Omdat er zo verdomd weinig aanleiding is dezer dagen om enige mate van trots te voelen over dit land waarin we leven, werd ik in mijn niet aflatende zoektocht naar hoop getriggerd door een bericht over de Groningse eierbal. Die is sinds 2017 onderdeel van ons immateriële erfgoed. Dat is op zich al een feest, maar het wordt nog mooier: de gedeputeerden van Groningen, onder aanvoering van de BBB, hebben besloten om de eierbal een boost te geven, zodat de geliefde na-het-stappen-lekkernij ook buiten de provinciegrenzen bekendheid kan verwerven en snack-of-choice kan worden. Een worstenfabrikant krijgt subsidie voor het ontwikkelen van een eierbalmachine. Dat is geen eenvoudige taak, want een eierbal maken vraagt een grote mate van vakbekwaamheid: het ei moet precies hard genoeg gekookt worden en gepeld zonder dat er stukjes wit aan de schil blijven plakken; de ragout moet smeuïg en toch ook plakkerig genoeg zijn om gelijkmatig om het ei te kunnen worden aangebracht, en dan is er nog het knapperig krokante broodkruimlaagje. Tel daarbij op dat elk ei anders van vorm is, en je snapt de puzzel.
Het in de markt zetten wordt een uitdaging op zich, want de bal laat zich niet invriezen. Kortom, het is te hopen dat de worstenmaker eruit gaat komen voor de 45.000 euro die is uitgetrokken voor de sponsoring van dit huzarenstukje.
Gegrepen door de belofte van saamhorigheid die alleen al van de naam ‘immaterieel erfgoed’ uitgaat, ging ik op zoek naar meer. Op de site van het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland leerde ik dat ‘de traditie bestaat uit het maken en eten van de Groningse eierbal bij diverse gelegenheden, dat de bal uit de hand maar ook als maaltijdcomponent gegeten wordt; en dat iedere familie wel een culinair lid heeft dat zich op hoogtijdagen laat verleiden tot het serveren van zijn of haar eierballen in huiselijke kring’.
Nog wat verder zoekend vond ik de Twentse Krentenwegge – dat is een oversized krentenbrood dat wat rusttijd betreft afhankelijk is van het weer en met hulpgrondstoffen wordt verstevigd. Je kunt een Wegge meenemen naar je tante, maar meestal wordt het bij een speciale gelegenheid zoals een geboorte, een sterfgeval of een hoogmis besteld.
Ook het mooie snertkoken ontbreekt niet in de lange lijst van typisch vaderlandse verworvenheden. Snert, erwtensoep die een nacht lang gestaan heeft, is van oudsher een eenvoudige doch voedzame brei van in water gekookte varkenspoot met erwten en restjes van het land, maar de variatiemogelijkheden zijn niet te onderschatten. Tijdens het wereldkampioenschap snertkoken wordt de jury dan ook ‘uitgedaagd om over de basis en de dynamiek van de traditie na te denken’.
Tussen het Melkbusschieten, de Kinderpostzegelactie, het Fruitcorso, de Goededoelenloterij, Vendelzwaaien, Papierscheppen, Strontweek, de Schutterij, het Handschrift, Carnaval, Fanfare, 4 en 5 mei en nog een baaierd aan volkscultuurpareltjes, tref ik ook Het slurpen van de Papeda, Angisa binden en Koto maken en Pencak Silat en Silat uit onze voormalige overzeese gebiedsdelen. Want die horen er vanzelfsprekend ook bij.
En godlof, als hekkensluiter: het Brabantse worstenbroodje. Een rolletje vlees in een wit broodje, waarbij ‘onderdeel van de traditie ook de manier is waarop het worstenbroodje wordt gegeten: het gezellige samenzijn met vrienden of familie’, zo meldt het kenniscentrum. En: ‘De gemeenschap van het Brabantse worstenbroodje wordt gevormd door de producenten, dus de (varkens)boeren, slachters, slagers en (thuis)bakkers. Erg belangrijk zijn natuurlijk de consumenten.’
Ik ben weer helemaal thuis!