De ambtenaar en het banale kwaad

Toen de filosoof Hans Achterhuis begin 2021 werd gevraagd of hij een actueel voorbeeld kon noemen ter illustratie van wat Hannah Arendt ‘de banaliteit van het kwaad’ noemde, zei de eerste Denker des Vaderlands zonder aarzelen: De toeslagenaffaire. ‘De belastingdienst vorderde agressief soms duizenden euro’s terug, wat vele levens heeft verwoest. Het gaat nu voortdurend over de politieke verantwoordelijkheid, maar we mogen niet vergeten dat hieraan enorm veel ambtenaren hebben meegewerkt. Die hebben braafjes uitgevoerd wat hun werd opgedragen, terwijl zij, veel beter dan de politici, toch zagen wat ze aan het aanrichten waren? Een perfect voorbeeld van de banaliteit van het kwaad.’ En Mark Rutte, zegt hij, belichaamt die banaliteit van het kwaad.1
Dat was een pittige opmerking van Achterhuis, want Arendt had die uitspraak gemunt met betrekking tot Adolf Eichmann, de belangrijkste uitvoerder van de Holocaust. Ze was als verslaggever aanwezig bij het proces tegen Eichmann in 1961 in Jerusalem, en had het mannetje in zijn glazen kooi geobserveerd en naar hem geluisterd. Ze verweet hem dat hij nooit had nagedacht over wat hij eigenlijk aan het doen was, en gehoorzaam uitvoerde wat hem werd opgedragen. Dat maakte het kwaad dat Eichmann belichaamde banaal, dat niet-nadenken over, dat gedachteloze uitvoeren van zijn opdracht. Zonder acht te slaan op wat hij teweegbracht; ongeacht de gevolgen voor echte mensen.

Dat er met, wat eufemistisch ‘het toeslagenschandaal’ is gaan heten, een grens overschreden was, bleef ook op het ministerie van Binnenlandse Zaken niet onopgemerkt. Het programma ‘Dialoog en ethiek’ werd in het leven geroepen. Een programma dat ambtelijke tegenspraak nieuw leven moest inblazen, zodat ‘speaking truth to power’ weer een onderdeel zou worden van de ambtelijke professionaliteit. En ambtenaren dus niet meer als radertjes in het systeem de hun opgedragen taken gedachteloos uitvoerden. Dat ze op een moreel kompas mochten varen, zich een oordeel vormen en dat langs door gekozen volksvertegenwoordigers gemaakt beleid mogen leggen. Dat ze niet vergeten dat wat ze doen of laten effect heeft op levens van echte mensen, en dat daarover nagedacht moet worden. Zonder persoonlijke mening of voorkeur te verwarren met de objectieve ambtelijke taakopvatting, en zonder politiek te bedrijven.

En dat lijkt me dus precies wat de ambtenaren die zich openlijk uitspreken tegen de onvoorwaardelijke steun van het kabinet – of wat daar nog van over is – onder leiding van Mark Rutte, aan het doen zijn. Beredeneerd aangeven dat ze geen verantwoording kunnen of willen nemen voor de uitvoering van beleid dat indruist tegen internationale verdragen en mensenrechten. Dat de onvoorwaardelijke steun van Nederland aan Israël met een beroep op Israëls recht op zelfverdediging voorbijgaat aan de disproportionaliteit van de bommenregens op Gaza. Door erop te wijzen dat er geen onderdelen van wapens mogen worden uitgevoerd als er een gerede mogelijkheid is dat die wapens worden gebruikt voor het schenden van oorlogsrecht of mensenrechten. Dat het bewust verdorsten en uithongeren van een burgerbevolking een erkende oorlogsmisdaad is. Dat het platgooien van scholen en ziekenhuizen, ook als het oorlog is, niet mag.
We mogen blij zijn met ambtenaren die zich wat aantrekken van de lessen die geleerd zijn van het toeslagenschandaal. Die niet bereid zijn om als radertjes in een systeem doof, stom en blind uit te voeren wat hen wordt opgedragen. Die niet medeplichtig willen zijn aan ongekend onrecht, ook niet als het aan de andere kant van de wereld levens verwoest en bedreigt. En die hun democratisch gekozen leiders bij de les houden als het gaat om internationaal recht, door Nederland ondertekende verdragen, en om, laten we het gewoon benoemen, medemenselijkheid. Dat is hun taak. Al wordt er nog zo hard vanuit allerhande hoeken geroepen dat ambtenaren hun kop moeten houden en gewoon moeten doen wat ze wordt opgedragen. Het kwaad is nog altijd banaal. En Rutte is nog altijd, zij het demissionair, premier.

PS. En dit geldt ook voor de ‘klimaatrebelse’ ambtenaren, die hun leiders eraan herinneren dat er wel wat vaart gezet kan worden achter de uitvoering van het beleid dat ze zelf hebben gemaakt.

1 Uit: Knack, 27 januari 2021) Hans Achterhuis, eerste Denker des Vaderlands: ‘Mark Rutte belichaamt de banaliteit van het kwaad’, Knack, 27 januari 2021, Simon Demeulemeester en Jeroen Zuallaert

delen kan:
onpost_follow
Share

Bilderstreit van Trümmerkind

Zo’n beetje iedereen – dat wil zeggen, iedereen die het zich kan veroorloven om 22 euro per persoon te betalen om een tentoonstelling te zien – is naar museum Voorlinden afgereisd om de tentoonstelling Bilderstreit met werk van Anselm Kiefer te zien.

Kiefer is een Trümmerkind, geboren in Duitsland in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog, in een land dat zowel letterlijk als figuurlijk in puin lag. Er werd voor de vorm wat gedenazificeerd, maar de structuren die het nationaalsocialisme lieten bloeien, bleven grotendeels intact. Beambten die het Derde Rijk trouw gediend hadden, bleven op hun post. Er werd vooral gezwegen over het fascistische verleden. Er moest worden opgebouwd. Er werd geen tijd gemaakt voor gezeur over gedane zaken.
Als jonge kunstenaar in de ook in Duitsland roerige jaren zestig, begint Kiefer werk te maken met de oorlog als thema, werk over het onderdrukken van de herinnering aan het verleden. Hij maakt een serie foto’s waarop hij als 24-jarige de Hitlergroet brengt in het Wehrmacht uniform van zijn vader, in gezelschap van historisch beladen gebouwen. Een enfant terrible die zich tegen het vergeten keert, die krabt aan de zweer van Duitsland zoals hij later brokken verf van zijn schilderijen krabt, met een zwaardachtig mes. Ongemakkelijk.
Was will der Mann? Kiefer zegt: ‘Wat zou ik gedaan hebben, in 1930-1939? Ik weet het niet, en dat is beangstigend.’ De onbeantwoordbare vraag is een drijfveer achter zijn werk.

Als Kiefer met een vlammenwerper zijn doeken bewerkt, herinnert hij ons aan de boekverbrandingen. Zijn doeken zijn een antwoord op de gotspe van de Entartete Kunst.
Melancholie hangt over zijn werk als mist, als rook, als smog.
Ich weiss nicht, was soll es bedeuten, das ich zo traurig bin.
Kiefer maakt geen kunst, hij schept een wereld. Een wereld waar schuld en afgrijzen dansen met Der Tod, ein Meister aus Deutschland. Hij bewijst eer aan de dichter Paul Celan, die woorden zocht, en vond, voor de verschrikking.
‘Je kunt je’, zegt Kiefer, ‘laten verleiden tot denken dat kunst de wereld kan bevrijden, kan redden. Maar nee, dat is niet zo.’ Je kunt alleen maar zijn in de wereld. Van redden is geen sprake. Hij zegt: ‘Tegenwoordig wachten we niet meer. We zijn altijd met iets bezig, er is altijd afleiding.’ Het verlangen dat wachten met zich meebrengt is als een verloren herinnering. Maar wachten is essentieel. We wachten altijd, op iets wat voorbij zal gaan. Op iets zodat we doorzien. Op iets dat verlichting brengt.

Kiefer’s werk is van een macabere schoonheid. Loodgrijze vliegtuigen zonder vleugels, witte kinderjurkjes op een grauwe loden achtergrond, een sterrenlandschap zonder licht, vol nummers. Verkalkte korenaren en torens van opgestapelde, bunkerachtige cellen. Oneindige veel ‘schuldige grond’. Eenzaam ook.
Hij heeft geprobeerd bloemen te schilderen, hij houdt van bloemen, cultiveert een rozentuin. Maar geschilderde bloemen voldeden niet. Hij vond het ongepast. Dus schildert hij een serie doeken die hij ‘het Morgenthau plan’ noemt.
De Amerikaanse minister van financiën Morgenthau leek het een goed idee om Duitsland na de tweede wereldoorlog om te vormen tot een puur agrarische staat. Nazi-propagandaminister Goebbels maakte gretig gebruik van deze kans om de Duitsers op te roepen verder te vechten, tot het bittere eind. De verschroeide aarde als perverse omkering van de agrarische idylle.
Zeisen als bloemen, korenvelden van dor riet. Zonnebloemen als grafzerken. Loden boeken aan de ketting. Onleesbare reuzenboeken met afbeeldingen van vrouwen, onversneden erotiek in pasteltinten, treurigheid. Melancholie. Eenzaam ook.

‘Kunstenaars scheppen een nieuw verband tussen de dingen’, zegt Kiefer. ‘Het is nooit klaar. Je kunt niks weggooien. Want als je wat weggooit, kun je niet verder, dan begin je steeds opnieuw.’ Daarom staan zijn reusachtige ateliers vol met bakken vol brokken verf, stukken lood, verdroogde bloemen, resten schilderijen. Hij kan niks wegdoen, want elke schilfer, elk stuk riet, elke zonnepit, elke goudkorrel, rest zilver, roet en brok kalk maakt deel uit van de wereld die hij aan het bouwen is. ‘Ook als werk mijn atelier verlaat’, zegt Kiefer, ‘is het niet af. Door de toeschouwers worden nieuwe beelden gemaakt van de gegeven doeken, installaties, bouwwerken. Elke toeschouwer voegt een nieuw beeld toe. Elk beeld is deel van het werk.’ Het is nooit af.

In Winterreise, een installatie als een open plek in het Teutoonse woud, met magic mushrooms, een viering van de schoonheid van kunst, het parallelle universum van de literatuur en het balsemende van muziek, staat een krakkemikkig bed op wieltjes. Op een loden deken ligt een verroeste mitrailleur. Aan het voeteneind heeft Kiefer de naam van Ulrike Meinhof geschreven.
‘We weten niet waarom we hier zijn’, zegt Kiefer. ‘We weten niet waar we heen gaan. We hebben de intellectuele vermogens om het uit te willen vinden, maar het lukt ons niet. Best wanhopig, welbeschouwd.’

De citaten komen uit een documentaire die Alen Yentob maakte voor de BBC in nov 2014 naar aanleiding van een expositie in the Royal Academy, Londen. Uit de Volkskrant van 16 november 2023 komt het citaat over nooit niets weggooien.

delen kan:
onpost_follow
Share

De apen van Brel

Ik las ergens dat Jacques Brel geen geëngageerde zanger zou zijn. Nou heeft uiteraard (bijna) iedereen recht op een eigen mening, maar dat Brel niet geëngageerd zou zijn is echt wel flauwekul. Je hoeft hem maar een keer te zien en horen zingen en je weet: die man is de betrokkenheid zelve. Hij kan verlatingsangst, liefdesverdriet, ontrouw en de gebreken van het ouder worden fraai vertolken, maar haalt ook met gemak uit naar de bourgeoisie of degenen die menen boven anderen gesteld te zijn. Neem bijvoorbeeld: les signes de mon quartier…

les signes de mon quartier Jacques Brel

Dit is wat hij – bij benadering zingt:

De Apen

Lang voordat ze kwamen, de ellendelingen,
waren wij, de bloemen en de vogels gelukzalig vrij
Maar sinds zij kwamen, zitten bloemen in een pot
en vogels in een kooi, en bepalen zij ons lot
want zij bedachten schuld, cachot en strafblad
en begluurden ons door elk sleutelgat
ze kortwiekten de taal met hun censuur
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt

Voordat zij kwamen waren er geen zorgen
zelfs in de vastentijd was er fruit voor iedereen
maar toen kwamen zij met hun intolerantie
aan elke onverdraagzaamheid een einde maken
ze joegen op de Albigenzen [Katharen]
op de ongelovigen en op maakt niet uit wie
op de brave apen, die zelf niet aan jagen doen
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt

Voor zij kwamen was de man een prins
de vrouw een prinses, de liefde een tuin
maar sinds zij er zijn is de prins een bedelaar
de tuin is verdord en de prinses biedt zich aan
want zij, zij maakten van liefde een zonde
een transactie, met maagden als handelswaar,
het recht van de eerste nacht en de hoerenmadam
en noemden dat beschaving

De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt

Voordat zij kwamen was er vrede op aarde
op elke tien socialen was er maar een soldaat
Toen kwamen zij en sloegen er op los,
verdreven met geweld de redelijkheid
Zij, de bedenkers van ijzeren speren
van gaskamers en de elektrische stoel
van napalm en de atoombom
en noemen dat beschaving

De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt

delen kan:
onpost_follow
Share

Vogelsang, Forumland

Midden in Naturpark Eifel stuiten we op een poortgebouw. Zuilen markeren de ronde doorgang, op een van de flankerende vleugels prijkt een te groot ruiterrelief. We rijden onder de poort door. Grauwe, strakke, strenge gebouwen rijzen op uit de mist. Lijkt verdomd veel op nazibouw. En dat is het ook: zonder voorbedachte rade zijn we op het terrein van de Ordensburg Vogelsang beland. De nationaalsocialisten stichtten hier een eliteschool en trainingscentrum voor hun partijkader. De bouw begon in 1934; de megalomane plannen zijn nooit helemaal verwezenlijkt. Wat wel gerealiseerd is, maakt dat je geen heimwee hebt naar de rest. Grote kazernes opgetrokken uit beton waar brokken natuursteen op zijn bevestigd, voor een stoere Heimat-look; een hoge vierkante toren met een Ehrenhalle eraan vast waar de doden van de Hitlerputsch uit 1923 worden herdacht; een Adlerhof, waar ooit een reusachtige adelaar stond; een atletiekbaan, zwembad, sporthal en restanten van meer dan manshoge nazibeeldhouwwerken die het Arische mannenlichaam in volle glorie den volke tonen, billen, ballen en al het andere. Boven de beeldengroepen is de swastika uit zijn lauwerenkrans gebeiteld, de poten van de adelaar omklemmen lege kransen, resten vleugels, de grootbesnavelde koppen gesneuveld. In de nadagen van de oorlog is het complex deels verwoest. De bezettende Britten gebruikte het als kazerne. De nazi-symboliek is bedekt bewaard, zodat er lessen geleerd worden zonder dat er aanstoot genomen wordt.

Binnen in een van de kazernes is een tentoonstelling ingericht over de geschiedenis van het complex: Herrenmensch. Nazi-Ordensburgen tussen fascinatie en misdaad. Er wordt een verhaal geschetst over grootheidswaan en mislukking. De eliteopleiding die de jonge fakkeldragers van de nieuwe orde zou opleiden tot kleine Führers onder die ene, kwam niet echt uit de verf. Goede leraren waren schaars, de crisis zorgde ervoor dat je aanmelden bij Vogelsang een uitweg bood uit armoe en ellende, toelatingsselectie werd omgebogen ten gunste van veteranen uit de eerste wereldoorlog, sommige rekruten al eind twintig bij aanvang van de training. Toch doolden jarenlang honderden jonge en minder jonge mannen rond op Vogelsang. Veel aandacht was er voor sport en lichamelijke ontwikkeling, academisch lag het accent op rassenleer en nazi-ideologie. Adolf Hitlerscholen vonden na 1942 een onderkomen op het terrein. Op foto’s zie je jongens in HJ-uniform, geflankeerd door mannen met petten en lange leren jassen. Het hoge SS kader kwam graag op bezoek. Hitler zelf kwam langs. Hier werd de nieuwe mens gevormd!
Maar toen begon de oorlog. De Vogelsang mannen werden ingelijfd bij de Wehrmacht. Ze droegen onder andere hun steentje bij in de Einsatzgroepen die in Polen achter de troepen aantrokken om het beulswerk van de beginnende Jodenvervolging op te knappen, en af te rekenen met Poolse krijgsgevangenen.

We lopen het terrein over, het is steil, sleetse trappen, alles oversized, de grijze lucht hangt laag. Ik moet denken aan Iem Al Biyati, die Freek Jansen opgevolgd is als leider van de jongerenbeweging van Forum voor Democratie. Ze geldt in die kringen als veelbelovend. Gezellig samen met Freek c.s. zat ze in de jong-FVD app waar die geinige nazi-memes onder applaus rondgingen. Ironie, joh! Tuurlijk.
Ik zag haar in de serie ‘Eigen volk eerst’, gemaakt door Sahar Meradji en uitgezonden door Powned. Rare serie, overigens. Vast niet kwaad bedoeld, maar de uitwerking laat nogal te wensen over: commentaarloos bedenkelijke tirades uitzenden is nou niet bepaald wat je noemt kritische tv maken…
In de serie zien we Iem in legerbroek en T-shirt ergens in Tsjechië een groep JFVD’ers drillen, die ze later voorhoudt dat ze ‘uitverkoren’ zijn. Voor wat laat zich raden.
Ze kiest haar woorden met zorg, goed media-getraind, precies tot het randje. Het gaat om het ontwikkelen van het zelf, van een goed werkende geest in een afgetraind lichaam. Om het redden van de beschaving. Saamhorigheid. Even niet meer de enige zijn die niet gediend is van de linkse praatjes van klasgenoten en docenten. Geen genderwaanzin. Liefde voor onze prachtige geschiedenis. Even niet de enige zijn die normaal is. Horen bij de generatie die het partijkartel omver gaat werpen. En ook filosofisch de diepte in duiken. Jonge, rechtse, nationalistische jongeren die hun ideeën omzetten in actie.[1]
Iem Al Biyati is een verschijnsel waar je je hoofd over breekt, een jonge vrouw, kind van migrantenouders, zo zelfverzekerd dat het voor de haar omringende Forum-jongemannen ‘een dingetje’ moet zijn. Niet het prototype van de haar man dienende deerne. Als Iem ‘nee’ zegt, dan kijk je wel uit om dat te negeren! Slimme zet om haar voorzitter van de jongerenclub te maken: zie je wel dat de soep niet zo heet gegeten enz…

Om het JFVD trainingskamp hangt een sfeer die je hier in Vogelsang moeiteloos terugziet: fakkeldragers van de nieuwe orde. Toen. En nu dus weer. Het zijn geen uit de kluiten gewassen kinderen die lekker samen aan het sporten en dollen zijn, borrelpraat verkopen en zich uitleven met tienerhumor. Daarvoor galmt het gestamp van de laarzen nog teveel na, en kun je, als je je inspant, het angstzweet van de verdrevenen nog ruiken.

[1] Fragmenten uit speech JFVD voorzitter Iem Al Biyati op partijcongres FvD, 4 december 2022

delen kan:
onpost_follow
Share

Mijn gele Himalayawolf

Twaalf jaar geleden vonden we op de markt een diertje tussen het vuil, niet ver van ons huis in Chandigarh[1]. Hij had een vuistgrote open wond op zijn ruggetje, maden waren van hem aan het eten. Bladeren plakten aan zijn buik en pootjes. Hij was op sterven na dood. Hoe oud zou hij geweest zijn? Een maand, schatte de dierenarts. Met een pincet pulkte hij de levende have uit de wond van het beestje, hij schoor de haartjes van de helft van zijn ruggetje en ontsmette het met gele vloeistof. We noemden hem Dinah, want de dierenarts zei dat het een vrouwtje was. Het was een mannetje, maar toen we daarachter kwamen, luisterde hij al naar zijn naam. Hij bleef Dinah.
Hij had grondige verzorging nodig, te grondig om aan onze schoolgaande kinderen over te laten, dus namen we Dinah mee tijdens de tocht naar Leh, Ladakh, via Manali en terug door Kashmir, over de hoge Himalaya. Simon reed, Dinah lag als een opgerold bolletje op mijn schoot. Hij sliep bij ons in de tent, van hoger op de ons omringende bergen huilden in de nacht de wolven.
In India heeft men het niet zo op honden, maar Dinah was zo aandoenlijk, dat we toch overal welkom waren.
Halverwege de trip was de wond min of meer dicht, en begon hij te spelen. Vrolijk dribbelde hij achter ons aan toen we naar de beroemde gletsjer van Sonamarg wandelden – een plak vuilwitte, aangekoekte sneeuw die vanuit het dal te bereiken is. Toen het begon te regenen kon hij schuilen onder mijn regenjas.
Met de komst van een tweede hondje, een jaar later, was het gedaan met z’n rust. Zeera was een pittig wijfje dat we meenamen nadat ze voor onze ogen was aangereden door een auto, die gewoon doorreed. Haar zwaar gekneusde pootje heelde snel. Ze ontwikkelde zich tot een pestkopje, waartegen Dinah niet zo goed bestand was. Hij trok zich terug en werd wat je noemt een ‘moeilijke hond’. Als wij er waren, leefde hij op. Maar wij gingen altijd weer. Dat sloeg een bres in zijn vertrouwen. Duidelijk verlatingsangst.
Tot het moment kwam dat de honden niet meer bij de kinderen konden wonen. Ze waren te weinig thuis en kregen het te druk. Zeera kreeg een vertrouwd nieuw thuis in Chuchot, bij Rigzin en zijn familie. Omdat ik zeker wist dat Dinah in India als kettinghond zou eindigen, haalden we hem naar Nederland. Na een lastige periode van wennen, grommen, bijten, onhandelbaar doen, begon Dinah erin te geloven dat wij niet meer weggingen, en dat hij mocht blijven. We werden ondertussen zo’n beetje kluizenaars, want andere mensen veelde hij niet; ons huis bleek te klein voor meer dan drie. We werden een hechte roedel, Dinah, Simon en ik. Onafscheidelijk.
Dinah werd steeds aanhankelijker, liet zich uitgebreid aaien, deed zijn poot omhoog en bood zijn zachte buik aan voor gekroel. Hij deelde kusjes uit: likjes over m’n neus. Als ik thuiskwam na een dag of soms meerdere dagen weg, piepte hij van blijdschap dat ik weer terug was. Dat was elke keer opnieuw een feest.

En nu is hij er niet meer. Agressieve tumoren namen zijn organen over. Het ging heel snel. Zijn buik stond gespannen als een voetbal. Eten werd lastig. Liggen ook. Aaien deden we voorzichtig. Wandelen ging nog. Maar er was geen keus, we moesten hem laten gaan, want als ook wandelen niet meer zou gaan, zou de pijn snel ondraaglijk worden.
Zes jaar was hij bij ons. Hij was een prachtig beest. Mensen, meest vrouwen, wierpen een smeltende blik op hem als we aan het wandelen waren. ‘Prachtig’, hoorde we dan fluisteren, of ‘so cute’. Soms vroeg iemand wat voor ras hij was. Dan zeiden wij: het is een gele Himalayawolf. Omdat dat helemaal precies bij hem paste.


[1] We huurden een huis in Chandigarh, waar we vanaf 2010 voor stichting Zanskar een deel van het jaar woonden samen met ons alternatieve gezin met kinderen uit Ladakh en Zanskar.

Foto: Dinah op het strand

delen kan:
onpost_follow
Share

Als Hij terugkwam…

‘Als Hij terugkwam in Jerusalem, tot wie zou Hij dan gaan? Tot de Joden hier, of tot de moslims daar of tot hen die de christenen heten…’
Fons Jansen vroeg zich dat af, in een cabaretnummer uit 1968. Ik hoorde het als kind en heb het altijd onthouden.
Tot wie zou Hij gaan dezer dagen? Lijkt mij een no brainer. Hij zou Jerusalem subiet de rug toe keren, geen ezel, geen palmtak, Hij neemt de bus, en Hij gaat naar Rafah. Hij weet heus wel dat in Jerusalem voor Hem weinig goeds in het verschiet ligt (Been there, done that … Barabas, Barabas…)
Hij moet een vette omweg maken, via Egypte, maar ook die route kent Hij nog van vroeger. In Rafah gaat Hij de grens over. Dat lukt, want Hij ziet eruit alsof Hij er hoort. Hij is niet verdacht, of toch… Hij wordt gefouilleerd, gevisiteerd, bespot door soldaten. Maakt Hem niks uit. Kent Hij.

Uiteindelijk mag Hij door. Hij loopt, tegemoet komen Hem de verdrevenen van Gaza. Geen herberg staat meer overeind. Geen stal biedt onderdak. De lucht verzadigd van kruitdamp. Geen stille midwinternacht, het is een kakofonie van explosies, sissende vlammen, gillende mensen. De hemel barst open in een vuurzee.
Hij gloeit van de oudste woede ter wereld: die van de zoon op de vader. De vader op wie de zoon vertrouwt tot hem de schellen van de ogen vallen en de vader onverhuld voor hem staat, geen held, geen redder, maar een man, net zo huiverig, humeurig en onrechtvaardig als iedereen. Voor Hem is het niet anders. Hij beleeft in Zijn geboorteland het demasqué van Zijn Vader. Voelt het tot op het bot. Hij heeft Zijn leven te danken aan een kwaadaardige huistiran die met de mensen in het beloofde land speelt alsof het tinnen soldaatjes zijn. Wraakzuchtig, oorlogszuchtig.
Moedeloos gaat Hij op een brokstuk van wat een huis was zitten. Hoe verder? Is Zijn liefde opgewassen tegen dit verderf? Moet Hij trouw blijven aan een meedogenloze Vader?
Voor Hij de vragen beantwoorden kan, doorboort een kogel uit een snipergeweer zijn toch al bloedend hart. En wordt het donker.

delen kan:
onpost_follow
Share

Is er bij u in de barak nog plaats?

Als geen ander kijkt hij uit naar het kerstreces. Hij is nog maar net hersteld van die vergiftiging; hij had ook niet naar dat feestje op Aruba moeten gaan, moeten vertrouwen op zijn gut-feeling, maar ja, hij was genodigd en hij dacht dat hij er niet omheen kon. En nu heeft hij opnieuw voortdurend buikpijn. Maar de buikpijn van nu wordt veroorzaakt door een heel ander gif, denkt hij gelaten.
Hij draait met zijn schouders, maait zijn armen een paar slagen door de leegte van zijn kantoor, schudt de kramp los in zijn ledematen, en pakt de telefoon…
4000 mensen moet hij onder de pannen zien te krijgen, voor 1 januari. Als hij belt met de bijbelbelt of met dorpen waar NSC hoge ogen heeft gegooid tijdens de laatste verkiezingen, refereert hij aan de christelijke gedachte van de Heiland in de stal. Belt hij met Bloemendaal of Wassenaar, probeert hij het met het liberale gedachtengoed van vrijheid voor elk individu, en dat het voor liberalen geen pas geeft onze vrijheid te vieren ten koste van anderen. Hij haalt bij de wat linkser georiënteerden burgervaders of -moeders de Messias van stal, die, als hij terugkomt, eerder tussen vluchtelingen te vinden zal zijn dan bij een Haagse teaparty. Maar het helpt niks. Zeker sinds de streek van zijn partijleider om zijn zwaarbevochten spreidingswet op de helling te zetten, is het dweilen met de kraan open.
Niemand wil ze hebben.
Dat gebel, dat gesmeek, dat gesoebat is al geen pretje, ronduit doodvervelend is de spagaat tussen loyaliteit aan het kabinet en aan zijn partij die een nieuwe koers vaart. Een koers waar hij stiekem niks van moet hebben, maar die hij toch verdedigt, want gedraai hoort nou eenmaal bij een demissionaire periode. Bovendien, er is al genoeg herrie in het Haagse, hij gaat liever aan de slag dan zich te mengen in het gekrakeel van de dag.
Hij stapt ook niet op, want hij weet van zichzelf dondersgoed waar hij voor staat, waar hij mee bezig is. En daarbij, wie gaat in dit gure anti-vluchtelingeklimaat anders het vuile werk opknappen? Opkomen voor vluchtelingen staat op rechts of wat tegenwoordig doorgaat voor centrum zowat gelijk aan politieke zelfmoord.

En nu is het bijna kerst, en moeten er dus voor het eind van het jaar nog vierduizend mensen ergens worden ondergebracht. Even denkt hij: megastallen genoeg, allemaal ‘in een kribbe teneer’, maar van cynisme houdt hij niet. Dan maar defensielocaties. Barakken. Er gaat een huivering door hem heen: barakken hebben voor mensen uit zijn generatie een naargeestige bijklank, ze roepen associaties op met kampen, met wat er kan gebeuren als extreem rechts ongelimiteerd zijn gang kan gaan. Maar hij moet zijn mensen onder dak zien te krijgen, en een barak is altijd nog beter dan een drassig grasveld in de koude polder.
Hij pakt de telefoon: Hallo, met Erik van der Burg, is er in uw barak wellicht plaats voor een deel van de 4000 mensen die geherbergd moeten worden?

delen kan:
onpost_follow
Share

in de diep midwinter…

Dit is een gefingeerde antwoordbrief aan een fictieve persoon, ondertekend met een nom de plume. De Drieheksen Scheurkalender is een verdichte naam, net als de naam Ame.

Hoi Seb al Aidt,

Dit is mijn December-Eindejaar kaart 2023-24: Vrede zij met jou en met iedereen (in vijf talen: Engels, Hebreeuws, Arabisch, Oekraïens en in het Latijn. De toevoeging ‘en voor iedereen’ staat er alleen in het Latijn).

Ik heb niet direct willen verwijzen naar de huidige oorlog in Gaza, vandaar geen ‘Israëlische vlag, geplant in Gaza’. Maar ik zal je vertellen wie wie is, ‘… een aantal mensen herken je niet. De aap natuurlijk wel’, zeg je.

Wat er te zien is in het deel met grijze rand (het linker deel):
* Linksboven – ‘A paper monument for the paperless’ van Domenique. Een kunstenaar waar Ame kennis mee maakte in 2022 tijdens het maken van de Drieheksen Kalender. Hij leverde ook blaadjes voor de kalender, foto’s van afdrukken van houtsnedes van ongedocumenteerde asiezoekers;
* Boven midden – Joods Israëlisch Meisje. De ster op haar hoedje is afkomstig van de Israëlische vlag, die heb ik er op gemonteerd. Zij verzorgt een boompje.
Ame zag direct dat het een kibboetsnik betreft;
* Rechtsboven – Hannah Arendt (Duits-Amerikaans Joods filosofe en politiek denker, die uit Duitsland vluchtte voor het nationaalsocialisme en de Jodenvervolging en zich in het bijzonder verdiepte in totalitaire politieke systemen). Zij stierf in de maand december (1974), zag ik op de Drieheksen kalender. Ame is zeer geïnteresseerd in het leven en gedachtegoed van Hannah. Zij leest er graag over;
* Onder Arendt – een ‘Stop Gaza Genocide’, poster die rond 29-10-2023 wild werd geplakt bij ons in de buurt;
* In het midden – Vader Yule met Yule-blok op de rug (noot 1). De kop van Vader Yule doet me een beetje denken aan die van Ilja Leonard Pfeijffer;
* Achter het aapje met rode muts en wit pomponnetje het vredesteken in de kleuren van de Oekraïense vlag. Ik wil niet beweren dat het aapje dom is, maar een aapje met een soort van kerstmuts op, ziet er niet uit. Dat soort mutsen heeft niets met de kerst of de kerstgedachte van doen, wel alles met commercie, het is doldriest en ook doltriest;
* Onder ‘A paper monument’ een grappige foto die Ame op straat vond met drie mensen erop, (zie hieronder: vader moeder, jongedame met strik);

Vader, moeder, meisje met strik

* Daaronder het getal 2024, het er aankomende nieuwe jaar. Rechts het in vlammen verdwijnende oude jaar 2023;
* Onder het jaar 2024 een brandende olijfboom. Volgens english.wafa.ps zou het gaan om ‘Israeli settlers set fire to dozens of olive trees in Nablus-area town’, (noot 2);
* Helemaal onderin: Een Palestijnse jongen kijkt toe terwijl de Israëlische autoriteiten een schoolterrein in het dorp Yatta slopen. (© Hazem Bader/AFP. Amnesty International);
* Op de door mij toegevoegde stoelen zit links van de Palestijnse jongen Nelson Mandela, rechts
Martin Luther King, uiterst rechts Malala Yousafzai, allen strijders tegen onrecht, zoals Apartheid,
uitsluiting, onderdrukking. Zij kijken ernstig en begaan.
Het hele beeld is ontstaan vanuit het plotseling inzicht dat ik kreeg inzake de loop der dingen in de
wereld tussen toen, nu en de toekomst, dat ‘Het is hommeles’. (Hommeles is een uitdrukking die gebruikt
wordt om chaotische situaties aan te duiden.)

Hartelijke groet,
Coen Moera

Noot 1
Het Yule-blok is een groot stuk hout, een boomstronk of hele boomstam, dat tijdens het jaarlijkse Yulefeest in de haard wordt verbrand.
Yule, de winterzonnewende, markeert de terugkeer van de zon, wanneer de dagen eindelijk wat langer beginnen te worden.
Noot 2
Maar de foto wordt ook gebruikt op een Griekse site: olivenews.gr met als titel boven het artikel: ‘4E-richtlijnen voor het juiste beheer van verbrande olijfgaarden. 4E beschikt over ervaren en gespecialiseerde wetenschappers en kan bijdragen aan de voorbereiding van studies voor het herstel van verbrande olijfgaarden.’ (4E = Wetenschappelijke Vereniging van Olijfolie Encyclopedisten.)

 

delen kan:
onpost_follow
Share

Geen spreidingswet meer nodig

Er zijn, volgens informatie van de Rijksoverheid, en voor nu ga ik er gemakshalve nog van uit dat informatie van de Rijksoverheid ongeveer betrouwbaar is, 231.000 woningen niet beschikbaar. De Rijksoverheid heeft deze informatie gevat in een infographic – want lezen wordt steeds moeilijker voor de gemiddelde Nederlander, het oog wil ook wat, en je moet iets met het legioen communicatiespecialisten, toegankelijkheidsmanagers en vormgevers.
231.000 woningen die er wel zijn, maar niet bewoond kunnen worden, althans, die niet op de woonmarkt voor bewoning worden aangeboden.
Deels gaat het om ‘institutionele’ bewoning. Daarmee worden zorginstellingen, bejaardenhuizen, beschermd wonen projecten en dergelijke bedoeld – je weet wel beschuttende en verzorgende centra die zo enthousiast zijn wegbezuinigd onder het mom van: iedereen telt mee! Zo lang mogelijk thuis! Met mantelzorg! In de eigen buurt! Midden in het leven! Iedereen telt mee!
Gevangenissen en kloosters horen er overigens ook bij.

De rest zijn tweede woningen. Woningen voor erbij van mensen die al een huis hebben, maar ook nog een pied-à-terre in de grote stad, een kek villaatje in het bos of een lief hutje op de hei willen hebben. Voor als ze er eens eventjes lekker tussenuit willen, zonder aangewezen te zijn op die onpersoonlijk hotels, zeker nu vliegen toch wat bezwaarlijk wordt als het voor een weekend of een midweekje is, want het milieu.
Zeg dat pakweg de helft van die 231.000 niet voor bewoning beschikbare woningen in de categorie tweede huizen valt. Dan heb je het toch over 115.500 woningen. En als je er heen kan om bij te komen, uit te rusten van alle werkstress, om eens een boek te lezen of je witte wijn te nippen bij een vuurkorf, dan zijn ze van alle moderne gemakken voorzien en zou je er dus, in principe, ook permanent in kunnen wonen.

Verkassen we nu naar Ter Apel. Daar is het zo vol dat het gewoon niet meer te doen is, niet in het asielzoekerscentrum zelf, niet in de buurt, niet in de bus. Het is een borrelende heksenketel vol wanhoop, onverschilligheid, agressie, volharding, onvrede en haat.
Om te ontsnappen aan die sores – en bijvoorbeeld eens wat geluk te zoeken – zou je zo graag ergens willen bijkomen, in een pied-à-terre in de grote stad, een kek villaatje in het bos of een lief hutje op de hei. Je bent tenslotte de kommer en kwel in je thuisland ontvlucht omdat je leven op het spel stond, soms letterlijk, soms figuurlijk, maar altijd ontheemdend en altijd naar.

Stel, we zetten de deuren van al die leuke tweede huisjes open voor asielzoekers, die er een sociale huur voor betalen. Desnoods, als het echt niet anders kan, bieden we de eigenaren een ontwenningscompensatie aan, zoals we dat ook deden toen we de slavernij afschaften. Want als er iets beschermd dient te worden in een goed functionerende, moderne democratie, dan is het particulier bezit.
Als je alle nu in centra verpieterende asielzoekers hebt ondergebracht, durf ik te wedden dat er nog genoeg huisjes over zijn voor ‘onze eigen mensen’, die nu noodgedwongen bij hun ouders wonen en geen gezin kunnen stichten. Ook voor sociale huren, zodat ze dat gezin ook echt kunnen stichten, want ik heb me laten vertellen dat gezinnen stichten belangrijk is voor het overleven van onze cultuur.

Volgens de infographic van het ministerie zijn er op de markt verder 47.000 woningen vrij beschikbaar. Die kunnen dan verdeeld worden onder de jubeltonners, de dikke tweeverdieners en de gesubsidieerde expats.

Aanzuigende werking? Hoor ik iemand aanzuigende werking zeggen? Denk je echt dat je nog voor Nederland kiest als je op de vlucht bent? Volg je de politiek wel? Hou je de dingen wel een beetje bij?

delen kan:
onpost_follow
Share

Arme Dilan

Arme Dilan, ik heb echt wel een beetje met haar te doen. Tweede viool spelen op de trillende snaren van Wilders kan geen pretje zijn voor iemand die de spotlights liever op zichzelf gericht ziet. En dan ook nog op je hurken voor Geert gefotografeerd worden terwijl je aanminnig naar hem opkijkt. Tuig van de richel, die fotojournalisten, zal ze gedacht hebben.
Er moest een daad gesteld worden. Want ze had beloofd beter te luisteren naar het volk, en het volk, zoveel was duidelijk geworden, duldde geen asielzoekers in hun buurt. Als het Carrie-achtige zusje van Tom Poes bedacht ze een list.
‘Wat zou je ervan vinden, Geert, als we de oude politiek gewoon ‘ns effe lekker een hak zetten? Een naaldhak’ grinnikt ze. ‘Kunnen we gelijk laten zien dat we ver kunnen gaan, want we zijn nu de meerderheid. We vertegenwoordigen het volk!’
‘Hmm’, gromt Geert, die liever zelf trucjes bedenkt, of dat aan Martin overlaat. Die is altijd in voor een geintje. Maar goed, hij moet dat meiske te vriend houden, want hij heeft haar net zo nodig als zij hem.
‘Hmm, wat had je in gedachten?’
‘Nou, als we een motie doen waarin we die spreidingswet, die de oude Tweede Kamer heeft aangenomen, maar die echt niet meer past bij de nieuwe verhoudingen, als we die nou eens bij jou in de ijskast zetten? Kan het er nog bij, denk je?
Terugdraaien kunnen we de wet niet, wat dat schijnt niet te mogen, wat betreft democratische rechtstaat en zo, en jij hebt net lopen beloven dat je die niet gaat aantasten, maar saboteren kan wel.’
Geert veert op bij het woord saboteren. Als iets hem wakker houdt, is het wel een beetje sarren, treiteren, uitdagen, pesten. Dus als dat kan zonder dat hij het weer allemaal zelf moet doen…
Dilan ziet dat ze Geert binnen heeft. Over Caroline en Pieter heeft ze geen zorgen:
Caroline vindt alles goed zolang ze maar van de boeren en hun veestapels afblijven, en Pieter is van zwalken zijn handelsmerk aan het maken, dus die twee krijgt ze mee. Echt wel.

Glimlachend en met grote ogen ziet ze het gekrakeel in de Kamer aan. Ook de mastodonten in haar eigen partij trekken van leer dat het geen pas heeft om een democratisch besluit terug te draaien, of je met de agenda van de Eerste Kamer te bemoeien.
Wen d’r maar aan, zie je Dilan denken. Wij hebben de meeste stemmen en naar goed democratisch gebruik gelden de meeste stemmen.
Die Dilan, denkt Geert, koningin van de Haagse spelletjes. Misschien moet ik haar toch maar premier maken. Ben ik zelf van die reizen en dat formele gedonder af. Geef ik haar mijn ijskast voor in het Torentje. Mag ze er, in kleine porties, uithalen wat erin zit. Kunnen ze langzaam wennen aan de nieuwe werkelijkheid. Zoals dat ook gaat bij kikkers in een pot water op het vuur: smijt je ze in kokend water gaan ze spartelen; laat je het water langzaam heter worden, merken ze niks tot ze doodgekookt zijn.
Hij leunt tevreden achterover: heerlijk als je de vrouwtjes voor je karretje kunt spannen, zeker als ze het niet echt in de gaten hebben.

Dus ooit wordt Dilan op een kwade ochtend wakker, moet ze haar op haar nek rondtollende hoofd met haar handen tot stilstand brengen, en weet ze: ik heb dit mogelijk gemaakt.
Daarom heb ik nu vast met haar te doen.

delen kan:
onpost_follow
Share