‘Je moet niet overal symboliek in zien’, zei mijn grootmoeder altijd, ‘meestal is er gewoon toeval in het spel.’ Toch kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat Pieter Omtzigt wel degelijk op een symbolische dag zijn vertrek uit de Haagse politiek aankondigt: Goede vrijdag. De dag dat we het martelaarschap van de Heiland vieren – wij van de joods-christelijke traditie vinden het niet raar dat onze religie zich heeft opgetrokken rond een gemartelde man die een langzame, pijnlijke en vernederende dood sterft. Wij weten ons verlost omdat de mensenzoon op jonge leeftijd op noodlottige wijze om het leven is gebracht, zijn bloed vergietend ter vergeving van onze zonden.
Natuurlijk kan het toeval zijn, dat Pieter Goede Vrijdag koos voor zijn onheilsboodschap: na het eindelijk aftikken van de Voorjaarsnota en zo aan het begin van het voorjaarsreces kwam het gewoon goed uit. Maar ik denk dat dat niet het geval is. Pieter heeft mij altijd een kruising van een dramaqueen met een autist geleken, en zo iemand doet niet aan toeval, die kiest zijn momenten zorgvuldig.
Nadat hij geen leider van het CDA mocht worden – waar je achteraf meer van begrijpt dan toen het toneelstuk van de lijsttrekkersverkiezingen zich voltrok: geen enkele partij gedijt met een rechtlijnige eeuwige twijfelaar aan het hoofd; na ‘functie elders’ en door zijn inzet voor de gedupeerden van de toeslagenaffaire, kreeg Pieter welhaast de status van redding brengende heiland.
Hij richtte zijn eigen partij op, scharrelde kandidaten voor een lijst bij elkaar en deed mee aan de verkiezingen. Hij wist, op basis van zijn uitstraling van eerlijke rechtschapenheid en de belofte van een nieuw sociaal contract op basis van transparante rechtsstatelijkheid in een bloeiende open democratie, een hele menigte kiezers aan zich te binden.
Wat een zegetocht had moeten worden, werd een debacle. Met dank aan Dilan Yeşilgöz en haar op drift geraakte VVD, ging Pieter overstag en nam zitting in wat het Knutselkabinet van brokkenpiloot Schoof werd. Het land moest immers geregeerd worden en er was een ‘Rechtsstatelijkheidsverklaring’, dus ondanks alle verschillen zou het wel goed komen: er was een ondergrens.
Gelukkig voor Pieter had hij behalve discipelen ook een Maria Magdalena: Nicolien van Vroonhoven, altijd bereid de lijdende leider te ontzien en namens hem om de hete brei heen te draaien. Zij deed de eerste politieke beschouwingen terwijl Pieter opgebrand thuis zat. Zij verdedigde het onechte kind van de ex-CDA’er te vuur en zwaard en bleef een opgewekt geloof in de toekomst uitstralen. Zij wel.
Pieter liet het kopje echter steeds meer hangen. Begrijpelijk, want zijn positie was verre van benijdenswaardig: almaar grotere scheuten water moesten bij de wijn worden gedaan en zijn kroonjuwelen vervormden van een constitutioneel hof tot een te duur potje appelmoes.
Er manifesteerden zich Judassen onder zijn volgelingen: Nora Achahbar, die nota bene de toeslagenaffaire vlot had moeten strekken, stapte op omdat ze haar collega’s niet langer kon verdragen, wat te begrijpen valt. Zeedijk en Hertzbergen volgden haar spoor en vertrokken vanwege ‘omgangsvormen’. (Dat vond ik vermakelijk, want ik vermoedde dat Femke en Rosanne het gapende morele gat in de bodem van het NSC-scheepje hadden waargenomen en eieren voor hun geld kozen, voor hun geloofwaardigheid en carrièrekansen onherstelbaar zouden zijn aangetast.)
Er waren de afgelopen tijd voldoende mogelijkheden voor Pieter om opnieuw de rol van verlosser op zich te nemen en heel Nederland te bevrijden van dit Frankensteinkabinet. Maar twijfel en een obstinaat geloof in dat er nog wat te winnen zou zijn als hij maar volhield, maakten dat hij de momenten steeds liet passeren.
Maar nu heeft zijn uur geslagen en moet Pieter zijn lot onder ogen zien: hij heeft gefaald. Hij kan zijn beloften niet waarmaken en het enige wat hem rest is: ervandoor gaan.
En hoe vertrekt deze gevallen held? Niet met opgeheven hoofd, met een eerlijke speech, maar als slachtoffer. Slachtoffer van zijn eigen vuur. Van zijn zelfoverschatting. Opgebrand. Op Goede vrijdag. Dovend in de schaduw van de gekruisigde. Nederland achterlatend met een uitgebluste partij in een coalitie van kwaadaardigen en gekken, in een wereld die met hun hulp gestaag naar de bodem van de afgrond rolt.
En na deze (politieke) dood volgt geen wederopstanding. Geen heling, geen hoop.
Diclaimer voor de teerhartigen onder ons: dit stukje gaat over Pieter als politicus. Als mens wens ik de man uiteraard spoedig herstel, en alsnog een ‘functie elders’.