De Jodenvervolging begon ‘met een bordje in het Vondelpark, met daarop “Voor Joden verboden”’, zei Koning Willem-Alexander tijdens de opening van het Nationale Holocaust Museum in Amsterdam. Dat is een duidelijke uitspraak, maar het is niet helemaal waar.
De Jodenvervolging begon met een verre van ruimhartig toelatingsbeleid voor vluchtende Duitse Joden, die ‘migranten’ werden genoemd. Vanaf 1938 waren ze helemaal niet meer welkom, omdat, volgens de toenmalige minister van Justitie Carel Goseling, nog meer Joden toelaten het antisemitisme in Nederland alleen maar zou voeden1. In dat jaar sloot Nederland de grens met Duitsland en begon de bouw van een groot vluchtelingenkamp voor vluchtelingen die niet naar Duitsland teruggestuurd konden worden. Dat werd Westerbork. In Hooghalen, en niet in Elspeet, want dat vond koningin Wilhelmina te dichtbij haar buitenverblijf. En ook de lokale bevolking van Elspeet had weinig zin in de ‘ongewenste vreemdelingen’.
De volgende stap werd gezet in oktober 1940, toen ambtenaren massaal de Ariërverklaring ondertekenden. Bedrijven volgden. Stap voor stap werd isolement en uitsluiting genormaliseerd, werden bevelen van hogerhand gehoorzaam opgevolgd. Voordat de eerste bordjes met ‘Voor Joden verboden’ in de zomer van 1941 werden opgehangen.
De Duits-Amerikaans Joodse filosofe en politiek denker Hannah Arendt noemde gedachtenloosheid – het domweg niet stilstaan bij de gevolgen van je daden – de banaliteit van het kwaad. Je kan het ook onverschilligheid noemen. Of wegkijken, de tegenhanger van het populaire ‘je verantwoordelijkheid nemen’. Dat gebeurde in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. En de enkeling die terugkwam uit de kampen werd niet bepaald met open armen ontvangen. Dat er nu eindelijk een Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam is om de Jodenvervolging in Nederland te herdenken is belangrijk. Onderdeel van de langdurige en volkomen terechte excuses van Nederland voor het in de steek laten van een grote bevolkingsgroep. Een waardige markering van ‘nooit meer’.
Op 10 maart werd het museum geopend. Tijdens die opening hield de Israëlische president Yitzhak Herzog een toespraak in de Portugese Synagoge. Buiten protesteerde een grote, gemêleerde groep mensen tegen zijn aanwezigheid. Een van de Joodse organisatoren van de demonstratie vertelde2 dat het voelde alsof hij een stomp in zijn maag kreeg, toen hij hoorde dat Herzog zou komen. Hij refereerde aan het Joodse Chanoeka feest, dat de ontheiliging van de tempel door het plaatsen van een afgodsbeeld herdenkt. De aanwezigheid van Herzog bij de opening, zei hij, was voor hem een ontheiliging van het museum.
Tijdens de openingsplechtigheid waren de demonstranten hoorbaar. Bij het verlaten van de Portugese synagoge en de openingshandeling van het museum was een kleine groep demonstranten voor de genodigden ook zichtbaar.
Ik was erbij, op het Waterlooplein, midden in de voormalige Joodse Buurt. Er werden leuzen gescandeerd, er was woede, verbijstering. Mensen droegen watermeloenkeppeltjes. Op het podium vervoegden zich Joodse en Palestijnse sprekers. Er werd Kaddisj gezegd. Er waren ouders met kinderen. Er hing een sfeer van solidariteit en saamhorigheid. Nooit meer was nu.
Er werd af en toe tegen een politiebusje geduwd. De eigen ordedienst was steeds direct ter plaatse om de overenthousiaste jonge mannen tot kalmte te manen. Een enkeling lukte het op een van de busjes te klimmen, met de Palestijnse vlag te zwaaien en direct weer van het busje af te klauteren zodra van de andere kant een ME’er zijn best deed om de onverlaat met de wapenstok te raken. Er werd een kleine hoeveelheid siervuurwerk afgestoken waarvan een enkel stuk achter de busjes bij het kordon ME’ers terecht kwam, en een rookfakkel. Er vlogen een paar eieren door de lucht. Er werden wat pakjes pamfletten in de lucht gegooid en door de wind verspreid.
De politie gebruikte een van de busjes als corridor om in vol ornaat tevoorschijn te komen – helm op, schild voor de borst – om met geheven wapenstok de mensen terug te drijven. De politie gedroeg zich intimiderend, een sloeg zelfs een enkele keer onnodig tegen de benen of knieën van demonstranten.
Het was niet meer gezellig, maar het liep toch ook niet uit de hand.
Op basis van selectieve beelden van protesterende ‘moslims’; van een klein Joods meisje dat wordt ‘belaagd’; jonge mannen met Palestijnse vlaggen op een politiebus en een jongen die Hamas is my brother roept, wordt de demonstratie door politici en in sommige media in een kwaad daglicht geplaatst, en wordt de waarheid mijns inziens flink verdraaid.
Een aantal politici buitelden na 10 maart over elkaar heen om de demonstranten op het Waterlooplein weg te zetten als antisemieten die geen respect hebben voor de Joodse doden. We zagen eerder al een voorproefje van deze giftige framing toen een groepje betogers op 5 maart een sit-in voor Palestina hielden in de hal van de Tweede Kamer, en tijdens de dinsdagmiddagvergadering van de Tweede Kamer, het ‘vragenuurtje’ op 12 maart, was verontwaardiging troef.
Er was volgens staatssecretaris Van der Burg ‘geen aanleiding voor de regering geweest om Herzog te vragen om niet te komen, want de regering heeft dit nadrukkelijk losgekoppeld van datgene wat op dit moment plaatsvindt in de oorlog tussen Hamas en Israël. Want er is hier gewoon sprake geweest van een zaak die gaat over de vervolging en genocide en het vermoorden – vastgesteld, niet op basis van beschuldigingen van een willekeurig Kamerlid, maar door rechters vastgesteld – vermoorden van 6 miljoen mensen en dat moet je los zien van wat er op dit moment waar ook ter wereld gebeurt.’ Dat willekeurige Kamerlid is uiteraard Stephan van Baarle van Denk, die als enige tot de orde geroepen wordt door voorzitter Bosma, die vindt dat een bevriend staatshoofd geen oorlogsmisdadiger mag worden genoemd.
Dat de regering het bezoek van Herzog zo nadrukkelijk loskoppelt van de genocide in Gaza was nou precies een van de redenen voor mensen om naar het Waterlooplein te komen, omdat ze die scheiding als hypocriet en onverdraaglijk ervaarden.
Van der Burg zegt nog meer: ‘juist ook de demonstranten, of zij die zeggen daarvoor door te gaan, hebben bewezen dat we veel moeten investeren in onderwijs over de Holocaust, want er wordt met woorden gesmeten die je nooit zou zeggen als je maar een greintje verstand had van wat er is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog.’
Derk Boswijk van het CDA vindt het onverteerbaar dat er mensen zijn die er alles aan doen om te zeggen dat de slogan ‘kankerjood’ niet antisemitisch zou kunnen zijn.
CU voorvrouw Mirjam Bikker zegt op zalvende toon dat zondag een tijd was om te rouwen en samen stil durven zijn. Daarna kunnen we dan wel weer eens gaan kijken naar de actualiteit van wat er gebeurt in de wereld. Daarna vraagt ze zich af wat er ondernomen kan worden om het antisemitisme in de wereld en in Nederland de kop in te drukken. Kamerlid Ulysse Ellian, VVD, doet nog een militante duit in het zakje: ‘Je zal maar Jood zijn in Nederland en geloven en denken dat tachtig jaar na de Shoa dezelfde soort haat weer gebezigd wordt in Nederland’.
Wie mensen die de geschiedenis niet uit de weg gaan, mensen die net zo goed vinden dat de Joodse slachtoffers toen en nu herdacht moeten worden, maar die ook solidair zijn met Palestijnen, wie die wegzet als antisemieten, komt op mij over als onoprecht, ja zelfs hypocriet.
Wie de Holocaust als blinddoek gebruikt om de huidige genocide in Gaza niet te hoeven zien, ondanks de uitspraak van het Internationaal Strafhof, meet met twee maten.
Er is een verband tussen de Jodenvervolging, het zionisme, het ontstaan van de staat Israël, de Nakba, de bezetting van de Palestijnse gebieden, de door Israël geïnstitutionaliseerde ongelijkheid tussen Palestijnen en Joden, de ondermijnende illegale nederzettingenpolitiek en de aanslag op 7 oktober. Wie dat niet beseft, en antisemitisme misbruikt voor zijn politieke agenda, en verzet tegen onderdrukking van en solidariteit met Palestijnen welbewust criminaliseert, kan honderd keer naar het Holocaust Museum gaan, maar zal er weinig van leren.
Dit is geen tijd om stil te zijn, dit is een tijd om luid en duidelijk te zeggen: ‘Nooit meer is nú’.
PS: De volgens Wilders ‘extreem-linkse burgemeester van Amsterdam’ heeft in een brief van 14 maart aan de gemeenteraad geschreven dat er op 10 maart en daarna niet geconstateerd is dat er Juden raus en kankerjoden is geroepen. Er zijn, volgens de burgemeester kwetsende, maar geen strafbare dingen geroepen.
In haar brief van 7 pagina’s schrijft Halsema: ‘Tijdens de opening kwamen gruwelijke herinneringen en hedendaags verdriet samen. Dat schuurde en deed pijn maar het hoort ook onvermijdelijk bij een vrije democratie’.
Het is angstaanjagend dat op basis van suggestieve beeldvorming en een vervalste voorstelling van zaken nu gepleit wordt voor een ‘fundamentele dialoog’ over het demonstratierecht, zodat ongewenste meningen en uitingen die niet strafbaar zijn, toch kunnen worden verboden.
1 Linda Polman, Niemand wil ze hebben, Europa en zijn vluchtelingen, Uitgeverij Jurgen Maas 2019 – pag. 17-18
2 Hij vertelt dit tijdens een bijeenkomst op 15 maart, na de demonstratie