang is. Anders zou je me zo’n halfzachte vraag niet stellen. Maar goed, ik heb nu een verantwoordelijke functie, dus ik zal je een antwoord geven. De demografische ontwikkeling in Nederland laat zien dat de echte Nederlander met gezwinde spoed wordt vervangen door immigranten en hun nazaten. Kijk maar naar de grote steden, je kunt het daar gewoon op straat zien! En die zogenaamde Medelanders zijn niet blank he, die zijn gekleurd en hebben andere waarden en normen dan die van onze mooie joods-christelijke traditie, waar ik met hart en ziel van hou. Die zijn niet geworteld in onze VOC-mentaliteit, die weten niet hoe het is om een plantage te runnen, een kolonie te bestieren, dijken op te werpen tegen het wassende water, of boterhammen met kaas of pindakaas te eten.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niks tegen mensen met een andere kleur, met een andere religie of met eigen culturele dingetjes. Maar ik vind het dus wel een probleem dat bij die mensen vijf, zes, zeven kinderen per vrouw geboren worden terwijl onze blanke vrouwen met een beetje geluk gemiddeld anderhalf kind baren. En dan loopt het qua bevolkingssamenstelling snel uit de hand en worden we een minderheid in eigen land. Daarom ben ik ook zo voor regelingen die onze eigen vrouwen stimuleren om meer kinderen te krijgen.
Is Lebensborn daarbij voor u een inspiratiebron?
Geen idee wat dat is, maar als het weer iets met nazi’s te maken heeft werp ik het verre van mij. Ik vind het gewoon belangrijk dat er meer echte Nederlandse kinderen worden geboren. Ook door abortus bijvoorbeeld weer strafbaar te maken. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we het zedenverval maar ongelimiteerd laten doorgaan. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En daar zal ik me ook in mijn nieuwe functie door laten leiden. Mouwen opstropen, poten in de klei, en aan het werk. Dat is mijn devies.
En de andere coalitiepartijen, gaat u die voor uw plannen meekrijgen?
Ha! Reken maar dat ik die slappe hap van een Schoof meekrijg, dat is er zo eentje die springt als met stemverheffing ‘spring!’ wordt geroepen. Die twijfelaars van Pieter doen over alles zo lang dat de beslissing al genomen is voor ze hun stukken hebben geordend. En de club van Dilan? Niet bang voor, die zijn opportunistisch genoeg om mee te bewegen met alle winden. En mocht er tegenstand komen, intimideer ik ze, met hulp van Geert en mijn partijcollega’s zover het PVV-kamp in dat ze de weg terug niet meer kunnen vinden. In de veekraal bij de BBB. Het land heeft grote problemen, en die gaan we oplossen. Met harde hand. Let maar op.
Dank u voor dit verhelderende interview.
Hmmm, dat zal wel, slijmerd.

[illustratie: B.K.]

De biecht van Pieter O.

‘Vader, ik ben in verwarring’. Pieter legt zijn moede hoofd tegen het houten latwerk van de biechtstoel. Hij herinnert zich het biechten uit zijn jeugd, de uit de koektrommel genomen lange vingers, de incidentele onkuise gedachte en de schaarse ongehoorzaamheden. Een hevig verlangen naar die onbezorgde tijden van weleer overvalt hem: hoe moeder altijd stipt zes uur het eten op tafel had; hoe vader hem na de mis op zondag overhoorde over de preek voor hij zijn zakgeld kreeg; hoe hij als student in Rome de geur van eeuwen kerkelijke geschiedenis opsnoof. Die tijd dat hij zich nog plooide zonder daarbij zichzelf uit te wissen.
‘Belijdt uw zonden, open en oprecht, en u zal vergeven worden.’ klinkt de priester aan de andere kant van het latwerk.
Pieter huivert even, herpakt zich, en begint in het beschermde duister van de biechtstoel zijn hart te luchten.
’Vader, ik ben erin gestonken. Ik had het nooit moeten doen en nu kan ik niet meer terug. Want ga ik terug word ik vermorzeld en niemand regisseert vrijwillig zijn eigen teloorgang.
Ik dacht dat ik ertoe zou doen, Vader, maar elke keer als ik nog niet eens halverwege mijn eerste zin ben, snatert Dilan al door me heen met een kattige opmerking. Met die half meewarige half arrogante blik van haar en die in een quasi-glimlach vertrokken mond. Caroline en Geert luisteren al helemaal niet meer als ik iets zeg, die zitten liever samen te geinen en te bedenken hoe ze de grachtengordel en de Hilversumse elite te grazen kunnen nemen. Van Geert verwacht je dat, maar Caroline? Ik voel me verraden, eerst was het Pieter voor en Pieter na, en nu laat ze me glashard vallen. Ik weet heus wel wie daarachter zit: Mona. De pink lady, in dat zuurstokroze dat pijn doet aan je ogen; die palingventster heeft het nooit kunnen verkroppen dat ze toen geen lijsttrekker is geworden en dat ik populairder ben dan zij. Dick probeert het af en toe nog wel voor me op te nemen, maar die slaat geen deuk in een pakje boter met zijn ambtenarenattitude tegenover de gewiekste spelletjes en het keiharde sarcasme van Dilan en Geert. En Caroline? Zelfs Dick neemt haar al niet meer serieus.
Dat verdraag ik allemaal, Vader, dag in dag uit. Omdat ik verschil wil maken. Omdat ik dat Constitutionele Hof wil, en dat heb ik er, godlof, uit weten te slepen. Ik hou de hele tijd zo goed als al mijn bedenkingen voor me, schiet niet te vaak emotioneel uit mijn slof, en als een trouwe hond heb ik dat hoofdlijnenakkoord staan verdedigen in de Tweede Kamer.
En dan nu dit. Ik bedoel: Vader, hoeveel moet ik nog slikken? Moet de hele gifbeker leeg? Hoeveel onbenul kan een kabinet aan? Een gewezen militair die nauwelijks uit zijn woorden kan komen op defensie. Als het klopt dat je denken zich reflecteert in je schrijven dan is Gijs een gedecoreerd warhoofd eerste klas. Waaruit maar weer blijkt dat betoonde moed op het slagveld niks zegt over denkkracht. Hopelijk houdt die gladde Ruben hem in toom.
Laatst zag ik twee schoenen door de gangen van het parlement lopen. Met Mona ernaast. Die is nu ze eindelijk minister wordt helemaal niet meer te harden. Zal aan Geert vragen of hij die bezem die voor Sigrid was nog heeft bewaard, kan Moontje hem gebruiken voor haar retourtjes Den Haag-Volendam. Hoewel, misschien Geert toch maar rechts laten liggen, nu hij zijn paradepaardjes naar voren heeft geschoven. Die Faber, zoals die rondstapt door de gangen, dat is toch net een kampbewaakster.’
‘Mijn zoon, u vergeet uzelf, u bent aan het biechten!
‘Zeker, Vader, maar het zijn juist dit soort gedachten die zo zwaar drukken op mijn zondig gemoed. Daarom moet ik ze uitspreken om vergiffenis te kunnen vragen. Ik kan er niks aan doen, kijkt u zelf eens naar Marjolein. Het enige wat ontbreekt zijn een paar laarzen en een zweepje. Ik ben een voorstander van beperken van immigratie, zeker uit moslimlanden, maar deze vrouw als opzichter daarvan gaat wel echt ver. Ik kan het niet helpen, de gedachten komen opzetten en willen niet meer weg. Het hele gedoe is vanaf 22 november een totaal echec en dat kleeft ook mij aan. Ik verdraag het, want het land moet bestuurd worden, maar geloof me, Vader, het is loodzwaar.’
Vanachter het latwerk klinkt een bemoedigend gemompel.
‘Ik begrijp dat in de brakke poel die doorgaat voor PVV-kweekvijver weinig vissen van formaat spartelen, maar Reinette? Ik zeg het niet met plezier, maar door dit soort vrouwen verlang ik nóg meer terug naar de tijden waarop de Kamer overzichtelijk verzuild gevuld was met witte mannen. Reinette zou ik nog niet mijn schoenveters laten strikken. En die gaat buitenlandse handel bestieren. En ontwikkelingshulp. Dan houd je het toch niet droog, Vader. Of dat influencerachtige meisje van Boer zoekt vrouw – drie kinderen in drie jaar met haar boer-van-de-tv en dan weer scheiden want toch geen goede match. Die zet de BBB op landbouw, als een mascotte van de agrarische lobby. Moet ik allemaal slikken.
Maar dat ik niet met Caroline in zee ben gegaan, dát had ik dan tenminste wel goed ingeschat. Ja, ik heb er serieus over nagedacht, minder gedoe dan een eigen partij en Caroline gold toen nog als verfrissend bij veel kiezers. Voor die blunder ben ik in ieder geval behoed.
Vader, vergeef mij mijn zondige gedachten, vergeef mij de zonde van de hoogmoed, dat ik dacht dat ik dingen kon veranderen, vergeef mij mijn slappe knieën, vergeef me dat ik niet de kracht noch de moed heb om mijn lieve land te beschermen tegen dit extreem rechts. Vader, vergeef mij, want ik zondig.’
Met een penitentie van zes Onze Vaders en vijftien Weesgegroetjes geeft de priester de zondaar de absolutie. Pieter verlaat met verlichte tred de kerk, om het landsbelang gesterkt verder te gaan dienen.

Liedje voor een nieuwe tijd 2

Achter de oogballen: striemen
naast de aderen: verstoten botten
onthechte spieren, gedachten
opgerold en aangesnoerd
tot een zeker weten: het komt

opspringend vanachter coulissen
op een verdonkeremaand toneel
hijgend als een hond
aan de rand van ons bed.

Theaterlampen flitsen aan
de hond lost op in licht
je stamelt vrede, godverdomme, vrede
maar toch: het smetten blijft.

Je legt je huid af in de hondenmand
haar op het verkreukeld bed
opgerold en aangesnoerd wacht je
tot het komt. Het komt.

Liedje voor een nieuwe tijd

Schud aan de wingerd
tot de druiven uiteenspatten

druip over de rand als een schuimkraag
om de mond trekken stroperig van most

om voorbij die ogen te komen moet je
waden door een stroom obsceniteiten.

Laat knallen maar, die zwepen,
op de maat van marsmuziek

in dit circus geen paraderende paarden,
geen dwergen met een rode neus,

in dit circus alleen kapotgetemde dieren,
clowns die grijnzen met een tandeloze mond

in dit circus dansen de vazallen
van voor naar achter van links naar rechts

zwelgend en zwalkend en zelden alleen
tot het doek valt. Het valt.

Gezocht: een marionet

Geert ligt te woelen in zijn bed. Het is warm, te warm, maar een raam openzetten in een safehouse, dat mag dan weer niet. Zelfs Pluisje en Noortje kunnen hem niet bekoren, dat zeikerige gespin en gesnor en die harige hete lijfjes. Hij geeft de een lel en de ander een loeier. Wegwezen, rotbeesten. Zijn vrouw ontziet hij, zodat zij ook hem ontziet.
Geert heeft het zwaar. Zwaarder dan al die tijd dat hij over dat ‘hoofdlijnenakkoord voor een programkabinet’ moest onderhandelen. Al die tijd had hij geweten dat die andere drie partijen never nooit nieuwe verkiezingen zouden aandurven, want ze stonden op vet verlies in de peilingen, en dat verlies werd steeds vetter. Zijn tijd was gekomen en ook zijn kabinetje kwam er, daar twijfelde hij niet aan. De kiezer had immers gesproken, en de kiezer heeft het echt hé-le-maal gehad met al die extreemlinkse gekkigheid. Ja, het was lastig, dat eindeloze geouwehoer onder leiding van Jut en Jul, irritant zelfs, die Roomse gluiperd met z’n gezever over de rechtsstaat, Dilancyaankali, die nepperd, met haar kijk-mij-es-fijn-gaan en dat wij-nemen-onze-verantwoordelijkheid. En dan die uit de klei getrokken groupie, die volkse moeke die maar napapegaait alsof het een levensvervulling is. Ach, hij zou die brulkikker wel op sleeptouw nemen, je kan lol met d’r hebben en ze zal zich gewillig laten gebruiken voor ‘de goede zaak’.

Maar nu zijn de touwtjes van zijn gedroomde trekpop, de ‘volledig integere’ Plasterk, in de war geraakt, en zit Geert met de brokken. Want waar haalt hij zo snel een nieuwe marionet vandaan? Met genoeg aanzien, een beetje statuur en die hij toch met gemak naar zijn pijpen kan laten dansen.
Hij draait zich bruusk om, duwt zijn dekbed weg. Het is warm, te warm. Hij staat op en loopt zachtjes naar de keuken om de op de sofa in slaap gevallen beveiliger niet wakker te maken. In de keuken warmt hij melk op voor een beker saliemelk, die kreeg hij vroeger altijd van zijn moeder als hij niet kon slapen.
Zuchtend zet hij zich aan de keukentafel om een lijstje te maken. Martin, schrijft hij op. Streept het gelijk weer door. Ik ben niet van lotje getikt, zeg! Martin? Die is niet in de klauwen te houwen als die eenmaal het baasje is. Laat die maar lekker kamervoorzitter spelen, met z’n gedichtjes, en voor de juiste ordnung zorgen, zodat dat linkse tuig en die andere mafklappers eindelijk eens hun waffel houden omdat hij ze gewoon de mond snoert. Fleur dan? Nee, Fleurtje is een kanjer, die gaat zeker vlammen, maar de leider? Nee, die krijgt Volksgezondheid, past ook beter bij een vrouw.
Een VVD’er moet hij ook niet hebben: met Dilan-de-Verschrikkelijke op de achtergrond, altijd op de loer naar meer macht, heeft hij dan een adder aan zijn borst.
In de partij van Pietertje springt er ook niemand uit, politieke beginnelingen op zoek naar de klok en de klepel die de regels van het politieke spel nog niet kennen.
En dan die Mona, niet echt wat je zegt een toetje. Geert barst in lachen uit. Het is gewoon humor om die Volendamse Gezina als beoogde baas naar voren te schuiven. Alsof hij zijn kabinet zou toevertrouwen aan een geblondeerde mannin! Ze mag er zijn hoor, Mona, net als Caroline is zij zo lekker gewoon. Volks. Koopt haar ondergoed bij de Hema en vindt de kermis het hoogtepunt van het jaar. Maar baas van mijn land, mijn volk, mijn kabinet? Van mij? No way.
Hij neemt een slok van zijn inmiddels lauw geworden saliemelk, spuugt het weer terug in het glas. Gadverdamme, wat is dat goor…
Geert geeft het op, schuift het papier terzijde en gaat terug naar bed. Pluisje en Noortje hebben zich op zijn kussen ineengestrengeld en kijken hem met half toegeknepen ogen aan. Zuchtend legt hij zijn hoofd naast zijn kussen. Hij kan die beesten moeilijk weer een optater geven.
Joost? Nee. Ahmed? Ha, dat zou een goeie bak zijn, maar nee. Johan? Die wil niet. Wie dan? Geert valt in een onrustige slaap en droomt van wajangpoppen.

Het boek Ester, Bijbelexegese met Mirjam Bikker

Mirjam Bikker stapt naar het spreekgestoelte van de Tweede kamer zoals een dominee naar de kansel. Ik heb bij haar überhaupt het gevoel dat ze beter op haar plaats zou zijn als predikant dan als politica, omdat ze zo graag de morele wet voorschrijft, hoe we met elkaar moeten omgaan, en hoe we moeten herdenken. ‘Wij zijn op 4 mei twee minuten stil’. Alsof het twee minuten stil zijn de bokken van de schapen scheidt, de kwaden van de goeden, en in het huidige tijdsgewricht: de antisemieten van de filosemieten.

Haar bijdrage aan het debat over antisemitisme dat op 25 april werd gehouden in de Tweede Kamer begint Bikker met een verwijzing naar de Bijbelse Ester, vanwege Poerim, of het Lotenfeest, dat de joodse gemeenschap op 22 en 23 april vierde. Ester voert ze op als sterke vrouw die met gevaar voor eigen leven de eerste pogrom tegen de joden wist te voorkomen.
Daar wilde ik meer van weten. Ik las het boek Ester in de Statenvertaling met de EO-vertaling ernaast. Dat was verhelderend.
Hier volgt een samenvatting, een beetje lang wellicht, maar de moeite waard.

Het gebeurde in die dagen [in de vijfde eeuw voor Christus] dat koning Ahasveros van Perzië een groots feest gaf in Susa, zijn vesting. Na zeven dagen feesten ontbiedt hij zijn vrouw Vasti, omdat hij haar schoonheid aan zijn gasten wil tonen. Vasti weigert te verschijnen. Dat zint de vorst niet en op advies van zijn raadsheren verstoot hij haar. Want als de ongehoorzaamheid van de koningin ongestraft zou blijven, zouden vrouwen geen achting meer hebben voor hun mannen.

Na enige tijd gaat de koning zijn vrouw missen. Om dat te verhelpen stellen zijn adviseurs voor om de mooiste maagden uit zijn koninkrijk voor hem te verzamelen, zodat hij een nieuwe vrouw kan kiezen. Ester, een weesmeisje dat onder bescherming staat van haar neef Mordechai, een jood in ballingschap die in het paleis werkt, wordt de uitverkorene. Wanneer zij na een uitgebreide schoonheidsbehandeling voor de nacht naar de koning wordt gebracht, raakt hij onder haar bekoring en kiest haar als zijn koningin. Ze gaat wonen in de harem en verzwijgt, op advies van Mordechai, dat ze joods is.

Mordechai hoort op een zekere dag twee mannen een plan beramen om de koning te vermoorden. Hij vertelt dit aan Ester, die de koning van dit snode plan op de hoogte brengt. De verdenking blijkt gegrond, de twee mannen worden opgepakt en ophangen. Dit voorval en de rol van Mordechai in het verijdelen van de aanslag worden opgenomen in de kronieken.

De Amalekiet Haman is door de koning aangesteld op de hoogste positie aan het hof. Iedereen moet voor hem een knieval maken. Mordechai weigert dat als enige, en dat wekt de woede van Haman op. Hij besluit dat Mordechai moet sterven, en met hem alle joden in het koninkrijk. Haman zegt tegen de koning dat de joden overal in zijn rijk wonen maar dat ze zich niet aan zijn wetten houden en dus uitgeroeid moeten worden. Haman belooft 10.000 zilveren talenten voor de schatkist, en krijgt toestemming van de koning om met de joden te doen wat hem goeddunkt. Naar alle uithoeken van het rijk stuurt Haman een bevel om de joden uit te moorden, met een precieze datum waarop dat moet gebeuren. Haman realiseert zich niet dat ook Ester joods is.

Wanneer Mordechai van het decreet hoort is hij ten einde raad. Hij scheurt zijn kleren en bedekt zijn hoofd met as. Ester, verborgen in de harem, vraagt zich af wat er met Mordechai aan de hand is. Hij stuurt haar een bericht: ga naar de koning en smeek hem om genade voor het joodse volk.
Ester twijfelt, want zonder uitnodiging naar de koning gaan wordt met de dood bestraft. Dat lot kan alleen afgewend worden als de koning zijn gouden staf naar je uitsteekt.
Maar Mordechai is streng. Hij laat haar weten: misschien denk je dat je gered zal worden omdat je in het paleis woont, maar als je niks doet, worden jij en je vaders familie [Mordechai zelf dus] gedood. En hij zegt: misschien is deze situatie wel waarom je koningin bent geworden.
Ester geeft toe. Na drie dagen vasten, gaat ze in haar mooiste gewaad naar de koning. Die geeft met zijn gouden staf aan dat ze tot hem toegelaten mag worden. Ze nodigt de koning en Haman uit om bij haar te komen eten. Tijdens dat etentje mag ze van de koning vragen wat ze wil. Ze zegt: ik weet nog niet wat ik wens, maar als jij en Haman morgen weer komen eten, zal ik zeggen wat ik wil.

Haman kan niet genieten van de eer twee keer koninklijk te mogen eten, vanwege Mordechai, die hem een doorn in het oog is. Zijn vrienden raden hem aan vast een galg te bouwen, en de volgende ochtend vroeg naar de koning te gaan en te zeggen dat Mordechai daaraan moet worden opgehangen. Dat doet Haman.

Die nacht kan de koning de slaap niet vatten. Hij laat zich voorlezen uit de kronieken en wordt er zo aan herinnerd dat Mordechai een aanslag op zijn leven heeft verijdeld. En dat Mordechai daarvoor nog niet is geëerd.

De volgende ochtend komt Haman vroeg naar het paleis om de koning het doodvonnis van Mordechai te laten bekrachtigen. Voordat hij dat kan vragen, stelt de koning hem zelf een vraag: wat is de beste manier om een man te eren? Haman denkt dat hij geëerd gaat worden en schetst wat hij zelf graag wil: een zegetocht op een koninklijk paard in een koninklijk gewaad. Mooi, zegt de koning. Ga dat maar uitvoeren voor Mordechai. Haman verbijt zich, maar heeft geen keus, hij moet doen wat de koning hem opdraagt.
En die avond moet hij ook nog naar het paleis om met Ester en de koning te eten.

De koning vraagt de lieftallige Ester tijdens die maaltijd opnieuw wat zij wenst. Zij zegt dat ze wil dat haar volk gespaard wordt, want ze zijn verkocht voor 10.000 talenten en zullen worden vermoord. Wat? roept de koning verschrikt, wie wil nou zoiets? Die daar, zegt Ester, wijzend op Haman, die zich nu realiseert dat Ester joods is.
De koning loopt woedend weg, en een bibberende Haman smeekt Ester om zijn leven te sparen. Als de koning terugkomt, heeft Haman zich juist in wanhoop op de rustbank van de koningin laten vallen. Nu rand je ook nog mijn koningin aan! schreeuwt de koning.
En zo komt het dat Haman wordt opgehangen aan de galg die hij voor Mordechai heeft opgezet.

Omdat met de dood van Haman het gevaar nog niet is afgewend, smeekt Ester de koning om het bevel dat oproept tot het doden van alle joden in het hele rijk te herroepen. Samen met Mordechai mag Ester van de koning een tegenverordening opstellen en die zegelen met zijn ring, waarmee de verordening wet wordt.

Mordechai en Ester verordenen dat de koning in alle steden joden het recht geeft om zich te verenigen en te verdedigen, en iedereen die hen wil aanvallen tot de laatste man mag doden en hun bezittingen buitmaken. Voor één bepaalde dag is dat de wet, en wel de dag die Haman door het lot liet bepalen als de dag om de joden te vermoorden. Zo krijgen de joden de kans zich op hun vijanden wreken.

Wanneer de gevreesde dag aanbreekt, hakken de joden in op hun vijanden; zij zaaien overal dood en verderf en doden in Susa alleen al 500 man, en alle tien zonen van Haman.
De koning, onder de indruk, zegt tegen Ester dat ze nog iets mag wensen.
Ester vraagt of de wet die maar één dag van kracht was, nóg een dag mag gelden. En de lijken van de tien zonen van Haman worden opgehangen. Dat mag.
De volgende dag worden nog eens 300 mensen in Susa gedood en worden de lijken van Hamans zonen aan palen opgehangen. Mordechai neemt de plaats van Haman in aan het hof en wordt een gevierd en gevreesd man. Ester verordonneert dat de redding van de joden elk jaar herdacht wordt met een groot feest, Poerim.

Je mag verwachten dat Mirjam Bikker haar Bijbel kent. Dat ze Ester aanhaalt als ‘sterke vrouw’ die de eerste pogrom op de joden weet te voorkomen is op zichzelf al oneigenlijk. Dat ze een verhaal aanhaalt waarin die ‘sterke vrouw’ na het gevaar voor de joden te hebben afgewend samen met haar neef een decreet uitvaardigt dat oproept tot het doden van de ‘vijanden van de joden’ tot de laatste man, is ronduit abject. Dat Ester aan de koning vraagt of haar decreet nóg een dag mag gelden, zodat er nóg meer gedood kan worden, en het niet genoeg vindt dat de tien zonen van Haman vermoord zijn, maar dat hun lijken tentoongesteld moeten worden, maakt het aanhalen van dit verhaal in deze tijd verwerpelijk.

(Klein extraatje: Op de website Bijbel in 1000 seconden wordt ervoor gewaarschuwd het verhaal van Ester niet te historiseren of te romantiseren)

‘Hoe kan een vrouw lachen als een tarweveld in het Midden-Oosten’ – de dichter Ghayath Almadhoun

‘Met deze hand geef ik je mijn pijn’, schreef de Syrische-Palestijnse-Zweedse dichter Ghayath Almadhoun in mijn exemplaar van zijn meest recente bundel Ik heb een afgehakte hand voor je meegenomen.

De bundel biedt een verzameling heftige, ontregelende, gepassioneerde, aangrijpende teksten en kanttekeningen. Tijdens de presentatie in de Amsterdamse Tolhuistuin droeg Ghayath zijn teksten voor. In het Arabisch, een taal die ik niet versta. Daarom kon ik opgaan in de klanken, in de melodie van verdriet en woede, van hartstocht met een grondtoon van melancholie. Djûke Poppinga, die opnieuw prachtig werk leverde, las ons haar vertaling voor en vulde de klankzang met betekenis.

‘Vergetelheid is dat je het je niet herinnert, hoop is dat je je dingen herinnert die niet zijn gebeurd’

Volgens Ghayath is elk gedicht politiek. Als een gedicht niet politiek is, is het opgeschoond, gecensureerd. Israël heeft de Palestijnse literatuur beschadigd, heeft het laten krimpen tot verzetsliteratuur. Zoals de in 1972 vermoorde Palestijnse schrijver Ghassan Kanafani zei: ‘Als je een raam opent en je ziet een bloem en een lijk, dan kan je niet over de bloem schrijven.’

‘Ondanks de zinloosheid van de wereld waarin we leven, hou ik van je alsof je de laatste vrouw in dit zonnestelsel bent. Zoals Adorno dacht dat het barbaars was om poëzie te schrijven na Auschwitz, zo geloof ik dat het barbaars is om na jou verliefd te worden op een andere vrouw.’

Ghayath blijkt het wonderlijke talent te hebben zowel de bloem als het lijk in zijn verzen te kunnen vatten. Zelf zegt hij dat zijn poëzie zijn leven reflecteert, zijn leven als Palestijn geboren in Damascus, als Zweed woonachtig in Berlijn.

‘Toen ik de Zweedse nationaliteit kreeg, werd ik een Palestijn en kon ik naar Palestina reizen.’

In navolging van Hannah Arendt zegt Ghayath dat het hebben van een nationaliteit de enige garantie is om basale mensenrechten te kunnen claimen. Pas toen hij Zweed was geworden, werd hij tot Palestina, zijn land van herkomst, toegelaten. Als stateloze Palestijn was dat een onmogelijkheid.
Ghayath woont deels in Berlijn. Het is, zegt hij, als getrokken worden naar de plaats waar de misdaad plaatsvond. ‘Berlijn is de reden waarom ik geen land heb.’ Want zonder Hitler geen Holocaust en zonder Holocaust geen Israël. Daarom vindt hij het zo rampzalig dat elk pro-Palestina geluid in Duitsland in overtreffende trap gesmoord wordt in verboden, verdachtmakingen en beschuldigingen van antisemitisme.

‘Hoe kan ik je uitleggen hoezeer deze wereld lijkt op het klappen van magere handen op de dikke muren van de gaskamers in de vernietigingskampen, zonder dat je er een posttraumatische stressstoornis aan overhoudt? Hoe kan ik je het verschil uitleggen tussen huisslaven en landslaven, zonder dat je Syrië verwart met surrealisme? Hoe kan ik in één gedicht zeggen dat ‘mijn vrienden zijn doodgemarteld’ en dat ‘jij mooier bent dan New York’, zonder dat Lorca lacht in zijn graf, of zonder dat de poëzie losraakt van de werkelijkheid?’

‘Hou je nazisme en geef ons Immanuel Kant
Hou je zwarte hemden bij je en geef ons Italiaanse wijn
Hou je Algerijnse genocide bij je en geef ons Baudelaire
Hou Leopold II bij je en geef ons René Magritte
Hou Adolf Hitler bij je en geef ons Hannah Arendt
Hou Franco bij je en geef ons Cervantes
Hou je eigen dingen bij je en laat onze dingen aan ons’

Het liefst zou ik elke regel uit deze bundel citeren, maar beter is als iedereen de bundel koopt, leest, cadeau doet. Verspreidt. Zodat deze teksten en kanttekeningen letterlijk gaan rondzingen. Misschien dat dat helpt.

Jeroen van Merwijk Memorial Day

Jeroen van Merwijk verliet het aardse op 3 maart 2021. Hij was beeldend kunstenaar, schrijver en maker van grappige, poëtische en satirische liedjes. En hij was mijn neef.
Ik kende Jeroen als een gul mens, iemand die een ander wat gunde. Hij verkocht – aan het begin van zijn carrière als cabaretier – een lied aan een meer gearriveerde artiest. Hij kreeg er 500 gulden voor. ‘Vijfhonderd gulden’, zei hij, ‘voor een lied!’. Hij maakte het geld over aan Amnesty International.
Hij werkte mee aan de eerste Gutmensch Scheurkalender: ‘Natuurlijk doe ik mee’, zei hij, het is een onderneming van jou, dus dan steun ik dat.’ Ik glom van plezier, dat spreekt.
Het leverde mooie blaadjes in de kalender op.
Toen we werkten aan de tweede editie van de Scheurkalender, die van 2022, leefde Jeroen niet meer. We wilden in die kalender een eerbetoon brengen. Aan Jeroen, en aan het geweldige arsenaal aan teksten dat hij heeft nagelaten.
Zijn weduwe stak daar een stokje voor. Er was nou wel genoeg gratis weggegeven, vond ze. Het was de hoogste tijd om al dat talent nou eens om te zetten in klinkende munt. Het was niet zozeer dat we te krenterig waren om te betalen, het was meer dat echt niemand die een bijdrage aan de Gutmensch Scheurkalender leverde, daar geld voor kreeg (of vroeg). Dus het zou echt een beetje raar zijn geweest als we de weduwe, als een soort zetbaas, zouden betalen voor werk van Jeroen. Enige en algemene erfgenaam of niet.

We riepen de Jeroen van Merwijk Memorial Day in het leven, en sierden het kalenderblad van 3 maart in de twee jaar dat we de Scheurkalender nog maakten, met rechtenvrij ‘familiebezit’.
Wij herinneren ons Jeroen hoe hij was: gul, groots en gedreven door zijn drang om het leven zin te geven door schoonheid te scheppen.


Blaadje uit de Gutmensch scheurkalender  – 2 november 2021 – fragment uit het lied: Nog altijd ben je dood, Jeroen van Merwijk, 1998

In tijden van oorlog dicht

In tijden van oorlog dicht
men niet, men gilt met de kogels 
fluit met de wind, kijkt: het gras, zo groen nog.

Verzamelt, kleine dingen, een deken 
trui, een boek misschien, een tas, draagbaar 
zonder belasting van schouders, rug 
de beste schoenen, zonnehoed.

Sentimenten te zwaar
geheugen niet te dragen
herinneren zal vanaf vandaag 
uit den boze zijn.

Het vuur geeft geen licht 
verwarmt bonen 
uit blik, geen botten.

Een man, hoofd in handen 
handen verdwijnend in vuisten
vuisten gebald, verbeten 
tandeloos de mond.

Alleen in taal kan ik me tot hem bekennen.
Alleen in woord heb ik hem lief.

In de stad het donker vol 
rook die ruikt naar bloed, geen water geen licht 
alleen heimwee wordt gevoed
hoon en haat.

In tijden van oorlog dicht men niet, 
kogels gillen als de wind fluit 
door het gras ruikt naar hooi


Saskia Kunst


De apen van Brel

Ik las ergens dat Jacques Brel geen geëngageerde zanger zou zijn. Nou heeft uiteraard (bijna) iedereen recht op een eigen mening, maar dat Brel niet geëngageerd zou zijn is echt wel flauwekul. Je hoeft hem maar een keer te zien en horen zingen en je weet: die man is de betrokkenheid zelve. Hij kan verlatingsangst, liefdesverdriet, ontrouw en de gebreken van het ouder worden fraai vertolken, maar haalt ook met gemak uit naar de bourgeoisie of degenen die menen boven anderen gesteld te zijn. Neem bijvoorbeeld: les signes de mon quartier…

les signes de mon quartier Jacques Brel

Dit is wat hij – bij benadering zingt:

De Apen

Lang voordat ze kwamen, de ellendelingen,
waren wij, de bloemen en de vogels gelukzalig vrij
Maar sinds zij kwamen, zitten bloemen in een pot
en vogels in een kooi, en bepalen zij ons lot
want zij bedachten schuld, cachot en strafblad
en begluurden ons door elk sleutelgat
ze kortwiekten de taal met hun censuur
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt

Voordat zij kwamen waren er geen zorgen
zelfs in de vastentijd was er fruit voor iedereen
maar toen kwamen zij met hun intolerantie
aan elke onverdraagzaamheid een einde maken
ze joegen op de Albigenzen [Katharen]
op de ongelovigen en op maakt niet uit wie
op de brave apen, die zelf niet aan jagen doen
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt

Voor zij kwamen was de man een prins
de vrouw een prinses, de liefde een tuin
maar sinds zij er zijn is de prins een bedelaar
de tuin is verdord en de prinses biedt zich aan
want zij, zij maakten van liefde een zonde
een transactie, met maagden als handelswaar,
het recht van de eerste nacht en de hoerenmadam
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt

Voordat zij kwamen was er vrede op aarde
op elke tien socialen was er maar een soldaat
Toen kwamen zij en sloegen er op los,
verdreven met geweld de redelijkheid
Zij, de bedenkers van ijzeren speren
van gaskamers en de elektrische stoel
van napalm en de atoombom
en noemen dat beschaving

De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt