Afgelopen week (23 januari) debatteerde de Tweede Kamer over de veiligheid op Nederlandse Universiteiten.
Eerdmans (JA21) vroeg het debat aan naar aanleiding van de ongeregeldheden bij de kampementen die studenten in mei vorig jaar uit protest tegen het heftige geweld in Gaza hadden opgericht. Een groep door gezichtsbedekking onherkenbare jongeren vloog toen uit de bocht, sloegen de boel kort en klein en richtten naar het schijnt voor ruim 4 miljoen schade aan.
Over dat ‘reltuig’, (Caroline van der Plas), zijn de debatterenden het roerend met elkaar eens. Vernielingen aanrichten in je eigen – of andermans – faculteit geeft geen pas en brengt geen enkele oplossing dichterbij. Er wordt stoer gedaan over ‘keihard’ optreden en het ‘reltuig’ laten opdraaien voor de kosten, maar verder blijft het bij herhalen dat gezichtsbedekking moet worden verboden op universiteiten.
Het debat gaat verder vooral over het gevoel van onveiligheid van studenten aan universiteiten. Pro-Trumpers en klimaatkritische studenten hebben het zwaar, zegt Eerdmans, maar voelen ‘studenten met een Joodse en Israëlische achtergrond’ voelen zich onveilig. ‘Het wokespook waart door onze klaslokalen’, stelt hij.
Hij beroept zich daarbij op een manifest van dertien studenten van de Radboud Universiteit dat oproept tot actie tegen antisemitisme. En op een onderzoek van Sapir en Kluveld, dat ‘laat zien dat antisemitische vijandigheid op de universiteit een blijvend probleem is. Meer dan 63 % van de Joodse studenten geeft aan zich onveilig te voelen.’
Er gaat een schokgolfje door de Kamer, 63 procent! Dat is nogal wat.
Caroline van der Plas haakt gretig aan. Ze vindt de veiligheid op Nederlandse universiteiten ‘dramatisch’ en de onderzoeksresultaten van Sapir en Kluveld ‘schokkend’. De ‘meerderheid voelt zich in gevaar’, zegt ze, ‘het is om je kapot te schamen… Het afgelopen jaar leken de Nederlandse universiteiten soms de bakermat van opkomend antisemitisme in ons land.’
Mevrouw Martens-America (VVD) spreekt zelfs letterlijk voor de bühne: ‘Ik ben inderdaad snoeihard. Er zitten namelijk allemaal mensen op de tribune die meekijken en die al een jaar intimidatie ervaren.’
Een van de mensen op de tribune, rabbijn Yanki Jacobs, wordt speciaal welkom geheten door voorzitter Gidi Markuszover. Jacobs hield op 28 november bij de Stopera een toespraak tijdens de antisemitisme manifestatie die een pro-Israël demonstratie bleek. In de toespraak roemde hij de inzet van de niet-joodse student Milos Boksan, die in zijn eentje de komst van Mohammed Khatib, de Europese coördinator van Samidoun, naar de Radboud Universiteit had weten tegen te houden. Milos Boksan is de drijvende kracht achter het manifest van Radboud studenten waar in het debat herhaaldelijk naar wordt verwezen. Niemand vermeldt dat Boksan ook een jong en ambitieus VVD’er is. Maar er bestaat dus de mogelijkheid dat hij het hete hangijzer van het antisemitisme oppakt om zijn eigen politieke profiel te promoten. Op zich niet erg, maar wees er duidelijk over.
Dogukan Ergin van DENK roeit als enige tegen de verontwaardiging in door ook de gevoelens van onveiligheid bij pro-Palestijnse demonstranten te benoemen. Dat komt hem duur te staan. Eerdmans twijfelt aan zijn vermogen de waarheid te onderkennen. Van der Plas stelt dat dreigen met een rechtszaak, zoals de Hebrew University doet richting het NIAS, geen dreigen is. Dreigen, dat is dreigen met fysiek geweld: ‘ik ga jou doodmaken’, zegt ze. Eerder in het debat sprak Caroline over ‘concrete bedreigingen’ van studenten aan de universiteit. Ik denk dat ze de zinsnede op het manifest van Boksan: ‘Iemand zei oprecht in staat te zijn een Israëlische medestudent zijn kop af te hakken’, letterlijk heeft genomen. Ze vindt het tenslotte ook lastig om onderscheid te maken tussen een soapserie en de realiteit.
Chris Stoffer (SGP) weet te melden dat rabbi Jacobs op de tribune ‘er ook echt joods uitziet’, zonder te beseffen dat dit eigenlijk een antisemitische opmerking is. Hij is ook vol lof over opperrabijn Binyomin Jacobs (de vader van Yanki). Opperrabbijn Jacobs, die tijdens een pro-Israel manifestatie op de Dam pro-Palestijnse demonstranten gelijkstelt aan de vijf procent Nederlanders die tijdens WOII de vijand actief steunden. Stoffer was erbij op de Dam, en ziet zo’n uitspraak weer niet als haatzaaien. Hij is dan ook ‘honderd procent pro-Israël’. En dat is voor hem uiteraard geen verheerlijking van geweld of genocide.
Ook de PVV, bij monde van Van der Hoeff, doet een duit in het zakje: afgelopen jaar, ‘een jaar waarin antisemitisme, antisemitische- en pro-Hamas-sentimenten door de Nederlandse campussen en de gangen van bezette faculteiten echoden, bleef het oorverdovend stil over de meest elementaire zaak: de veiligheid van onze student.’
Niet dat het werkelijk stil was, maar luisteren hoort nou eenmaal niet tot de kernkwaliteiten van de PVV.
‘De geweldsverheerlijking’, gaat hij verder ‘en de pure jodenhaatlijkheden zijn aan de orde van de dag. Maar … we hoeven niet slaafs de meest luid brullende actiegroepen aan universiteiten te volgen. Het kan anders’.
Hoe, dat laat zich raden: studenten bij overtreding van de fatsoensnormen van de PVV van de universiteit wegsturen en als je buitenlander bent: het land uitzetten. Behalve als je Israeli bent, want dan ben je geen ‘buitenlander’.
Minister Bruins lijkt in dit debat bijna de stem van de redelijkheid. Hij vindt vrijheid van meningsuiting een groot goed, als het maar de juiste mening is die wordt verkondigd (al zegt hij dat er niet bij). Ook mag je van de minister kritiek hebben op het beleid van Israël. Toch maakt ook hij zich zorgen. Daarom is er een taskforce ingesteld voor de bestrijding van antisemitisme. En moet er een goed functionerend meldpunt komen waar joodse studenten begrip vinden voor hun specifieke gevoel van onveiligheid. ‘Koosjer’, moet dat meldpunt zijn, want nu zijn vertrouwenspersonen niet altijd goed uitgerust om antisemitisme te herkennen.
Herkennen van antisemitisme is, mede met dank aan de Tweede Kamer, ingewikkelder geworden. Veel van de sprekers in het debat hebben niet in de gaten dat je krachtig uitspreken voor de rechten van Palestijnen, tegen beleid van Israël of de gedragingen van het IDF, niet één op één gelijk te stellen is met ‘jodenhaat’. Om te lachen wordt het wanneer Van der Hoeff (PVV) zich verslikt in de woorden ‘fuck Israël’. Woorden die hij liever niet in de mond neemt. En dat ‘fuck Israël’ wordt geroepen door iemand die lesgeeft! Hij krijgt er ademnood van.
Minister Bruins meldt over het steeds aangehaalde onderzoek van Sapir en Kluveld, als enige dat het volgens de schrijvers zelf geen representatief onderzoek is, ‘maar een opsomming van zeer zorgwekkende casussen’. Evenwel ‘bloedt zijn hart’ als hij het leest. ‘Het is schrijnend, het is vreselijk, het is walgelijk.’
Tijd om het onderzoek nader te bestuderen.
Op 16 instellingen van hoger onderwijs zijn vragenlijsten met open vragen ingevuld door 165 respondenten. Die respondenten zijn aangezocht met hulp van het na 7 oktober 2023 door Chaim Benistant en Danielle van Lijf opgerichte Joods Academisch netwerk (OCNL/Studeerveilig).
Rekrutering ging via sociale mediaplatforms verbonden aan het Centraal Joods Overleg, het CIDI, de Nationale Joodse studentenorganisatie IJAR en Standwithus Nederland.
Nu staat het iedereen vrij van alles te onderzoeken, maar een beetje wetenschapper zorgt ervoor dat zijn onderzoek niet al aan de voorkant blijk geeft van vooringenomenheid. Waarom zijn niet ook organisaties als Erev Rav, de Liberale Joodse Gemeente of Een Ander Joods Geluid betrokken bij het rekruteren van respondenten? Dat verzuim maak je niet goed door te vermelden dat je niet pretendeert dat je onderzoek representatief is.
Ook is het moeilijk een ‘gevoel’ te objectiveren als er geen controlegroep is waar je je bevindingen tegen af kunt zetten. In dit geval dus een groep niet-joodse en niet-Israelische buitenlandse studenten die je bevraagt op hun gevoel van (on)veiligheid.
Het ‘onderzoek’ is feitelijk een opsomming van ‘ervaringen’ zonder context waarin die ervaringen zijn opgedaan, uitgedrukt in procenten. Met die percentages zijn de Kamerleden gretig aan het zwaaien geslagen.
Door de hijgende toon van het debat lijkt het of elke joodse student voor zijn leven moet vrezen bij het betreden van een onderwijsinstelling, dat er woeste horden met maskers voor rondlopen op zoek naar zionisten om ze hun kop af te hakken.
Uiteraard is het niet de bedoeling dat studenten zich onveilig voelen op hun faculteit. Het is altijd goed om aandacht te vragen voor antisemitisme en ervaren onveiligheid. Maar ik krijg bij een deel van onze volksvertegenwoordigers het ‘gevoel’ dat ze als een hond naar een verstopt bot de hele tuin omwoelen op zoek naar antisemitisme. En dat is kwalijk, want door rijp en groen bijeen te harken jagen de volksvertegenwoordigers mensen angst aan, en laten zij joodse studenten die werkelijk geïntimideerd worden omdat ze joods zijn jammerlijk in de steek.
Misschien is het een goed idee om onze volksvertegenwoordigers eraan te herinneren dat ook joodse studenten individuen zijn, met meningen, inzichten, (politieke) voorkeuren en achtergronden, en dat het géén goed idee is om hen constant weg te zetten als ‘groep’, ‘gemeenschap’, bedreigde soort.
In de rapportage is een grafiekje (zie afbeelding onder de tekst) opgenomen met de ‘subjectieve gevoeligheden’ ervaren door de respondenten. Daaronder vallen als oorzaken van het onveilige gevoel: intimidatie, haat, lastiggevallen worden en (sociale) uitsluiting. Maar ook: ‘anti-Israël en antizionistische uitspraken en toespraken’ (de meeste respondenten noemden dit als basis voor hun gevoel van onveiligheid, zeggen de onderzoekers); ‘Israël beschuldigen van genocide, bloedvergieten, etnische zuivering, apartheid en terrorisme’; ‘het oproepen tot BDS’; ‘desinformatie’; ‘het oproepen om samenwerking met Israëlische instellingen te beëindigen’; ‘het uitstallen van Palestijnse symbolen’; ‘Israël ervan beschuldigen de Holocaust te instrumentaliseren’; en de leus ‘From the river to the sea’, volgens de onderzoekers vaak geïnterpreteerd als een oproep om Israël van de kaart te vegen.
Als je pro-Israël bent zijn al die dingen niet leuk om te horen, maar zonder context zijn ze niet zomaar te duiden als voedingsbodem voor vijandigheid, als haatspraak of als uiting van antisemitisme. Dat Tweede Kamerleden van met name JA21, BBB, PVV en in toenemende mate ook de VVD de pro-Palestijnse ‘gevoelens’ op universiteiten willen framen als antisemitisme, dient hun politieke agenda, namelijk het monddood maken van mensen wiens mening hen niet bevalt, die spreken over mensenrechten voor alle mensen, joden, Israëli en Palestijnen, die het beleid van de staat Israël niet onvoorwaardelijk steunen en die de Nederlandse regering aanklagen voor hun onophoudelijke hulp aan een genocidaal regime.
Tijdens het debat ontstaat ook rumoer over het gebrek aan bereidheid melding te maken van incidenten, het gebrek aan actie door universiteiten en het achterblijven van aangiften. Dat kan misschien verklaard worden door het simpele gegeven dat een universiteit weinig generieks kan ondernemen op basis van gekwetste gevoelens van een enkele student, behalve die student ondersteuning aanbieden, in de vorm van counseling, een assertiviteitstraining of een workshop zelfvertrouwen.
Dat volgens de onderzoekers ‘de problemen vaak naar voren komen door het politieke discours en de sociale dynamiek op de campus en een sfeer van vijandigheid tegenover Joodse en Israëlische individuen’, moet uiteraard bespreekbaar gemaakt worden.
Daarbij moet niet vergeten worden dat het een groot goed is om je te kunnen uitspreken, ook als daarmee medestudenten voor het hoofd worden gestoten. Dat je joods bent, of Israëli, daar heb je weinig over te zeggen, dat krijg je mee. Maar over je mening ga je zelf. Het kan bedreigend zijn als je mening afwijkt van die van je studiegenoten, maar leren je mening met argumenten te onderbouwen en te scherpen in debat is een van de doelen van universitair onderwijs.
Dat proces verstoren door alles wat kritisch is op het beleid van Israël, en mensen die er niet voor kiezen Israël onvoorwaardelijk te steunen als antisemiet weg te zetten, is niet alleen kwalijk, maar ook destructief voor het academische klimaat.
Waarbij de grens, ik zag het nog maar een keer, ligt bij (fysieke) bedreiging en intimidatie. Dat spreekt vanzelf.