Het Gaza getto

De Russisch-Amerikaanse journaliste en schrijver Masha Gessen trok in The New Yorker van 3 december 2023 een vergelijking tussen Gaza en een joods getto in bezet Europa tussen 1939 en 1945. Ze schreef: “… Waarschijnlijk zou de meer passende benaming ‘getto’ tot ophef hebben geleid omdat de ellende van de Gazanen zou worden vergeleken met die van joden in de getto’s. Het zou ons ook woorden hebben gegeven voor wat er nu gebeurt in Gaza. Het getto wordt geliquideerd. …”
Niet lang daarvoor had Gessen de Hannah Arendt prijs gewonnen, een prijs van de Heinrich Böll Stiftung waarmee een politieke denker die excelleert in het rapporteren over en becommentariëren van totalitarisme wordt geëerd.
Na haar opmerkingen over Gaza en getto’s ontstond gekrakeel, want Gessen zou de uniekheid van de Holocaust relativeren met haar vergelijking, en dat maakte het ondenkbaar dat een Duitse prijs haar ten deel zou vallen. Uiteindelijk kreeg ze de prijs toch, maar in een kleine, afgeschaalde ceremonie waar zo weinig mogelijk aandacht aan besteed werd.
Gessen is niet de enige die vanwege haar opvatting over Gaza en de rol van Israël in het conflict in een kwaad daglicht wordt gezet. Opkomen voor de Palestijnse zaak, voor de rechten van Palestijnen en uiting geven aan je afkeer van het handelen van Israël kan leiden tot verdachtmakingen, terugkomen op gemaakte afspraken, ‘gecancelled’ worden.
De herinneringscultuur rond de moord op zes miljoen joden is vooral in Duitsland, maar ook steeds meer bij ons, geradicaliseerd tot een cultus die joods lijden verheft boven elk ander lijden. Dat je een casus zou kunnen opbouwen over het antisemitische karakter van zo’n stellingname, ligt misschien niet voor de hand, maar het zou kunnen: joden worden als groep apart gezet van alle andere mensen, krijgen collectief waarden aangemeten, en voor hen als groep gelden andere normen dan voor alle anderen. Dat is racisme, en omdat het over joden gaat, wordt dat automatisch antisemitisme.

Hannah Arendt, de naamgever van de prijs die Gessen uiteindelijk toch, zonder feestgedruis, ontving, zou niet verbaasd geweest zijn over de controverse. Zij had met een vergelijkbaar bijltje gehakt. Toen zij, ook voor The New Yorker, verslag deed van het Eichmann proces in 1961 vond ze ‘het brein achter de Holocaust’ maar een non-descript mannetje. Een prefecte representant van wat zij ‘de banaliteit van het kwaad’ doopte.
Dat gaf geen pas, want niets aan de Holocaust diende met banaliteit geassocieerd te worden. Eichmann was de über-Antisemit, het vleesgeworden kwaad. Zijn berechting in Jerusalem bekrachtigde Israël als sterke, joodse staat, die niet met zich liet sollen. Ook niet door een Duits-Amerikaanse Holocaust overlever met haar onwelgevallig inzicht en afwijkende mening.

Nu, bijna een jaar na het verschijnen van het artikel van Gessen, en meer dan 42.000 doden verder, lijkt een vergelijking van Gaza met een joods getto tijdens de Duitse bezetting de enig mogelijke, bijna milde, analogie die nog overeind staat, en is niet alleen de liquidatie van het getto in volle gang, maar wordt er ook driftig gewerkt aan een ‘Endlösung’. Het rapport van The Independent International Commission of Inquiry on the Occupied Palestinian Territory, including East Jerusalem and Israel gebruikt het woord ‘uitroeiing’, extermination (bladzijde 17). En dat rapport verscheen in Mei 2024.
Israël – gesteund door behulpzame bondgenoten – haalde de schouders op en zette nog een tandje bij op de ingeslagen weg. Voedsel, medicijnen, water, zeep, baby formula, maandverband, niets komt Gaza meer in. Je moet wel erg langs de lessen van de geschiedenis heen willen kijken als de vergelijking met de getto’s van weleer zich niet opdringt. Het is een duister hallucinante speling van het lot die slachtoffers tot daders maakt, Palestijnen tot ‘joden’, Israëli’s tot nazi’s.

En wij, hier in Nederland?
Wij laten het gebeuren. Blijven Israël steunen omwille van… omwille van wat eigenlijk?
Omdat het makkelijker is moord en brand te roepen over antisemitisme en antizionisme dan op te staan voor universele mensenrechten? Omdat de IHRA-definitie van antisemitisme maakt dat kritiek op Israël eenvoudig als jodenhaat te doemduiden is? Omdat de voortwoekerende moslimhaat mooi te camoufleren is met de zogenaamd moreel superieure ‘keiharde strijd’ tegen antisemitisme. Een strijd die voorbijgaat aan de groeiende groep joden in Nederland die walgen van de racistische suprematie en het onvoorstelbaar wrede geweld gepleegd door Israël. Een strijd die voorbijgaat aan internationale verdragen, afspraken en rechten die gelden voor alle mensen. Een strijd die de joden in Nederland niet beschermt, maar hen apart zet van alle andere burgers in het land.
En dat is niet alleen volkomen onterecht, maar ook gevaarlijk.

Bikker beukt door het verdriet

Over veel van wat er zich in Den Haag afspeelt kan je je verbazen of opwinden: het gênante gewiebel van onze door niemand gekozen, immer schichtig in de camera blikkende premier bijvoorbeeld, of de afweerbordenfantasie van Marjolein Faber, die meer bespottelijke onzin uitkraamt zoals: ‘ik ben beleid’. De manier waarop Pieter Omtzigt ons een rampenkabinet in frommelde aan de hand van een A4-tje garanties ter bescherming van de rechtstaat, om af te haken als het menens wordt; de leugen-op-leugen van Dilan Yeşilgöz, die zelfs geen actieve herinnering lijkt te hebben aan wat liberalisme ook alweer betekent; de ranzig populistische keukentafelpraatjes van Caroline van der Plas en het surrealistische geschreeuw van de PVV om het ontslaan van de burgemeester van Amsterdam. Het ontkennen van de crises die er zijn – stront slaan we op in silo’s, kan best; landbouw is ook natuur en kinderarmoede laten we niet verder groeien – en noodrecht willen inzetten voor een crisis die er niet is. Het blijkbaar acceptabel vinden om mensen die demonstreren tegen wat Israël doet in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en nu ook in Libanon met grote regelmaat ‘tuig’ te noemen, en alle rampzalige onzin die uit de keel van Baudet schettert.
Maar wat me het meest verbijsterd is de fanatieke hardnekkigheid waarmee Mirjam Bikker en haar fractiegenoten achter Israël staan en werkelijk elke kans die er is aangrijpen om ons voor te spiegelen dat het monster van antisemitisme rondwaart in onze samenleving. Dat jodenhaat door onze straten zou golven met de vele demonstraties die er bijna dagelijks zijn uit solidariteit met het Palestijnse volk: het volk dat de schuld van onze Holocaust inlost, dat al decennia blootgesteld wordt aan Israëlisch agressie en treiterij, met als (voorlopig) hoogtepunt het weerzinwekkende geweld dat we zien na de aanslag van Hamas van 7 oktober 2023.

Ik geloof dat Bikker een oprechte politica is. Ook komt zij niet met de ballingenballast van haar collega Ulysse Ellian, zoon van een Iraanse vluchteling die uitgesproken anti-Islam is, met wie zij de Initiatiefnota (met betrekking tot de aanpak van antisemitisme) overnam van voorgangers Segers en Yeşilgöz.
Ik geloof ook niet dat Bikker gedreven wordt door inherente moslimhaat of islam fobie, zoals sommigen van haar collega’s, die zo graag en zo luid schreeuwen over ‘islamitisch tuig’, en beweren dat nieuwkomers antisemitisme met de paplepel kregen ingegoten, of dat jodenhaat bij de islamitische cultuur hoort.

Juist daarom verbijsterd het me dat Bikker nauwelijks empathie toont voor de Palestijnse slachtoffers: de gemartelde gevangenen, gearresteerde kinderen, hongerende baby’s, wanhopige vrouwen, mannen en kinderen. Haar compassie geldt enkel de slachtoffers van de aanval door Hamas.
‘Het deugt van geen kant om op een moment van diep verdriet daar doorheen te willen beuken met je eigen gelijk’, zei Bikker op 8 oktober in de Tweede kamer, naar aanleiding van de heisa die ontstond door een paar onbeduidende incidenten tussen pro-Israël demonstranten en pro-Palestina demonstranten. Van de pro-Israël manifestatie op 7 oktober, georganiseerd door een christelijke organisatie op de Dam in Amsterdam, wordt een beeld geschetst als was het een vreedzame herdenking door ‘de joodse gemeenschap’ van de slachtoffers van de aanval door Hamas, terwijl de tegendemonstranten – zonder dat daar iemand tegen protesteert – het predicaat ‘tuig’ opgeplakt krijgen.
Als je woorden als ‘door diep verdriet heen beuken’ in de mond neemt, zou je er ook bij stil kunnen staan dat zwaaien met Israëlische vlaggen en het zingen van het Israëlische volkslied op een door de christelijke organisatie ‘Op de bres voor Israël’ georganiseerd event, als pijnlijk ervaren kan worden door ‘de Palestijnse gemeenschap’.

Ik nam de moeite om naar de registratie van de bijeenkomst op de Dam te kijken, en kan alleen maar concluderen dat het inderdaad een pro-Israël manifestatie was, zoals de organisator het zelf ook noemt. De herdenking van de slachtoffers van 7 oktober kwam daarbij nauwelijks aan bod: er was een minuutje stilte, er werd een enorme Israëlische vlag uitgerold en het Israëlische volkslied klonk.
De ‘joodse stem’ werd vertolkt door een rabbijn die er de Holocaust bij sleepte om zijn publiek een pluim te geven dat zij aan de goede kant staan; en Chris Stoffer van de SGP was er om de menigte voor te houden dat Israël wel móet doen wat ze nu doet. De manifestatie was een door en door politieke bijeenkomst, die het predicaat ‘waardige herdenking van de slachtoffers’ niet verdient. Waarmee ik – voor alle duidelijkheid – dus niet zeg dat zo’n manifestatie niet zou ‘mogen’.
Overigens: na de Tweede Wereldoorlog mocht de oprichter van de SGP niet terugkeren in de Tweede kamer wegens antisemitische uitspraken en geschriften tijden de bezetting. De SGP heeft daarvan nooit formeel afstand genomen. Maar ach, kniesoor en water onder de brug en zo…

Het siert Bikker dat ze ons oproept naast elke joodse Nederlander te gaan staan, maar, o, wat zou ik haar, vanuit haar christelijke barmhartigheid graag eens horen zeggen dat ze ook naast elke Palestijn in Nederland staat, en hun pijn en verdriet over een jaar lang excessief geweld onderkent.

Of zou het zo zijn dat Bikker niet anders kan dan zich op de vlakte houden over het Israëlische geweld? Omdat de staat Israël door christenen ten koste van alles moet worden verdedigd en behouden? Opdat de Messias als koning van Israël kan terugkeren en de profetieën tot het beoogde einde kunnen komen?
Schallen daarom de bazuinen, worden daarom het geweld en de doden genegeerd, wordt daarom gezwaaid met die wit-blauwe vlag?
Well then: Hallelujah! Praise the lord and pass the ammunition.

Gays for Gaza is like chickens for KFC – dixit Netanyahu

De minister-president van Israël, Benjamin Netanyahu, mag een speech houden voor de verzamelde volksvertegenwoordigers van senaat en congres van de Verenigde Staten, ‘this great citadel of democracy’. Hij is zeer vereerd.
Op zijn ene revers draagt Bibi een speldje van innig verbonden Amerikaanse en Israëlische vlaggen; op zijn andere revers draagt hij een geel lintje. Bij honden betekent zo’n geel lintje dat ze moeilijk benaderbaar zijn, maar op de borst van Netanyahu staat het voor ‘bring them home’, in casu de Israëlische gijzelaars.
Achter de lezenaar voor Netanyahu zit Mike Johnson, een republikein uit Louisiana, die ook speaker of the house is. Op zijn revers prijkt een Amerikaans vlaggetje. Hij mocht Netanyahu aankondigen en kon, zo leek het, de opwinding nauwelijks aan. Naast Mike zit democraat Ben Cardin, voorzitter van de commissie buitenlandse betrekkingen. Hij draagt eveneens zo’n geel lintje. In Nederland zien we die versiering ook wel, bijvoorbeeld op de flappen van de jasjes van PVV Kamerleden, want die zijn héél begaan met de gijzelaars en erg gekant tegen het oplevend antisemitisme.

Netanyahu speecht zich een slag in de rondte. Hij zegt onder meer: ‘we staan op een kruispunt van de geschiedenis. Overal heerst chaos. In het Midden-Oosten, staat Irans as van het kwaad tegenover Amerika, Israël en onze Arabische vrienden. … Dit is een botsing tussen barbarij en beschaving, een botsing tussen hen die de dood vereren, en hen die het leven vieren. Maar als Israël en Amerika samenwerken, gebeurt er iets heel eenvoudigs: wij winnen, zij verliezen. En ik zeg jullie vandaag: wij gaan winnen!’
Na bijna elke zin die Bibi uitspreekt klinkt luid applaus. Achter Netanyahu springt Mike Johnson dan enthousiast op, zijn wat oudere kompaan Cardin volgt een fractie later. In mijn beeld zie ik de delinquente kop van Netanyahu geflankeerd door de twee driehoekige stropdaspunten van Johnson en Cardin, die parmantig de aandacht vestigen op onderbuik en kruis van de geachte volksvertegenwoordigers.

Netanyahu eert een aanwezige gijzelaar, een van de vier die bevrijd zijn in een operatie die aan tweehonderd Palestijnen het leven kostte. De gijzelaar werd herenigd met haar stervende moeder – hopla: up go Mike en Ben, samen met hun stropdaspunten. Bibi steekt de loftrompet over de dappere IDF soldaten die zelfs op één been nog terugkeren naar het front – hupsakee: daar gaan ze weer, de uiteinden van hun stropdassen wippen gezellig heen en weer op het ritme van het applaus. Tussen het klappen door memoreert Netanyahu ‘twee prachtige roodharige jochies die gegijzeld werden. Zulke mooie kinderen… zo monsterlijk.’ (Ter voorkoming van verwarring: het monster hier is Hamas.)
Hij zegt: ‘de pijn die deze families moeten doorstaan, er zijn geen woorden voor’.
Ik denk: voor de Palestijnse pijn hebben dichters als Ghayath Almadhoun woorden weten te vinden, en ook Israëlische schrijvers vinden woorden voor de Palestijnse tragedie. Hun woorden verhouden zich tot die van Bibi als fijn gouddraadwerk tot een web van scheermesprikkeldraad.

Netanyahu voert, via de slinkse omweg van een rouwende vader over zijn gesneuvelde zoon, het beroemde ‘jochie van de foto’ uit het getto van Warschau op. ‘Dat kind was reddeloos overgeleverd’, zo citeert Bibi de rouwende vader, ‘maar nu zijn we als joden niet langer hulpeloos tegenover onze vijanden.’
De Holocaust is nooit ver weg als het om vergoelijken van door Israël gepleegde misdaden gaat.

Bibi bedankt Biden – ‘a proud zionist’ – voor zijn steun. Ovatie! En Trump voor het erkennen van de geannexeerde Golan hoogte als horende bij Israël, en het verplaatsen van de ambassade naar Jerusalem. Donderend applaus plus gejoel.
De minister-president van Israël sneert naar de mensen die protesteren tegen de nietsontziende vergeldingsacties van Israël. Hij zegt: ‘de demonstranten maken geen onderscheid tussen hen die terroristen als doelwit hebben, en hen die burgers als doelwit hebben, ze maken geen onderscheid tussen de democratie Israël en de boeven van Hamas.’ Het zijn de nuttige idioten van Iran, zegt hij, die niet eens weten over welke rivier en welke zee ze het hebben. Klapperdeklap, opstuiterende Mike en opverende Ben, hun stropdasdriehoekjes dartelend op het ritme van het applaus.

Netanyahu zegt dat de burgerdoden de schuld zijn van Hamas. Applaus. Hij zegt dat er geen honger in Gaza is omdat elke Palestijn, man, vrouw en kind 3000 calorieën van Israël heeft gekregen. Als er al honger is, komt dat doordat Hamas het voedsel steelt. Klapperdeklap! Hij zegt dat de heldhaftige soldaten van het IDF lof toegezwaaid moeten krijgen om hoe ze de strijd voeren. Instemmend geroep door het applaus heen. Hij zegt dat Amerika het echte doelwit van Iran is, en dat Israël Amerika beschermd zoals Amerika Israël dekt. En de stropdasjes maar joepen op de maat van het geklap. Ik houd het niet meer en roep naar het beeldscherm: blijf toch staan jongens, dat zitten en opspringen elke minuut is volstrekt schaamteloos en door en door potsierlijk.

De oorlog kan morgen afgelopen zijn, zegt Bibi. Als Hamas zich overgeeft, zijn wapens inlevert en alle gijzelaars vrijlaat. Zo niet, dan zal Israël Hamas vernietigen. ‘Dat is wat we bedoelen met ‘total victory’.
Hoor ik hier nou een variant op ‘Der totale Krieg’? Het applaus klink zoals toen in het Sportpalast.

Ondanks alle narigheid is Netanyahu hoopvol. Want, zegt hij, het joodse volk is uit de diepe hel van ‘onteigening en genocide gekomen, en tegen alle verwachting in heeft het haar soevereiniteit in haar oude thuisland hersteld, en een levendige en krachtige democratie opgebouwd, een democratie die vernieuwing nastreeft ter verbetering van de hele mensheid.’ Opnieuw uiteraard donderend geklap; de Amerikanen hebben immers ook de mythe dat ze ‘een leeg land’ met blote handen hebben opgebouwd tot een baken van vrijheid in een woelige wereld. En ervaring als genocideplegers hebben ze tenslotte ook.
Bibi sluit zijn speech af met de verzekering dat hij niet zal rusten tot zijn nobele missie is volbracht en de hele achtergebleven regio vol onderdrukking, armoe en oorlog met hulp van Arabische bondgenoten tot een ‘bloeiende oase’ van waardigheid, voorspoed en vrede is omgevormd.
En daarbij heeft hij de niet aflatende steun van zijn grote vriend Amerika nodig. ‘Geef me sneller de wapens, zodat ik de klus sneller kan klaren’.
O, en ‘may God bless America and Israel’ en de innige vriendschap die de twee landen bindt.
Het applaus en de jubel doen de ramen in hun sponningen trillen.

Tijdens deze schandelijke vertoning is er een klein lichtpuntje. Rashida Tlaib, afgevaardigde uit Michigan, houdt in stil protest een bordje omhoog met: ‘oorlogsmisdadiger’, en: ‘schuldig aan genocide’. Als er een God is die zegeningen uitdeelt: dan graag aan Rashida Tlaib. Het is haar standvastig protest dat een staande ovatie verdient.

(Illustratie: Maya -2024)

Als politicus en als mens

De eerste keer dat ik iemand hoorde zeggen: ‘ik sta hier als politicus en als mens’, spitste ik mijn oren. Het komt mij nogal vreemd voor, ja zelfs een beetje schizo, om jezelf op te splitsen in politicus en mens. Eenzelfde verbazing overvalt mij als er gevraagd wordt naar ‘de mens achter de politicus’. Beleid maken vergt een met overtuiging uitgedragen visie die door mens en politicus gedeeld wordt. Zij zijn een en dezelfde persoon; mens en politicus horen samen te vallen.
In het Haagse circus van de laatste weken wordt het oneigenlijke onderscheid tussen politicus en mens genormaliseerd. Zo komt een politica met het dragen van de prinsenvlag weg door de huidige connotatie van die vlag met NSB, neonazisme en extreemrechts van zich af te schudden met een beroep op haar persoonlijke geschiedenis: haar voorouders kwamen met Willem van Oranje naar Nederland om de Spanjaarden te verjagen. Nu Reinette Klever minister is, zal ze geen prinsenvlag meer dragen: want als minister wil ze niks te maken hebben met neonazisme en extreemrechts. Als mens vindt ze het prima om haar landgenoten van kleur elk jaar te schofferen met zwartgeschminkte knechten van Sinterklaas. Dat is een cultuurdingetje. Maar als minister vindt ze dat iedereen in Nederland gelijkwaardig is. Het is bij de knorhanen af.
Voor Fleur Agema is het ook even wennen, die scheiding tussen de mens Agema en de minister Agema. In de oppositie hoefde mens Fleur zich niet te verschuilen achter politica Fleur en konden ze samen openlijk instemmen met bijvoorbeeld het idee van de ‘kopvoddentaks’. Nu, als minister, onderschrijft ze dat ook op haar ministerie vrouwen die een hijab dragen erbij horen. Dat ze uit onwennigheid het tegenovergestelde twittert, is een beginnersfoutje. Natuurlijk horen ‘hoofddoekjes’ erbij, het hoofdlijnenakkoord is duidelijk genoeg. Je hoort haar tandenknarsen als Schoof haar kastanjes – die nu ook de zijne zijn – uit het vuur haalt.
Bij Marjolein Faber heb ik niet het idee dat ze ook maar ergens aan moet wennen. Ze straalt totale ongevoeligheid voor haar omgeving uit. Nu ze het strengste asielbeleid ooit kan gaan vormgeven, kan het haar geen donder schelen met welke woorden ze haar ideeën moet uiten: ze plakt gewoon als politicus een andere etiket op hetzelfde gedachtengoed, en vertrouwt erop Wilders pal voor zijn mensen staat en daarin tot het uiterste gaat. Haar geblondeerde voorman beweert dat toch niet voor niks.
Als politicus neemt Faber afstand van haar eerdere overtuiging, maar ik denk dat het lang zoeken is naar iemand die dat gelooft. De coalitie doet alsof. Want het land moet nou eindelijk eens bestuurd worden. Tijdens het debat over de regeringsverklaring zit de nieuwbakken minister te knikkebollen. Het zal haar een zorg zijn dat ze zoveel weerstand oproept. ‘Weerstand maakt mij sterker’, zegt ze trots. ‘Ik laat mij door niemand tegenhouden.’
Dat moet slecht nieuws zijn voor de leider van deze sinistersclub, onze minister-president, die ongekozen lakei van de macht met de uitstraling van een end hout. Hij klinkt tijdens zijn eerste debat als een ouderwets singeltje, waarvan de A-kant en de B-kant hetzelfde riedeltje geven: wij gaan het hoofdlijnenakkoord uitwerken tot een regeerprogramma, ik heb het volste vertrouwen in alle leden van mijn ploeg, die allemaal de rechtsstaatverklaring hebben ondertekend en iedereen gelijkwaardig vinden, en ik zal een MP zijn voor alle Nederlanders. Hij klinkt alleen geloofwaardig als hij zegt dat hij marathons loopt en van sport houdt. Bij hem zie ik vooral een man die tot leider van het land is opgestoten omdat niemand anders wilde of aanvaardbaar was voor alle vier coalitiepartijen. Als hij al ergens mee samenvalt, is het met een ambtenaar op de automatische piloot. Nog mijlen verwijderd van staatsmanschap, even aangenomen dat dat er überhaupt inzit.
Wat ik me afvraag, nu ik de normalisering van de splitsing tussen mens en politicus in het centrum van de macht waarneem, is hoe de mens Omtzigt en de mens Yeşilgöz deze vertoning aan zichzelf kunnen verkopen als ‘goed voor Nederland’. Als politici zien ze er geen been in om te draaien of te schmieren en te doen alsof het heel gewoon is om met extreemrechts in zee te gaan. Maar hoe kan Yeşilgöz dit kabinet aan Dilan verkopen als liberaal genoeg? Hoe krijgt Omtzigt het voor elkaar om aan Pieter uit te leggen dat bij deze regering de rechtstaat in goede handen is? Of is de schizofrenie bij hen al zo ver gevorderd dat ze hun gespletenheid zelf niet meer opmerken?

Interview met een minister (fragment)

Er is nogal wat te doen over het gebruik van de term omvolking…
Ach wat, dan gebruik ik die term toch niet. Nazistisch? Wist ik niet. Anders had ik het woord natuurlijk nooit in de mond genomen. Uiteraard heb ik het nooit nazistisch bedoeld. Kom zeg, ik werp nazisme verre van mij, nazisme is een walgelijke ideologie. Van antisemitisme moet ik ook niets hebben, noch van complotten van elites of reptielen of zo. Wat een valse aantijgingen. In mijn partij zitten de beste vrienden van Israël. Wij staan pal voor de joods-christelijke waarden. Wij zijn fier op onze kruisridders die het heilige land bevrijd hebben van de Moren. Elke jaarwisseling zeggen we tegen elkaar: volgend jaar in Jerusalem. En dan bedoelen we niet alleen onze ambassade.
Natuurlijk ben ik geen racist. Ik heb onder mijn vrienden iemand die in een woonwagen woont. En ik doe ook normaal tegen homo’s. Maar ik kom ze niet vaak tegen want je kunt het aan de buitenkant niet goed zien. Laatst heb ik gewoon rustig in de rij staan wachten achter iemand met een donkere huidskleur. En ik ben ook een keer in de tram opgestaan voor een oude Surinamer. Of was het een Antilliaan? Nou, daar wil ik af zijn.
Tegen hoofddoekjes heb ik ook niks, mijn eigen moeder had altijd een sjaaltje om haar hoofd als ze de ramen lapte of de stoep boende, en mijn liefste tante was een non. Ik wil gewoon dat alle vrouwen vrij zijn, en dat is bij de islam onmogelijk. Die kwaadaardige religie onderdrukt vrouwen. En daar moet ik niks van hebben, van onderdrukking.
Beste mevrouw de minister, even terug naar de basis. U gaat de term omvolking niet meer gebruiken, maar u maakt zich wel ernstige zorgen over de demografische ontwikkelingen in Nederland. Kunt u me uitleggen waarom die demografische ontwikkelingen u zoveel zorgen baren?
Jij hoort zeker bij de mainstreammedia? Zo zie je er ook wel uit, als zo’n linkse activist, als iemand die nooit verder nadenkt dan z’n woke neus lang is. Anders zou je me zo’n halfzachte vraag niet stellen. Maar goed, ik heb nu een verantwoordelijke functie, dus ik zal je een antwoord geven. De demografische ontwikkeling in Nederland laat zien dat de echte Nederlander met gezwinde spoed wordt vervangen door immigranten en hun nazaten. Kijk maar naar de grote steden, je kunt het daar gewoon op straat zien! En die zogenaamde Medelanders zijn niet blank he, die zijn gekleurd en hebben andere waarden en normen dan die van onze mooie joods-christelijke traditie, waar ik met hart en ziel van hou. Die zijn niet geworteld in onze VOC-mentaliteit, die weten niet hoe het is om een plantage te runnen, een kolonie te bestieren, dijken op te werpen tegen het wassende water, of boterhammen met kaas of pindakaas te eten.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niks tegen mensen met een andere kleur, met een andere religie of met eigen culturele dingetjes. Maar ik vind het dus wel een probleem dat bij die mensen vijf, zes, zeven kinderen per vrouw geboren worden terwijl onze blanke vrouwen met een beetje geluk gemiddeld anderhalf kind baren. En dan loopt het qua bevolkingssamenstelling snel uit de hand en worden we een minderheid in eigen land. Daarom ben ik ook zo voor regelingen die onze eigen vrouwen stimuleren om meer kinderen te krijgen.
Is Lebensborn daarbij voor u een inspiratiebron?
Geen idee wat dat is, maar als het weer iets met nazi’s te maken heeft werp ik het verre van mij. Ik vind het gewoon belangrijk dat er meer echte Nederlandse kinderen worden geboren. Ook door abortus bijvoorbeeld weer strafbaar te maken. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we het zedenverval maar ongelimiteerd laten doorgaan. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En daar zal ik me ook in mijn nieuwe functie door laten leiden. Mouwen opstropen, poten in de klei, en aan het werk. Dat is mijn devies.
En de andere coalitiepartijen, gaat u die voor uw plannen meekrijgen?
Ha! Reken maar dat ik die slappe hap van een Schoof meekrijg, dat is er zo eentje die springt als met stemverheffing ‘spring!’ wordt geroepen. Die twijfelaars van Pieter doen over alles zo lang dat de beslissing al genomen is voor ze hun stukken hebben geordend. En de club van Dilan? Niet bang voor, die zijn opportunistisch genoeg om mee te bewegen met alle winden. En mocht er tegenstand komen, intimideer ik ze, met hulp van Geert en mijn partijcollega’s zover het PVV-kamp in dat ze de weg terug niet meer kunnen vinden. In de veekraal bij de BBB. Het land heeft grote problemen, en die gaan we oplossen. Met harde hand. Let maar op.
Dank u voor dit verhelderende interview.
Hmmm, dat zal wel, slijmerd.

[illustratie: B.K.]

De biecht van Pieter O.

‘Vader, ik ben in verwarring’. Pieter legt zijn moede hoofd tegen het houten latwerk van de biechtstoel. Hij herinnert zich het biechten uit zijn jeugd, de uit de koektrommel genomen lange vingers, de incidentele onkuise gedachte en de schaarse ongehoorzaamheden. Een hevig verlangen naar die onbezorgde tijden van weleer overvalt hem: hoe moeder altijd stipt zes uur het eten op tafel had; hoe vader hem na de mis op zondag overhoorde over de preek voor hij zijn zakgeld kreeg; hoe hij als student in Rome de geur van eeuwen kerkelijke geschiedenis opsnoof. Die tijd dat hij zich nog plooide zonder daarbij zichzelf uit te wissen.
‘Belijdt uw zonden, open en oprecht, en u zal vergeven worden.’ klinkt de priester aan de andere kant van het latwerk.
Pieter huivert even, herpakt zich, en begint in het beschermde duister van de biechtstoel zijn hart te luchten.
’Vader, ik ben erin gestonken. Ik had het nooit moeten doen en nu kan ik niet meer terug. Want ga ik terug word ik vermorzeld en niemand regisseert vrijwillig zijn eigen teloorgang.
Ik dacht dat ik ertoe zou doen, Vader, maar elke keer als ik nog niet eens halverwege mijn eerste zin ben, snatert Dilan al door me heen met een kattige opmerking. Met die half meewarige half arrogante blik van haar en die in een quasi-glimlach vertrokken mond. Caroline en Geert luisteren al helemaal niet meer als ik iets zeg, die zitten liever samen te geinen en te bedenken hoe ze de grachtengordel en de Hilversumse elite te grazen kunnen nemen. Van Geert verwacht je dat, maar Caroline? Ik voel me verraden, eerst was het Pieter voor en Pieter na, en nu laat ze me glashard vallen. Ik weet heus wel wie daarachter zit: Mona. De pink lady, in dat zuurstokroze dat pijn doet aan je ogen; die palingventster heeft het nooit kunnen verkroppen dat ze toen geen lijsttrekker is geworden en dat ik populairder ben dan zij. Dick probeert het af en toe nog wel voor me op te nemen, maar die slaat geen deuk in een pakje boter met zijn ambtenarenattitude tegenover de gewiekste spelletjes en het keiharde sarcasme van Dilan en Geert. En Caroline? Zelfs Dick neemt haar al niet meer serieus.
Dat verdraag ik allemaal, Vader, dag in dag uit. Omdat ik verschil wil maken. Omdat ik dat Constitutionele Hof wil, en dat heb ik er, godlof, uit weten te slepen. Ik hou de hele tijd zo goed als al mijn bedenkingen voor me, schiet niet te vaak emotioneel uit mijn slof, en als een trouwe hond heb ik dat hoofdlijnenakkoord staan verdedigen in de Tweede Kamer.
En dan nu dit. Ik bedoel: Vader, hoeveel moet ik nog slikken? Moet de hele gifbeker leeg? Hoeveel onbenul kan een kabinet aan? Een gewezen militair die nauwelijks uit zijn woorden kan komen op defensie. Als het klopt dat je denken zich reflecteert in je schrijven dan is Gijs een gedecoreerd warhoofd eerste klas. Waaruit maar weer blijkt dat betoonde moed op het slagveld niks zegt over denkkracht. Hopelijk houdt die gladde Ruben hem in toom.
Laatst zag ik twee schoenen door de gangen van het parlement lopen. Met Mona ernaast. Die is nu ze eindelijk minister wordt helemaal niet meer te harden. Zal aan Geert vragen of hij die bezem die voor Sigrid was nog heeft bewaard, kan Moontje hem gebruiken voor haar retourtjes Den Haag-Volendam. Hoewel, misschien Geert toch maar rechts laten liggen, nu hij zijn paradepaardjes naar voren heeft geschoven. Die Faber, zoals die rondstapt door de gangen, dat is toch net een kampbewaakster.’
‘Mijn zoon, u vergeet uzelf, u bent aan het biechten!
‘Zeker, Vader, maar het zijn juist dit soort gedachten die zo zwaar drukken op mijn zondig gemoed. Daarom moet ik ze uitspreken om vergiffenis te kunnen vragen. Ik kan er niks aan doen, kijkt u zelf eens naar Marjolein. Het enige wat ontbreekt zijn een paar laarzen en een zweepje. Ik ben een voorstander van beperken van immigratie, zeker uit moslimlanden, maar deze vrouw als opzichter daarvan gaat wel echt ver. Ik kan het niet helpen, de gedachten komen opzetten en willen niet meer weg. Het hele gedoe is vanaf 22 november een totaal echec en dat kleeft ook mij aan. Ik verdraag het, want het land moet bestuurd worden, maar geloof me, Vader, het is loodzwaar.’
Vanachter het latwerk klinkt een bemoedigend gemompel.
‘Ik begrijp dat in de brakke poel die doorgaat voor PVV-kweekvijver weinig vissen van formaat spartelen, maar Reinette? Ik zeg het niet met plezier, maar door dit soort vrouwen verlang ik nóg meer terug naar de tijden waarop de Kamer overzichtelijk verzuild gevuld was met witte mannen. Reinette zou ik nog niet mijn schoenveters laten strikken. En die gaat buitenlandse handel bestieren. En ontwikkelingshulp. Dan houd je het toch niet droog, Vader. Of dat influencerachtige meisje van Boer zoekt vrouw – drie kinderen in drie jaar met haar boer-van-de-tv en dan weer scheiden want toch geen goede match. Die zet de BBB op landbouw, als een mascotte van de agrarische lobby. Moet ik allemaal slikken.
Maar dat ik niet met Caroline in zee ben gegaan, dát had ik dan tenminste wel goed ingeschat. Ja, ik heb er serieus over nagedacht, minder gedoe dan een eigen partij en Caroline gold toen nog als verfrissend bij veel kiezers. Voor die blunder ben ik in ieder geval behoed.
Vader, vergeef mij mijn zondige gedachten, vergeef mij de zonde van de hoogmoed, dat ik dacht dat ik dingen kon veranderen, vergeef mij mijn slappe knieën, vergeef me dat ik niet de kracht noch de moed heb om mijn lieve land te beschermen tegen dit extreem rechts. Vader, vergeef mij, want ik zondig.’
Met een penitentie van zes Onze Vaders en vijftien Weesgegroetjes geeft de priester de zondaar de absolutie. Pieter verlaat met verlichte tred de kerk, om het landsbelang gesterkt verder te gaan dienen.

Steeds verder naar rechts

Het beoogde kabinet Schoof – verder op naar rechts -1, heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer. Dat is vervelend, want ook de Eerste Kamer moet goedkeuring geven aan de wetten en regels die de Tweede Kamer voorstelt, of, beter geformuleerd: moet de wetten en regels die de Tweede Kamer voorstelt toetsten aan bestaande wet- en regelgeving en internationale verdragen. En bepalen of wat de knutselcoalitie voorstelt binnen die kaders past.
Nu wringt daar de schoen, want veel van wat onder leiding van Schoof gaat worden voorgesteld zou wel eens niet kunnen passen binnen de bestaande wet- en regelgeving, om nog maar te zwijgen van internationale verdragen. (Over solidariteit hebben we het niet. Solidariteit is het nieuwe taboe).
Om toch iets voor elkaar te krijgen, heb je een meegaande, flexibele Eerste Kamer nodig, die een en ander welwillend door de vingers ziet, en, naar voorbeeld van Schoof, de randen van de wet best wil oprekken, of, in navolging van Mona Keijzer, bij elke uitglijder zegt: ‘zo had ik heb niet bedoeld, als dat zo is overgekomen dan vind ik dat jammer’.

In de Eerste Kamer zal het samenraapselkabinet stemmen moeten sprokkelen voor steun van hun maatregelen om Nederland ‘weer van ons’ te maken. NSC doet niet mee in de Eerste kamer, PVV heeft maar 4 zetels, BBB is de grootste (16 zetels), gevolg door de VVD met 10 zetels. Acht te kort voor een meerderheid van een halve zetel.
Als we er – optimistisch – van uitgaan dat PvdA, GL, CDA, D’66, SP, CU, PvdD en Volt (samen 36 zetels) zich niet voor een gammele kar met afwijking naar rechts zullen laten spannen als de voorgenomen wetgeving niet overeenkomt met de internationale rechtsorde, met in verdragen vastgelegde mensenrechten, met bescherming van natuur en milieu, maatregelen tegen klimaatverandering en het borgen van vrijheden voor alle inwoners van Nederland, moeten de bewindslieden van kabinet Rancune de boer op bij partijen als JA21, waar Annabel Nanninga de driekoppige fractie voorzit. Nanninga, eerst van Forum voor Democratie, maar vanwege de antisemitische uitlatingen van hun jongerenvereniging bij die partij weggegaan. Nanninga staat pal voor de joodse gemeenschap, nu dat politieke vruchten afwerpt. En voor de rest wordt ze altijd maar verkeerd begrepen – mensen snappen die Reviaanse ironie gewoon niet – en wordt ze vals geframed door moslimknuffelaars, vriendjes van Hamas en ander links gajes.
Ook de partij die Annabel verliet telt ineens weer mee. Forum voor Democratie, waarvan de partijleider Thierry Baudet glimmend van trots en haast verliefd croonend naast Andrew Tate zit en ons verkondigt dat hij samen met Andrew verder bouwt ‘aan de brede, internationale alliantie van gelijkgestemden in Europa, Amerika en daarbuiten’. Om zich vervolgens te beklagen dat hij alweer niet aan een talkshowtafel is uitgenodigd en niemand hem wil interviewen, maar wel steeds Dassen, Eerdmans en ‘Klavertje’ mogen aanschuiven. Het is niet eerlijk! Maar nu, dankzij de boeren en de vissers en de gewone hardwerkende Nederlanders heeft hij dan toch een plek midden in de macht te pakken: in de Eerste kamer hebben ze zijn partij nodig. Dus heeft hij nu wisselgeld, en kan hij in ruil voor steun eisen dat hij bij de NPO op tv mag, of in de Volkskrant.
Maar met JA21 en FvD in de pocket mist de fröbelcoalitie nog drie zetels voor de helft plus 1.
Enter: de SGP. Nooit te beroerd om extreemrechts bij te staan. Als ze maar niet aan Israël komen, want dat is het beloofde land, door God zelf aan de joden gegeven.
De SGP staat ‘voor het leven, het gezin, de boer, de visser, Israël en Nederland’. In die volgorde. Die de politie bedankt met een grote taart vanwege hun bescherming bij een actie op de Dam in Amsterdam, ter ondersteuning van de joodse gemeenschap. Er werd daar gebeden en gezongen, het Israëlische volkslied schalde over het plein, en men haalde er de schouders op over dode Palestijnse kinderen. Georganiseerd door de SGP, maar ook de christenen van de ChristenUnie waren van de partij. Naastenliefde is een rekkelijk begrip, om over ‘de andere wang’ maar niet te spreken. De SGP, die partij die om het hardst roept dat de joodse gemeenschap niet gelijk mag worden gesteld aan Israël, want dat is antisemitisch. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig.
Maar dan is het gesprokkel nog niet ten einde, want nog steeds is er één stem tekort voor een meerderheid. Die stem kan komen van 50Plus, overal elders uitgespeeld, maar inde Eerste Kamer nog op het pluche, of van OPNL – Onafhankelijke Politieke Nederland. Beiden met één zetel, waarvan OPNL een wildcard zou kunnen zijn.
En, o nachtmerrie, het zou ook nog kunnen dat niet alle fracties in de Eerste Kamer zich onderwerpen aan kadaverdiscipline. De Eerste Kamerfractie van de VVD heeft ten slotte voor de spreidingswet gestemd. Schoof begint aan een hachelijk avontuur met maar één troost: lang zal het  niet duren.

Gezocht: een marionet

Geert ligt te woelen in zijn bed. Het is warm, te warm, maar een raam openzetten in een safehouse, dat mag dan weer niet. Zelfs Pluisje en Noortje kunnen hem niet bekoren, dat zeikerige gespin en gesnor en die harige hete lijfjes. Hij geeft de een lel en de ander een loeier. Wegwezen, rotbeesten. Zijn vrouw ontziet hij, zodat zij ook hem ontziet.
Geert heeft het zwaar. Zwaarder dan al die tijd dat hij over dat ‘hoofdlijnenakkoord voor een programkabinet’ moest onderhandelen. Al die tijd had hij geweten dat die andere drie partijen never nooit nieuwe verkiezingen zouden aandurven, want ze stonden op vet verlies in de peilingen, en dat verlies werd steeds vetter. Zijn tijd was gekomen en ook zijn kabinetje kwam er, daar twijfelde hij niet aan. De kiezer had immers gesproken, en de kiezer heeft het echt hé-le-maal gehad met al die extreemlinkse gekkigheid. Ja, het was lastig, dat eindeloze geouwehoer onder leiding van Jut en Jul, irritant zelfs, die Roomse gluiperd met z’n gezever over de rechtsstaat, Dilancyaankali, die nepperd, met haar kijk-mij-es-fijn-gaan en dat wij-nemen-onze-verantwoordelijkheid. En dan die uit de klei getrokken groupie, die volkse moeke die maar napapegaait alsof het een levensvervulling is. Ach, hij zou die brulkikker wel op sleeptouw nemen, je kan lol met d’r hebben en ze zal zich gewillig laten gebruiken voor ‘de goede zaak’.

Maar nu zijn de touwtjes van zijn gedroomde trekpop, de ‘volledig integere’ Plasterk, in de war geraakt, en zit Geert met de brokken. Want waar haalt hij zo snel een nieuwe marionet vandaan? Met genoeg aanzien, een beetje statuur en die hij toch met gemak naar zijn pijpen kan laten dansen.
Hij draait zich bruusk om, duwt zijn dekbed weg. Het is warm, te warm. Hij staat op en loopt zachtjes naar de keuken om de op de sofa in slaap gevallen beveiliger niet wakker te maken. In de keuken warmt hij melk op voor een beker saliemelk, die kreeg hij vroeger altijd van zijn moeder als hij niet kon slapen.
Zuchtend zet hij zich aan de keukentafel om een lijstje te maken. Martin, schrijft hij op. Streept het gelijk weer door. Ik ben niet van lotje getikt, zeg! Martin? Die is niet in de klauwen te houwen als die eenmaal het baasje is. Laat die maar lekker kamervoorzitter spelen, met z’n gedichtjes, en voor de juiste ordnung zorgen, zodat dat linkse tuig en die andere mafklappers eindelijk eens hun waffel houden omdat hij ze gewoon de mond snoert. Fleur dan? Nee, Fleurtje is een kanjer, die gaat zeker vlammen, maar de leider? Nee, die krijgt Volksgezondheid, past ook beter bij een vrouw.
Een VVD’er moet hij ook niet hebben: met Dilan-de-Verschrikkelijke op de achtergrond, altijd op de loer naar meer macht, heeft hij dan een adder aan zijn borst.
In de partij van Pietertje springt er ook niemand uit, politieke beginnelingen op zoek naar de klok en de klepel die de regels van het politieke spel nog niet kennen.
En dan die Mona, niet echt wat je zegt een toetje. Geert barst in lachen uit. Het is gewoon humor om die Volendamse Gezina als beoogde baas naar voren te schuiven. Alsof hij zijn kabinet zou toevertrouwen aan een geblondeerde mannin! Ze mag er zijn hoor, Mona, net als Caroline is zij zo lekker gewoon. Volks. Koopt haar ondergoed bij de Hema en vindt de kermis het hoogtepunt van het jaar. Maar baas van mijn land, mijn volk, mijn kabinet? Van mij? No way.
Hij neemt een slok van zijn inmiddels lauw geworden saliemelk, spuugt het weer terug in het glas. Gadverdamme, wat is dat goor…
Geert geeft het op, schuift het papier terzijde en gaat terug naar bed. Pluisje en Noortje hebben zich op zijn kussen ineengestrengeld en kijken hem met half toegeknepen ogen aan. Zuchtend legt hij zijn hoofd naast zijn kussen. Hij kan die beesten moeilijk weer een optater geven.
Joost? Nee. Ahmed? Ha, dat zou een goeie bak zijn, maar nee. Johan? Die wil niet. Wie dan? Geert valt in een onrustige slaap en droomt van wajangpoppen.

Vragenuurtje

Kijktip: wil je de politieke nieren proeven, luister en kijk dan naar het Vragenuurtje, elke dinsdagmiddag in de Tweede Kamer. Met deze week de protesten van studenten tegen de slachting in Gaza en de banden van Nederlandse universiteiten, waaronder de UvA, met Israëlische instellingen.
Mariëlle Paul, minister van Primair en Voortgezet Onderwijs, kwam de vragen beantwoorden. Zij nam de honneurs waar voor Robbert Dijkgraaf.
Claire Martens-America (VVD) trapte af, woorden als het ‘verdrietige moment dat de Universiteit in de hoofdstad zijn deuren heeft moeten sluiten’, ‘antisemitische leuzen’, ‘geweld tegen de politie’, Amsterdamse raadsleden die vanaf het dak van de Universiteit de menigte opzwepen, en het ‘absolute dieptepunt waarbij we zagen dat onze universiteit geheel van binnen werd gesloopt.’
Daar onderbrak ze zichzelf, liet een stilte vallen, zette haar bril af en deelde een hartenkreet: ze heeft berichten ontvangen van joodse studenten die niet meer naar de universiteit durven, en dat er misschien lijsten moeten komen zodat ‘decanen joodse studenten kunnen waarschuwen als the shit hits the fan, en het niet veilig voor hen is om naar de Universiteit de komen. Dat is waar wij als land op dit moment zijn aanbeland.’
Minister Paul maakte een onderscheid tussen studenten en relschoppers die misschien niet eens student zijn, dat het goed is dat studenten zich uitspreken over wat hen bezig houdt ‘op allerlei plekken in de wereld’, maar dat geweld, vernielingen en agressie gewoon niet kunnen. En dat iedereen er alles aan gaat doen om ervoor te zorgen dat studenten weer veilig kunnen gaan doen waar een universiteit voor bedoeld is: studeren.

Daarna mochten de aanwezige Kamerleden zich uitspreken over de kwestie.
Diederik van Dijk (SGP) vroeg zich af of die ‘raddraaiers’ niet kunnen worden uitgeschreven, en vond dat onderzocht moet worden of de kosten van de vernielingen op hen verhaald kunnen worden.
Rosanne Hertzberger (NSC), die ‘zelf nog op Roeterseiland heeft gewerkt,’ vond het onbestaanbaar dat de universiteit geen eigen veiligheidsmensen in dienst heeft, en dat de schuldige vandalen geschorst en uitgeschreven moeten worden.
Reinder Blaauw (PVV), met een geel bring them home strikje op zijn revers, had het over ‘antisemitisch tuig’, en dat het ‘een schande is dat goedwillende joodse studenten geen onderwijs mogen genieten.’
Claudia van Zanten (BBB) vond het echt ‘onbestaanbaar’ dat de universiteit twee dagen dicht moest. En er moest nu echt haast gemaakt worden met het implementeren van de door haar en Caroline van der Plas ingediende en aangenomen motie over identificatieplicht. Je kunt de studentenvisa van de internationale studenten van buiten de EU gewoon intrekken, stelt ze, en studenten van binnen de EU kan je permanent schorsen.
Joost Eerdmans (JA21) kwam, op zijn PVV’s, met ‘tuig van de richel’, die nu ook nog de persvrijheid belemmeren. Hoe kan het bestaan dat de pers zijn werk niet mag doen. ‘Waar was de sterke arm?’
En Mirjam Bikker (CU) pakte haar rol als kamerdominee opnieuw met verve: al dat geweld en al dat antisemitisme is niet de weg naar vrede. ‘Oproepen dat heel Israël onder Arabisch bestuur moet komen is niet de weg naar vrede’ en ‘oproepen tot Intifada’ ook niet. Wat wel de weg naar vrede is? De door haar geïnitieerde Catshuisbijeenkomst, waar met vertegenwoordigers van ‘de joodse gemeenschap’ gesproken was en waar ‘normerend was opgetreden’.
Er waren ook wel tegengeluiden, van Denk uiteraard, van de SP, D66 en PvdA/GL, die het opnamen voor de studenten die zich niet gehoord voelen en dat de protesten zijn gekaapt door een kleine groep verantwoordelijk voor de gewelddadige vernielingen (die iedereen terecht onzinnig en onnodig vindt).
Maar echt uit de verf kwamen die tegengeluiden niet.
Tot Esther Ouwehand (PvdD) het woord nam: ‘… Ik verwacht ook dat het kabinet zijn eigen rol in deze onrust goed durft te benoemen. Het is niet alleen omdat de regering Netanyahu oorlogsmisdaden pleegt in Gaza, 35.000 doden, het is ook omdat Nederland, dit kabinet, Netanyahu de hand boven het hoofd houdt. Hoe gefrustreerd denk je dat mensen zijn omdat ze moeten kijken naar een genocide en dat hun eigen regering wegkijkt.’

Onze volksvertegenwoordigers, die in hun haast om repressieve maatregelen voor te stellen en ‘de goedwillende joodse studenten’ te beschermen vergeten, of zijn moedwillig blind voor het feit dat er een genocide aan de gang is in Gaza, gepleegd door Israël, met steun van de Nederlandse regering. Dat de studenten zich daartegen verzetten lijkt me een opsteker voor iedereen die internationaal recht, volkerenrecht, oorlogsrecht en menselijkheid serieus blijft nemen, die ziek wordt van de selectieve verontwaardiging in het parlement, en voor wie de ‘rode lijn’ al lang en breed is overschreden.

Het boek Ester, Bijbelexegese met Mirjam Bikker

Mirjam Bikker stapt naar het spreekgestoelte van de Tweede kamer zoals een dominee naar de kansel. Ik heb bij haar überhaupt het gevoel dat ze beter op haar plaats zou zijn als predikant dan als politica, omdat ze zo graag de morele wet voorschrijft, hoe we met elkaar moeten omgaan, en hoe we moeten herdenken. ‘Wij zijn op 4 mei twee minuten stil’. Alsof het twee minuten stil zijn de bokken van de schapen scheidt, de kwaden van de goeden, en in het huidige tijdsgewricht: de antisemieten van de filosemieten.

Haar bijdrage aan het debat over antisemitisme dat op 25 april werd gehouden in de Tweede Kamer begint Bikker met een verwijzing naar de Bijbelse Ester, vanwege Poerim, of het Lotenfeest, dat de joodse gemeenschap op 22 en 23 april vierde. Ester voert ze op als sterke vrouw die met gevaar voor eigen leven de eerste pogrom tegen de joden wist te voorkomen.
Daar wilde ik meer van weten. Ik las het boek Ester in de Statenvertaling met de EO-vertaling ernaast. Dat was verhelderend.
Hier volgt een samenvatting, een beetje lang wellicht, maar de moeite waard.

Het gebeurde in die dagen [in de vijfde eeuw voor Christus] dat koning Ahasveros van Perzië een groots feest gaf in Susa, zijn vesting. Na zeven dagen feesten ontbiedt hij zijn vrouw Vasti, omdat hij haar schoonheid aan zijn gasten wil tonen. Vasti weigert te verschijnen. Dat zint de vorst niet en op advies van zijn raadsheren verstoot hij haar. Want als de ongehoorzaamheid van de koningin ongestraft zou blijven, zouden vrouwen geen achting meer hebben voor hun mannen.

Na enige tijd gaat de koning zijn vrouw missen. Om dat te verhelpen stellen zijn adviseurs voor om de mooiste maagden uit zijn koninkrijk voor hem te verzamelen, zodat hij een nieuwe vrouw kan kiezen. Ester, een weesmeisje dat onder bescherming staat van haar neef Mordechai, een jood in ballingschap die in het paleis werkt, wordt de uitverkorene. Wanneer zij na een uitgebreide schoonheidsbehandeling voor de nacht naar de koning wordt gebracht, raakt hij onder haar bekoring en kiest haar als zijn koningin. Ze gaat wonen in de harem en verzwijgt, op advies van Mordechai, dat ze joods is.

Mordechai hoort op een zekere dag twee mannen een plan beramen om de koning te vermoorden. Hij vertelt dit aan Ester, die de koning van dit snode plan op de hoogte brengt. De verdenking blijkt gegrond, de twee mannen worden opgepakt en ophangen. Dit voorval en de rol van Mordechai in het verijdelen van de aanslag worden opgenomen in de kronieken.

De Amalekiet Haman is door de koning aangesteld op de hoogste positie aan het hof. Iedereen moet voor hem een knieval maken. Mordechai weigert dat als enige, en dat wekt de woede van Haman op. Hij besluit dat Mordechai moet sterven, en met hem alle joden in het koninkrijk. Haman zegt tegen de koning dat de joden overal in zijn rijk wonen maar dat ze zich niet aan zijn wetten houden en dus uitgeroeid moeten worden. Haman belooft 10.000 zilveren talenten voor de schatkist, en krijgt toestemming van de koning om met de joden te doen wat hem goeddunkt. Naar alle uithoeken van het rijk stuurt Haman een bevel om de joden uit te moorden, met een precieze datum waarop dat moet gebeuren. Haman realiseert zich niet dat ook Ester joods is.

Wanneer Mordechai van het decreet hoort is hij ten einde raad. Hij scheurt zijn kleren en bedekt zijn hoofd met as. Ester, verborgen in de harem, vraagt zich af wat er met Mordechai aan de hand is. Hij stuurt haar een bericht: ga naar de koning en smeek hem om genade voor het joodse volk.
Ester twijfelt, want zonder uitnodiging naar de koning gaan wordt met de dood bestraft. Dat lot kan alleen afgewend worden als de koning zijn gouden staf naar je uitsteekt.
Maar Mordechai is streng. Hij laat haar weten: misschien denk je dat je gered zal worden omdat je in het paleis woont, maar als je niks doet, worden jij en je vaders familie [Mordechai zelf dus] gedood. En hij zegt: misschien is deze situatie wel waarom je koningin bent geworden.
Ester geeft toe. Na drie dagen vasten, gaat ze in haar mooiste gewaad naar de koning. Die geeft met zijn gouden staf aan dat ze tot hem toegelaten mag worden. Ze nodigt de koning en Haman uit om bij haar te komen eten. Tijdens dat etentje mag ze van de koning vragen wat ze wil. Ze zegt: ik weet nog niet wat ik wens, maar als jij en Haman morgen weer komen eten, zal ik zeggen wat ik wil.

Haman kan niet genieten van de eer twee keer koninklijk te mogen eten, vanwege Mordechai, die hem een doorn in het oog is. Zijn vrienden raden hem aan vast een galg te bouwen, en de volgende ochtend vroeg naar de koning te gaan en te zeggen dat Mordechai daaraan moet worden opgehangen. Dat doet Haman.

Die nacht kan de koning de slaap niet vatten. Hij laat zich voorlezen uit de kronieken en wordt er zo aan herinnerd dat Mordechai een aanslag op zijn leven heeft verijdeld. En dat Mordechai daarvoor nog niet is geëerd.

De volgende ochtend komt Haman vroeg naar het paleis om de koning het doodvonnis van Mordechai te laten bekrachtigen. Voordat hij dat kan vragen, stelt de koning hem zelf een vraag: wat is de beste manier om een man te eren? Haman denkt dat hij geëerd gaat worden en schetst wat hij zelf graag wil: een zegetocht op een koninklijk paard in een koninklijk gewaad. Mooi, zegt de koning. Ga dat maar uitvoeren voor Mordechai. Haman verbijt zich, maar heeft geen keus, hij moet doen wat de koning hem opdraagt.
En die avond moet hij ook nog naar het paleis om met Ester en de koning te eten.

De koning vraagt de lieftallige Ester tijdens die maaltijd opnieuw wat zij wenst. Zij zegt dat ze wil dat haar volk gespaard wordt, want ze zijn verkocht voor 10.000 talenten en zullen worden vermoord. Wat? roept de koning verschrikt, wie wil nou zoiets? Die daar, zegt Ester, wijzend op Haman, die zich nu realiseert dat Ester joods is.
De koning loopt woedend weg, en een bibberende Haman smeekt Ester om zijn leven te sparen. Als de koning terugkomt, heeft Haman zich juist in wanhoop op de rustbank van de koningin laten vallen. Nu rand je ook nog mijn koningin aan! schreeuwt de koning.
En zo komt het dat Haman wordt opgehangen aan de galg die hij voor Mordechai heeft opgezet.

Omdat met de dood van Haman het gevaar nog niet is afgewend, smeekt Ester de koning om het bevel dat oproept tot het doden van alle joden in het hele rijk te herroepen. Samen met Mordechai mag Ester van de koning een tegenverordening opstellen en die zegelen met zijn ring, waarmee de verordening wet wordt.

Mordechai en Ester verordenen dat de koning in alle steden joden het recht geeft om zich te verenigen en te verdedigen, en iedereen die hen wil aanvallen tot de laatste man mag doden en hun bezittingen buitmaken. Voor één bepaalde dag is dat de wet, en wel de dag die Haman door het lot liet bepalen als de dag om de joden te vermoorden. Zo krijgen de joden de kans zich op hun vijanden wreken.

Wanneer de gevreesde dag aanbreekt, hakken de joden in op hun vijanden; zij zaaien overal dood en verderf en doden in Susa alleen al 500 man, en alle tien zonen van Haman.
De koning, onder de indruk, zegt tegen Ester dat ze nog iets mag wensen.
Ester vraagt of de wet die maar één dag van kracht was, nóg een dag mag gelden. En de lijken van de tien zonen van Haman worden opgehangen. Dat mag.
De volgende dag worden nog eens 300 mensen in Susa gedood en worden de lijken van Hamans zonen aan palen opgehangen. Mordechai neemt de plaats van Haman in aan het hof en wordt een gevierd en gevreesd man. Ester verordonneert dat de redding van de joden elk jaar herdacht wordt met een groot feest, Poerim.

Je mag verwachten dat Mirjam Bikker haar Bijbel kent. Dat ze Ester aanhaalt als ‘sterke vrouw’ die de eerste pogrom op de joden weet te voorkomen is op zichzelf al oneigenlijk. Dat ze een verhaal aanhaalt waarin die ‘sterke vrouw’ na het gevaar voor de joden te hebben afgewend samen met haar neef een decreet uitvaardigt dat oproept tot het doden van de ‘vijanden van de joden’ tot de laatste man, is ronduit abject. Dat Ester aan de koning vraagt of haar decreet nóg een dag mag gelden, zodat er nóg meer gedood kan worden, en het niet genoeg vindt dat de tien zonen van Haman vermoord zijn, maar dat hun lijken tentoongesteld moeten worden, maakt het aanhalen van dit verhaal in deze tijd verwerpelijk.

(Klein extraatje: Op de website Bijbel in 1000 seconden wordt ervoor gewaarschuwd het verhaal van Ester niet te historiseren of te romantiseren)