De eerste keer dat ik iemand hoorde zeggen: ‘ik sta hier als politicus en als mens’, spitste ik mijn oren. Het komt mij nogal vreemd voor, ja zelfs een beetje schizo, om jezelf op te splitsen in politicus en mens. Eenzelfde verbazing overvalt mij als er gevraagd wordt naar ‘de mens achter de politicus’. Beleid maken vergt een met overtuiging uitgedragen visie die door mens en politicus gedeeld wordt. Zij zijn een en dezelfde persoon; mens en politicus horen samen te vallen.
In het Haagse circus van de laatste weken wordt het oneigenlijke onderscheid tussen politicus en mens genormaliseerd. Zo komt een politica met het dragen van de prinsenvlag weg door de huidige connotatie van die vlag met NSB, neonazisme en extreemrechts van zich af te schudden met een beroep op haar persoonlijke geschiedenis: haar voorouders kwamen met Willem van Oranje naar Nederland om de Spanjaarden te verjagen. Nu Reinette Klever minister is, zal ze geen prinsenvlag meer dragen: want als minister wil ze niks te maken hebben met neonazisme en extreemrechts. Als mens vindt ze het prima om haar landgenoten van kleur elk jaar te schofferen met zwartgeschminkte knechten van Sinterklaas. Dat is een cultuurdingetje. Maar als minister vindt ze dat iedereen in Nederland gelijkwaardig is. Het is bij de knorhanen af.
Voor Fleur Agema is het ook even wennen, die scheiding tussen de mens Agema en de minister Agema. In de oppositie hoefde mens Fleur zich niet te verschuilen achter politica Fleur en konden ze samen openlijk instemmen met bijvoorbeeld het idee van de ‘kopvoddentaks’. Nu, als minister, onderschrijft ze dat ook op haar ministerie vrouwen die een hijab dragen erbij horen. Dat ze uit onwennigheid het tegenovergestelde twittert, is een beginnersfoutje. Natuurlijk horen ‘hoofddoekjes’ erbij, het hoofdlijnenakkoord is duidelijk genoeg. Je hoort haar tandenknarsen als Schoof haar kastanjes – die nu ook de zijne zijn – uit het vuur haalt.
Bij Marjolein Faber heb ik niet het idee dat ze ook maar ergens aan moet wennen. Ze straalt totale ongevoeligheid voor haar omgeving uit. Nu ze het strengste asielbeleid ooit kan gaan vormgeven, kan het haar geen donder schelen met welke woorden ze haar ideeën moet uiten: ze plakt gewoon als politicus een andere etiket op hetzelfde gedachtengoed, en vertrouwt erop Wilders pal voor zijn mensen staat en daarin tot het uiterste gaat. Haar geblondeerde voorman beweert dat toch niet voor niks.
Als politicus neemt Faber afstand van haar eerdere overtuiging, maar ik denk dat het lang zoeken is naar iemand die dat gelooft. De coalitie doet alsof. Want het land moet nou eindelijk eens bestuurd worden. Tijdens het debat over de regeringsverklaring zit de nieuwbakken minister te knikkebollen. Het zal haar een zorg zijn dat ze zoveel weerstand oproept. ‘Weerstand maakt mij sterker’, zegt ze trots. ‘Ik laat mij door niemand tegenhouden.’
Dat moet slecht nieuws zijn voor de leider van deze sinistersclub, onze minister-president, die ongekozen lakei van de macht met de uitstraling van een end hout. Hij klinkt tijdens zijn eerste debat als een ouderwets singeltje, waarvan de A-kant en de B-kant hetzelfde riedeltje geven: wij gaan het hoofdlijnenakkoord uitwerken tot een regeerprogramma, ik heb het volste vertrouwen in alle leden van mijn ploeg, die allemaal de rechtsstaatverklaring hebben ondertekend en iedereen gelijkwaardig vinden, en ik zal een MP zijn voor alle Nederlanders. Hij klinkt alleen geloofwaardig als hij zegt dat hij marathons loopt en van sport houdt. Bij hem zie ik vooral een man die tot leider van het land is opgestoten omdat niemand anders wilde of aanvaardbaar was voor alle vier coalitiepartijen. Als hij al ergens mee samenvalt, is het met een ambtenaar op de automatische piloot. Nog mijlen verwijderd van staatsmanschap, even aangenomen dat dat er überhaupt inzit.
Wat ik me afvraag, nu ik de normalisering van de splitsing tussen mens en politicus in het centrum van de macht waarneem, is hoe de mens Omtzigt en de mens Yeşilgöz deze vertoning aan zichzelf kunnen verkopen als ‘goed voor Nederland’. Als politici zien ze er geen been in om te draaien of te schmieren en te doen alsof het heel gewoon is om met extreemrechts in zee te gaan. Maar hoe kan Yeşilgöz dit kabinet aan Dilan verkopen als liberaal genoeg? Hoe krijgt Omtzigt het voor elkaar om aan Pieter uit te leggen dat bij deze regering de rechtstaat in goede handen is? Of is de schizofrenie bij hen al zo ver gevorderd dat ze hun gespletenheid zelf niet meer opmerken?