De beginselen van Elbert Dijkgraaf – SGP informateur

Een informateur van SGP-huize moet samen met een CDA-collega het programkabinet waarin de PVV de eerste viool speelt mogelijk gaan maken. CDA leider Henri Bontebal lijkt niet zo blij dat partijgenoot Richard van Zwol zo’n kabinet mee gaat optuigen, en stelt dat hij deelname van CDA’ers als bewindspersonen in zo’n constructie niet ziet zitten. Maar hoe zit het met die andere partij, de Staatkundig Gereformeerde Partij, de SGP? Fractievoorzitter Chris Stoffer lijkt geen moeite te hebben met de poging een (extreem)rechts kabinet te helpen vormen, met inzet van partijgenoot en ex-kamerlid Elbert Dijkgraaf. En plots is het niet meer denkbeeldig dat, als de poging tot het vormen van een programkabinet succesvol is, er een bewindspersoon uit de SGP gelederen zitting in neemt.
We zouden de SGP kunnen kennen van Cor van Dis, die Gerard Reve aanklaagde wegens ‘smadelijke godslastering’, wat leidde tot het Ezelsproces, en recenter van Kees van der Staaij, het bij zijn afscheid van de Tweede Kamer alom geprezen ‘staatsrechtelijk geweten’ van Nederland. Maar waar staat de SGP eigenlijk voor?

De SGP is de oudste partij van Nederland, die nog in originele vorm bestaat. In 1918 opgericht uit onvrede met toen bestaande andere protestantse partijen, die God niet op bevindelijk gereformeerde wijze eerbiedigen, en zelfs bereid waren met de Roomsen samen te werken. Sinds 1922 blaast de SGP een deuntje mee in de Tweede kamer, waar ze stabiel ongeveer twee procent van het electoraat vertegenwoordigen, en schommelen tussen de twee en drie zetels.
Wil je meer weten over de SGP, moet je dat niet op zondag willen. Want op zondag is de SGP winkel dicht. Elke link die je op hun website aanklikt komt uit op een statische pagina getiteld: Zondag. Omdat de SGP op zondag niet aan politiek doet maar de bijbel leest, kan niemand die dag de partijstandpunten van de SGP tot zich nemen. Ook de site van het lijfblad van de mannenbroeders, het Reformatorisch Dagblad, biedt een statische pagina: ‘een wekelijkse rustdag is een opdracht en een geschenk van God’.
Toch is er voor de enthousiast doorklikkende ongelovige ook op de zondagse rustdag genoeg toegang tot informatie, en zo komt het dat ik leer ik dat de oprichter van de partij, Gerrit Kersten, in 1921 een beweging start tegen het zogenaamde ‘pokkenbriefje’, omdat hij fel tegen vaccinatiedwang is. En dat hij in de Tweede Wereldoorlog verzet tegen de Duitsers afkeurt en niet veel opheeft met de Joden, die ‘moesten bukken en buigen onder het oordeel’. Na de oorlog mag hij van de zuiveringscommissie niet terugkeren in de Tweede Kamer. Ook mag de dominee tien jaar lang geen journalistiek bedrijven. De SGP heeft nooit in klare taal afstand genomen van Kersten.

In de beginselverklaring, opnieuw vastgesteld op 26 februari 2000, zet de SGP zijn plan voor Nederland uiteen.
In artikel 1 staat dat de SGP streeft naar een regering van ons volk geheel op grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods, en de onverkorte handhaving van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Dat artikel 36 meldt onder andere dat de overheid Gods dienares is, op aarde om Zijn bevelen uit te voeren. Ze heeft haar gezag niet vanuit zichzelf, maar van God ontvangen. Zij is Gods gezagdrager op aarde.
Daarbij worden de drie formulieren van enigheid, zoals vastgesteld in de Synode van Dordrecht in 1618 en 1619 onvoorwaardelijk onderschreven. De SGP belijdt het absoluut gezag van Gods woord (naar de zuivere Statenvertaling) over alle terreinen des levens. Die Statenvertaling stamt uit 1637.
Volgens de beginselverklaring streeft de SGP niet zozeer naar een meerderheid van kiezers, maar naar handhaving en doorwerking van de beginselen van haar program, en wil de partij dat ongeloofspropaganda, valse religies en anti-christelijke ideologieën door de overheid uit het openbare leven worden geweerd. En dan zijn we nog maar bij artikel 4.
Er zijn er 32, waarin onder andere staat:
‘Zij [de overheid] heeft tot taak de opbouw van de maatschappij te bevorderen met in achtneming van de door God gewilde gezagsverhoudingen;
De man is het hoofd van de vrouw […] Elk emancipatiestreven dat de van God gegeven roeping en plaats van mannen en vrouwen miskent, is revolutionair en moet krachtig worden bestreden;
De overheid regeert bij de gratie Gods. Zij ontleent dus haar gezag niet en kan dat ook nimmer ontlenen aan het volk. Haar ambt oefent de overheid evenwel uit onder medewerking van het volk;
De wetgeving dient te zijn gegrond op de Goddelijke Wet;
De rechtspraak behoort te geschieden naar beginselen, gegrond op het in de Heilige Schrift geopenbaarde recht des Heeren;
Geschonden recht vereist rechtvaardige, maar ook rechtmatige straffen, daartoe behoort de doodstraf;
De overheid heeft de taak om alle wetenschapsbeoefening, technologische ontwikkelingen en hun invloed op mens en maatschappij te toetsen aan Gods Woord en de daarin genoemde cultuuropdracht;
Hoezeer het menselijk leven ook lichamelijk en psychisch is geschonden, het behoort vanaf de conceptie geëerbiedigd en beschermd te worden totdat de dood onmiskenbaar is ingetreden. Het levenseinde mag door medisch handelen niet opzettelijk worden vervroegd;
De overheid kan niet tot vaccinatie verplichten of dwingen;
Lijkverbranding moet worden verboden.
De verhouding van werkgever en werknemer behoort overeenkomstig de regelen van Gods Woord te zijn. Derhalve moeten staking en uitsluiting worden geweerd;
Verplichte verzekeringen en sociale verzekeringswetten met een dwangmatig karakter worden afgewezen;
Er zal geen overdracht van de bij Nederland als zelfstandige natie behorende bevoegdheden aan bovennationale organisaties of gemeenschappen plaats hebben. Derhalve wordt het streven naar Europese éénwording onder een bovennationale regering afgewezen, temeer omdat daardoor de invloed van het rooms-katholicisme en het humanisme sterk wordt bevorderd, het werk van de Reformatie al meer wordt afgebroken en het koningschap dreigt te worden gedegradeerd;
Overeenkomstig de bijbelse eis behoort de overheid allereerst een plaats te bieden aan hen die om hun christelijk geloof vervolgd worden en vanwege lijfsbehoud hun land van herkomst moesten verlaten.’

De verhouding tot Israël krijgt een eigen subartikel, 29a, en is niet van de hand van de oprichter, maar later toegevoegd, als een afterthought: ‘Gods hand leidt het wereldgebeuren, en daarmee ook het ontstaan, voortbestaan en verdwijnen van volken. Israël, als volk van het oude verbond, neemt daarbij een bijzondere plaats in: de Joden zijn de “beminden om der vaderen wil”, die door de HEERE hun land toebedeeld kregen, zoals beschreven is in het Oude Testament. De meest wezenlijke belofte van het genadeverbond is, dat Christus de Enige Naam tot zaligheid is voor Jood en heiden. Daarom is er een diepe verbondenheid met het volk Israël, waaruit de Christus is voortgekomen. Dit alles brengt met zich mee dat de Nederlandse regering streeft naar goede diplomatieke betrekkingen met de staat Israël. Mede met het oog op het welzijn van het Joodse volk en veilige en erkende grenzen voor de staat Israël, zet zij zich in voor vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten.’

Best apart, om in een beginselverklaring van een Nederlandse politieke partij zo duidelijk stelling te nemen over een ander land. Maar dat terzijde. Het gegeven dat een informateur, voortkomend uit een partij die meent dat Gods woord zoals opgeschreven in een Bijbelvertaling uit 1637 leidend moet zijn in de hedendaagse politiek is op zichzelf al interessant genoeg. En dan moet zo’n man ook nog een onderhandelen met twee vrouwen die hun van God gegeven plaats niet kennen. Wat een opdracht!

Er is iets vloekwaardig mis

Als Annabel Nanninga – die van onder andere ‘Mein Kampf, je leest 6 bladzijden en je hebt gelijk zin om joden te vergassen’1 – vol op het orgel gaat over een leus tegen genocide op een bankfiliaal in de Beethovenstraat, een straat ‘die nota bene vol ligt met Stolpersteine’; als een incidentje bij een optreden de laatste druppel is die leidt tot een verklaring van bijna de voltallige Tweede Kamer, waarin kritiek op Israël, antizionisme en pleiten voor een eind aan de genocide in Gaza op één hoop geveegd worden als ‘Jodenhaat’; als je Caroline van der Plas zonder enige gêne op de nationale tv hoort verkondigen dat Syriërs, Jemenieten en Eritreeërs Jodenhaat diep in hun ziel hebben, dan weet je dat er iets vloekwaardig mis is in Nederland.

De heilige verontwaardiging die vanuit ‘Den Haag’ en ‘de media’ over de samenleving wordt uitgestort over het toenemend antisemitisme is vooral verbijsterend in het licht van de aanhoudende steun voor Israël en het gedogen van de voortschrijdende genocide in Gaza.
Het begint er angstig veel op te lijken dat de beschuldiging van antisemitisme gebruikt wordt om je te kunnen profileren als moreel politicus. Denk: Mirjam Bikker. Dat het tekeergaan tegen al die ‘nare antisemieten’ een slimme afleidingsmanoeuvre is voor het feit dat je met droge ogen een extreemrechts kabinet aan het mogelijk maken bent. Denk: Dilan Yesilgöz.
Dat antisemitisme wordt gebruikt als een islamofobische antimigratie-stok om moslims en Arabieren mee te slaan. Denk: Caroline van der Plas.

Aan de talkshowtafel van OP1 liet deze volksvertegenwoordiger en partner in de formatie haar verontwaardiging de vrije loop: ‘We zien vooral na 7 oktober, het is natuurlijk al een hele tijd, maar vooral na 7 oktober, wat er gebeurde in Israël na de verschrikkelijke beestachtige terroristische moordpartij door Hamas dat het [antisemitisme] gewoon heel lelijk aan de oppervlakte is gekomen en dat mensen het vrij normaal vinden om Joden te bespugen, uit te schelden, te bedreigen, noem maar op …’
Nou zou ik, als ik mezelf serieus wilde blijven nemen als journalist of zelfs als talkshow host, toch even vragen waar Caroline het vandaan haalt dat mensen het vrij normaal vinden om Joden te bespugen en … noem maar op. Maar dat gebeurde niet. Het mocht passeren.
Wel stelde Jort Kelder, de OP1-er van dienst, dat demonstreren, zoals bij de opening van het Holocaust museum, gewoon mag. Waarop van der Plas terugsloeg met ‘Onder het mom van antizionisme wordt gewoon Jodenhaat geuit. Demonstreren mag, maar Jodenhaat verspreiden, dat mag dus niet.’ ‘Nee, nee’, bevestigt duo-presentator Welmoed Sijtsma.
Ook weet van der Plas dat als de openbare orde in het geding is, je mag ingrijpen bij een demonstratie. ‘We hebben inmiddels al zoveel van dit soort demonstraties gezien in Nederland waarbij de openbare orde in het geding is, en we weten allemaal dat er een groep mensen is, zijnde de Joden, we weten allemaal wat de geschiedenis is van wat er in de jaren dertig gebeurd is en wat tot de Holocaust heeft geleid, mag je nu toch wel eens van burgemeesters verwachten dat ze zeggen, ja maar jongens, we gaan niet onder het mom van oh, het is zo erg wat er in Gaza gebeurt, wat iedereen erg vindt, gaan we dit toestaan en je weet dat er ook groepen op afkomen die gewoon antisemitisch zijn.’ Dixit Caroline, volksvertegenwoordiger.

Verbieden vindt van der Plas een goed idee. ‘Net als in Duitsland, waar From te river to the sea ook gewoon verboden is. Hier nog niet, maar er ligt een aangenomen motie in de Tweede Kamer om dat te verbieden. En mensen die die leuzen roepen moeten we keihard aanpakken.’
Ze vindt het idee uit Duitsland, om de Holocaust onderdeel te maken van de inburgering, een prima idee. ‘Je moet de Holocaust dan ook echt onderschrijven, je moet ervoor tekenen2, en je krijgt de plicht om Joden te beschermen.’
Moeten wij ook doen, vindt ze. Omdat ‘we zien dat de groepen die hier het meest asiel aanvragen, Syriërs, Eritrea, Jemen, dat zijn wel landen die een Jodenhaat hebben die tot diep in hun ziel zit. Ik zeg niet alle mensen, want dan krijgen we dát weer, maar dat is wel bekend. … En als die mensen hier dan uiteindelijk mogen blijven lijkt het mij vrij normaal dat je dit [het onderschrijven van de holocaust dus volgens Caroline] erin opneemt.’
Geen Kelder, geen Sijtsma, geen andere tafelgast die zegt: Pardon? Jodenhaat tot diep in hun ziel? Kunt u dat wellicht nader toelichten? Nee hoor, niets daarvan, al kijkt Sijtsma licht vertwijfeld opzij, maar dat kan ook zijn omdat ze het niet meer kan volgen.
Wouter de Winther van Telegraafhuize mag vervolgens gewoon even wat liegen over de demonstratie bij de opening van het Holocaustmuseum, een sneer uitdelen naar burgemeester Halsema en de tip geven dat de formerende partijen over integratie ideologisch op één lijn zitten en dus afspraken kunnen maken. Kan er nog voor de zomer paal en perk aan gesteld worden. Aan dat woekerende antisemitisme.
‘Nou kijk’, zegt van der Plas, ‘ik kan je vertellen, dat de vier partijen die aan tafel zitten zich er keihard over uitspreken. Er moeten nu gewoon acties komen. Daden.’

Ik houd mijn hart vast. Het kan snel gaan. Ter vergelijking: tussen de machtsovername van Hitler in 1933 en de Neurenberger rassenwetten zat twee jaar. Tussen de Neurenberger rassenwetten en de Kristalnacht drie jaar…

1 Schijnt een citaat te zijn van Hans Teeuwen, dat La Nanninga met instemming citeert.
2 Haar letterlijke woorden. Ze heeft niet door hoe bizar dat klinkt: tekenen voor de holocaust. 

Rode vlekken

Rode vlekken

Toen ik geboren werd waren mijn ouders nog katholiek, dus werd ik gedoopt en kreeg ik een petemoei, tante Pieta. Zij was de oudste zus van mijn moeder, ik het tweede kind, dus ik moest het doen met tante Pieta. Mijn oudere zus had de oudste zus van mijn vader gekregen. Zo hoorde dat toen.
Mijn petemoei nam haar taak serieus en kwam elk jaar naar mijn verjaardag, ook toen mijn ouders al lang van hun geloof waren gevallen, en tante Pieta niet. Een van de laatste keren dat ze mijn verjaardag opluisterde, waren we net verhuisd. Het huis zat vol familie, waarvan de meesten – godlof – aanmerkelijk vrijgevochtener waren dan tante Pieta. Wij kinderen waren aan het badmintonnen toen de pastoor ons als nieuwe parochianen welkom kwam heten. Zo hoorde dat toen. Ik, een overmoedige en bovendien jarige pre-puber, zei tegen meneer pastoor: ‘Wat leuk. Gaat u maar naar binnen. Er is taart, en gaat u maar naast tante Pieta zitten, dan voelt u zich een beetje thuis.’ Zo geschiedde. De pastoor nam vrij snel weer de benen, maar tante Pieta had nog de hele middag rode vlekken in haar nek, van de spanning vanwege die pastoor naast haar op de bank, en van schaamte over haar losgeslagen petekind.
Aan dit voorval moest ik denken toen ik Naomi Mestrum, directeur van het CIDI – Centrum voor Informatie en Documentatie Israël – zag in gesprek met presentator Rick Nieman in een uitzending van WNL Op Zondag.
Hoewel ook zij zich heus rottig voelt bij de humanitaire situatie in Gaza, moeten we ons wel realiseren dat er uit Gaza geen onafhankelijk nieuws komt. En dat we dus heel veel niet weten. Wat we wel weten, zegt ze, is dat er voedselkonvooien worden geplunderd, voedsel op de zwarte markt voor grof geld wordt verkocht, en ook dat voedsel in de tunnels van Hamas verdwijnt.
Oorlogsverslaggever Hans Jaap Melissen, ook te gast, zegt dat hij dolgraag naar Gaza wil, maar dat hij van Israël niet naar binnen mag. Rick Nieman neemt Naomi in bescherming: ‘Melissen heeft toch zeker zelf ook wel gezien dat er woekerprijzen worden gevraagd op de zwarte markt.’ Melissen mompelt nog iets over dat zwarte markt en oorlog samengaan, maar dat krijgt verder geen aandacht.
Nieman richt zich weer tot Mestrum. Wat een proportionele respons is, vindt zij lastig in te schatten. Van de 30.000 doden zijn er 14.000 Hamasstijders, zegt ze, dus dat is anderhalve burgerdode op 1 dode strijder. Valt mee, moeten we nu waarschijnlijk denken. Verschrikkelijk leed, constateert ze, echt wel, maar het is wél oorlog.
Wat deze oorlog anders maakt, vindt Mestrum, is dat iedereen Israël met argusogen in de gaten houdt, en dat alle accountability bij Israël wordt gelegd. Maar heus, als Israël het karwei niet afmaakt, keert het geweld terug, keer op keer op keer. Dat heeft Hamas zelf beloofd. Zegt ze.
En dan zie ik het: in de hals van Naomi Mestrum verschijnen rode vlekken. Rode vlekken die samen met haar lichaamshouding een zeker ongemak verraden. En bijna heb ik met haar te doen. Het is ook geen sinecure om en plein public een land te moeten verdedigen dat volgens zo’n beetje alle internationale normen verantwoordelijk is voor oorlogsmisdaden, uithongering en genocide in Gaza.
Melissen wil haar nog wat aan de tand voelen. Nieman vindt dat maar zo-zo, maar stemt toch toe. De vlekken in Naomi’s hals kleuren dieper rood, maar toch gaat ze er vol in: ‘Wat pas echt een gamechanger zou zijn, is als Hamas de gijzelaars zou vrijlaten.’ En nee, natuurlijk vindt ze niet dat Israël in Gaza moet blijven. Als de gijzelaars worden vrijgelaten, zal het draagvlak voor het offensief afnemen in Israël. En dan is het ook gedaan met de politieke loopbaan van Netanyahu. Maar om het vechten te stoppen, moeten ‘ze’ de wapens neerleggen. ‘Ze’ als in alle Palestijnen, anders kan alles zich weer herhalen, weer raketaanvallen op Israël, weer altijd terreurdreiging. Dus dat is wel een vereiste, dat ‘zij’ ontwapenen.
De vlekken tekenen zich nu duidelijk af in de hals van Naomi.
Dilan Yesilgöz is ook te gast in het programma. Bij haar geen spoor van rode vlekken, noch rode konen. Nieman omschrijft haar als ‘iemand die al lang opkomt voor Joden in Nederland en voor de Joodse staat’. Hij vraagt haar wat haar Joodse vrienden denken. Yesilgöz zegt, en ik citeer: ‘dat die [haar joodse vrienden] meevoelen met de afschuwelijke situatie, en ook met de Palestijnen in Gaza die al zo lang onder de terreur van Hamas moeten leven. Ze beseffen hoe precair het is tot hoever Israël kan gaan, maar zien ook dat Israël en ook de rest van de wereld niet de luxe heeft om te zeggen: nou dan stoppen we hier. Want van alle kanten is er dreiging van terroristische organisaties.’
Wat haar ‘altijd stoort’, gaat Yesilgöz verder, ‘is dat we net doen alsof een democratisch gekozen regering gelijk staat aan een terreurbeweging; er wás al een staakt het vuren, Israël deed zijn best met Arabische landen een bepaalde overeenstemming op te bouwen en dat is verstoord door een brute aanslag. Het is logisch dat je zo’n staat steunt in zelfverdediging, maar ook logisch dat je daar heel erg kritisch op bent. Mark Rutte reist daar constant naar toe en zegt dan: joh, wees er alert op dat je het proportioneel blijft doen, want de steun moet wel door kunnen gaan. Het is niet zo dat het ene mensenleven meer waard is dan het andere, dat is echt niet zo, maar dat we doen alsof die mensen die daar gegijzeld zitten, dat dat er gewoon maar bij hoort, en dat we maar doen alsof Hamas een soort leiderschap is als ieder ander. Het zijn terroristen waarvan ook hier mensen buiten – ze maakt een beweging met haar hand richting raam – zeggen “Hamas, dat zijn mijn broeders”. Zeer zeer, zorgelijk.’

Aldus onze demissionair minister van Veiligheid en Justitie; leider van de partij die aan het onderhandelen is om een kabinet tot stand te brengen met de PVV.
Geen vlekje te zien in haar nek. Geen rood hoofd ook. Geen dansende oranje en blauwe sterretjes als een aureool rond haar coiffure. Niks eigenlijk. Geen min of meer oprechte emotie. Niks. Helemaal niks.

‘Het voelde als een stomp in mijn maag’

De Jodenvervolging begon ‘met een bordje in het Vondelpark, met daarop “Voor Joden verboden”’, zei Koning Willem-Alexander tijdens de opening van het Nationale Holocaust Museum in Amsterdam. Dat is een duidelijke uitspraak, maar het is niet helemaal waar.
De Jodenvervolging begon met een verre van ruimhartig toelatingsbeleid voor vluchtende Duitse Joden, die ‘migranten’ werden genoemd. Vanaf 1938 waren ze helemaal niet meer welkom, omdat, volgens de toenmalige minister van Justitie Carel Goseling, nog meer Joden toelaten het antisemitisme in Nederland alleen maar zou voeden1 In dat jaar sloot Nederland  de grens met Duitsland en begon de bouw van een groot vluchtelingenkamp voor vluchtelingen die niet naar Duitsland teruggestuurd konden worden. Dat werd Westerbork. In Hooghalen, en niet in Elspeet, want dat vond koningin Wilhelmina te dichtbij haar buitenverblijf. En ook de lokale bevolking van Elspeet had weinig zin in de ‘ongewenste vreemdelingen’.
De volgende stap werd gezet in oktober 1940, toen ambtenaren massaal de Ariërverklaring ondertekenden. Bedrijven volgden. Stap voor stap werd isolement en uitsluiting genormaliseerd, werden bevelen van hogerhand gehoorzaam opgevolgd. Voordat de eerste bordjes met ‘Voor Joden verboden’ in de zomer van 1941 werden opgehangen.

De Duits-Amerikaans Joodse filosofe en politiek denker Hannah Arendt noemde gedachtenloosheid – het domweg niet stilstaan bij de gevolgen van je daden – de banaliteit van het kwaad. Je kan het ook onverschilligheid noemen. Of wegkijken, de tegenhanger van het populaire ‘je verantwoordelijkheid nemen’. Dat gebeurde in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. En de enkeling die terugkwam uit de kampen werd niet bepaald met open armen ontvangen. Dat er nu eindelijk een Nationaal Holocaust Museum in Amsterdam is om de Jodenvervolging in Nederland te herdenken is belangrijk. Onderdeel van de langdurige en volkomen terechte excuses van Nederland voor het in de steek laten van een grote bevolkingsgroep. Een waardige markering van ‘nooit meer’.

Op 10 maart werd het museum geopend. Tijdens die opening hield de Israëlische president Yitzhak Herzog een toespraak in de Portugese Synagoge. Buiten protesteerde een grote, gemêleerde groep mensen tegen zijn aanwezigheid. Een van de Joodse organisatoren van de demonstratie vertelde2 dat het voelde alsof hij een stomp in zijn maag kreeg, toen hij hoorde dat Herzog zou komen. Hij refereerde aan het Joodse Chanoeka feest, dat de ontheiliging van de tempel door het plaatsen van een afgodsbeeld herdenkt. De aanwezigheid van Herzog bij de opening, zei hij, was voor hem een ontheiliging van het museum.
Tijdens de openingsplechtigheid waren de demonstranten hoorbaar. Bij het verlaten van de Portugese synagoge en de openingshandeling van het museum was een kleine groep demonstranten voor de genodigden ook zichtbaar.

Ik was erbij, op het Waterlooplein, midden in de voormalige Joodse Buurt. Er werden leuzen gescandeerd, er was woede, verbijstering. Mensen droegen watermeloenkeppeltjes. Op het podium vervoegden zich Joodse en Palestijnse sprekers. Er werd Kaddisj gezegd. Er waren ouders met kinderen. Er hing een sfeer van solidariteit en saamhorigheid. Nooit meer was nu.
Er werd af en toe tegen een politiebusje geduwd. De eigen ordedienst was steeds direct ter plaatse om de overenthousiaste jonge mannen tot kalmte te manen. Een enkeling lukte het op een van de busjes te klimmen, met de Palestijnse vlag te zwaaien en direct weer van het busje af te klauteren zodra van de andere kant een ME’er zijn best deed om de onverlaat met de wapenstok te raken. Er werd een kleine hoeveelheid siervuurwerk afgestoken waarvan een enkel stuk achter de busjes bij het kordon ME’ers terecht kwam, en een rookfakkel. Er vlogen een paar eieren door de lucht. Er werden wat pakjes pamfletten in de lucht gegooid en door de wind verspreid.
De politie gebruikte een van de busjes als corridor om in vol ornaat tevoorschijn te komen – helm op, schild voor de borst – om met geheven wapenstok de mensen terug te drijven. De politie gedroeg zich intimiderend, een sloeg zelfs een enkele keer onnodig tegen de benen of knieën van demonstranten.
Het was niet meer gezellig, maar het liep toch ook niet uit de hand.

Op basis van selectieve beelden van protesterende ‘moslims’; van een klein Joods meisje dat wordt ‘belaagd’; jonge mannen met Palestijnse vlaggen op een politiebus en een jongen die Hamas is my brother roept, wordt de demonstratie door politici en in sommige media in een kwaad daglicht geplaatst, en wordt de waarheid mijns inziens flink verdraaid.
Een aantal politici buitelden na 10 maart over elkaar heen om de demonstranten op het Waterlooplein weg te zetten als antisemieten die geen respect hebben voor de Joodse doden. We zagen eerder al een voorproefje van deze giftige framing toen een groepje betogers op 5 maart een sit-in voor Palestina hielden in de hal van de Tweede Kamer, en tijdens de dinsdagmiddagvergadering van de Tweede Kamer, het ‘vragenuurtje’ op 12 maart, was verontwaardiging troef.
Er was volgens staatssecretaris Van der Burg ‘geen aanleiding voor de regering geweest om Herzog te vragen om niet te komen, want de regering heeft dit nadrukkelijk losgekoppeld van datgene wat op dit moment plaatsvindt in de oorlog tussen Hamas en Israël. Want er is hier gewoon sprake geweest van een zaak die gaat over de vervolging en genocide en het vermoorden – vastgesteld, niet op basis van beschuldigingen van een willekeurig Kamerlid, maar door rechters vastgesteld – vermoorden van 6 miljoen mensen en dat moet je los zien van wat er op dit moment waar ook ter wereld gebeurt.’ Dat willekeurige Kamerlid is uiteraard Stephan van Baarle van Denk, die als enige tot de orde geroepen wordt door voorzitter Bosma, die vindt dat een bevriend staatshoofd geen oorlogsmisdadiger mag worden genoemd.
Dat de regering het bezoek van Herzog zo nadrukkelijk loskoppelt van de genocide in Gaza was nou precies een van de redenen voor mensen om naar het Waterlooplein te komen, omdat ze die scheiding als hypocriet en onverdraaglijk ervaarden.

Van der Burg zegt nog meer: ‘juist ook de demonstranten, of zij die zeggen daarvoor door te gaan, hebben bewezen dat we veel moeten investeren in onderwijs over de Holocaust, want er wordt met woorden gesmeten die je nooit zou zeggen als je maar een greintje verstand had van wat er is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog.’ 
Derk Boswijk van het CDA vindt het onverteerbaar dat er mensen zijn die er alles aan doen om te zeggen dat de slogan ‘kankerjood’ niet antisemitisch zou kunnen zijn.
CU voorvrouw Mirjam Bikker zegt op zalvende toon dat zondag een tijd was om te rouwen en samen stil durven zijn. Daarna kunnen we dan wel weer eens gaan kijken naar de actualiteit van wat er gebeurt in de wereld. Daarna vraagt ze zich af wat er ondernomen kan worden om het antisemitisme in de wereld en in Nederland de kop in te drukken. Kamerlid Ulysse Ellian, VVD, doet nog een militante duit in het zakje: ‘Je zal maar Jood zijn in Nederland en geloven en denken dat tachtig jaar na de Shoa dezelfde soort haat weer gebezigd wordt in Nederland’.

Wie mensen die de geschiedenis niet uit de weg gaan, mensen die net zo goed vinden dat de Joodse slachtoffers toen en nu herdacht moeten worden, maar die ook solidair zijn met Palestijnen, wie die wegzet als antisemieten, komt op mij over als onoprecht, ja zelfs hypocriet.
Wie de Holocaust als blinddoek gebruikt om de huidige genocide in Gaza niet te hoeven zien, ondanks de uitspraak van het Internationaal Strafhof, meet met twee maten.
Er is een verband tussen de Jodenvervolging, het zionisme, het ontstaan van de staat Israël, de Nakba, de bezetting van de Palestijnse gebieden, de door Israël geïnstitutionaliseerde ongelijkheid tussen Palestijnen en Joden, de ondermijnende illegale nederzettingenpolitiek en de aanslag op 7 oktober. Wie dat niet beseft, en antisemitisme misbruikt voor zijn politieke agenda, en verzet tegen onderdrukking van en solidariteit met Palestijnen welbewust criminaliseert, kan honderd keer naar het Holocaust Museum gaan, maar zal er weinig van leren.
Dit is geen tijd om stil te zijn, dit is een tijd om luid en duidelijk te zeggen: ‘Nooit meer is nú’.

PS: De volgens Wilders ‘extreem-linkse burgemeester van Amsterdam’ heeft in een brief van 14 maart aan de gemeenteraad geschreven dat er op 10 maart en daarna niet geconstateerd is dat er Juden raus en kankerjoden is geroepen. Er zijn, volgens de burgemeester kwetsende, maar geen strafbare dingen geroepen.
In haar brief van 7 pagina’s schrijft Halsema: ‘Tijdens de opening kwamen gruwelijke herinneringen en hedendaags verdriet samen. Dat schuurde en deed pijn maar het hoort ook onvermijdelijk bij een vrije democratie’.

Het is angstaanjagend dat op basis van suggestieve beeldvorming en een vervalste voorstelling van zaken nu gepleit wordt voor een ‘fundamentele dialoog’ over het demonstratierecht, zodat ongewenste meningen en uitingen die niet strafbaar zijn, toch kunnen worden verboden.

1 Linda Polman, Niemand wil ze hebben, Europa en zijn vluchtelingen, Uitgeverij Jurgen Maas 2019 – pag. 17-18
2 Hij vertelt dit tijdens een bijeenkomst op 15 maart, na de demonstratie

Wie of wat definieert antisemitisme

Wat ik niet begrijp is waarom iemand ‘pro-Palestijns’ genoemd wordt, als diegene protesteert tegen het onverdraaglijke geweld dat Israël als vergelding voor de bloedige aanslag van Hamas na 7 oktober 2023 over Gaza uitstort. Pro iets zijn suggereert dat je ook anti iets bent. Dan zou in dit geval dus anti-Israël zijn. En als je anti-Israël bent, dan ben je in een vloek en een zucht ook een antisemiet.
Dat je de al decennia voortdurende vernedering en onderdrukking van de Palestijnen veroordeelt, dat je de bezetting en kolonisatie van de Palestijnse gebieden verafschuwt, de apartheid verschrikkelijk vindt, en je hart breekt vanwege de mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden die Israël pleegt in Gaza, wordt daarmee dubieus. Want, wordt er dan gezegd, iemand kan wel beweren dat mensenrechten universeel zijn en voor iedereen geldend, maar waarom wordt juist Israël aan die hoge standaard gehouden, en zoveel andere landen niet?
Volgens de SGP is dat vanwege antisemitisme, Voor de SGP zijn ‘de Joden Gods verbondsvolk en hebben [ze] in 1948 een legitieme staat opgericht’. Ze ‘worden van meet af aan bedreigd door (islamitische) vijanden.’ Natuurlijk maakt Israël ook fouten, geeft de partij toe, dat doet elk land, maar er is te weinig oog voor de reële bedreiging waar Israël mee te maken heeft, zoals weer blijkt uit de aanval van Hamas op 7 oktober vorig jaar.
Volgens de SGP gaat het in Palestina om een Islamitisch-Joods conflict, en moet Nederland opkomen voor de belangen van de Joodse Staat Israël, als enige democratie in het Midden-Oosten. 

Als een partij met zulke standpunten zich sterk maakt voor een definitie van antisemitisme, moet je goed opletten. In 2018 diende de onlangs afgezwaaide partijleider Kees van der Staaij een motie in voor het hanteren en toepassen van de definitie van antisemitisme van de International Holocaust Remembrance Alliance – de zogeheten IHRA-definitie. De motie werd aangenomen, met enthousiaste steun van (extreem)rechts, en -later- ook schoorvoetend door links. Met de IHRA-definitie ontstaat, vooral door de voorbeelden van antisemitisme die gegeven worden, verwarring over het verschil tussen antisemitisme en kritiek op het beleid van de staat Israël. Van der Staaij zag die vervaging van de scheidslijn niet, want, zo zei hij: kritiek op Israël is niet zelden verkapt antisemitisme. De definitie is niet bindend, maar wordt wel gehanteerd bij het signaleren van antisemitisme.

Nu de situatie sinds 7 oktober zo dramatisch is geëscaleerd in Israël en de Palestijnse gebieden, zouden we er goed aan doen de definitie van antisemitisme te ontdoen van een politieke agenda.
Er moet kritiek op de staat Israël mogelijk zijn. Er moet openlijk gesproken kunnen worden over schendingen van internationaal recht door de staat Israël, het massaal schenden van mensenrechten, het oorlogsrecht en de menselijkheid in Gaza. En over de willekeur en de straffeloosheid waarmee kolonisten op de West Bank Palestijnen terroriseren. Zonder dat het over ‘het Joodse volk’ gaat. Zonder dat er automatisch een stempel van antisemitisme op wordt geplakt. Er moeten geweldloze boycotacties mogelijk zijn voor producten en producenten met banden met illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, zonder dat er abjecte vergelijkingen gemaakt worden met het ‘koop niet bij Joden’ van de nazi’s – tot in de Tweede Kamer aan toe. Sancties voor het overtreden van bijvoorbeeld de Verklaring voor de Rechten van het Kind, of het opleggen van gezamenlijke straffen voor de misdaad van enkelen moeten ook aan Israël opgelegd kunnen worden zonder dat er verband wordt gelegd met antisemitisme. En de leuze from the river to the sea, Palestine will be free kan ook gewoon begrepen worden als uiting van de diepe wens dat álle bewoners van Palestina – Palestijnen, Joden en Israeli’s – in vrede en veiligheid samen kunnen leven. Je kunt altijd de kant van de lelijkheid opkijken, altijd kiezen voor verdachtmakingen, zeker als het je politieke agenda uitkomt, maar het hóeft niet.

Gelukkig is er een alternatief voor de IHRA-definitie: de definitie in de Jerusalem Declaration on Antisemitisme. De definitie is in 2020 opgesteld als reactie op de omstreden IHRA-definitie, door internationale wetenschappers op het gebied van antisemitisme studies en verwante onderzoeksgebieden. Juist naar aanleiding van het vervagen van de grens tussen antisemitisme en kritiek op Israël of het zionisme. In de uitwerking is er meer balans en minder vooringenomenheid. Een beter bruikbare richtlijn om antisemitisme mee aan te pakken, want dat is en blijft nodig als je een beschaafd land wilt zijn.
Ook ontstaat er dan wellicht ruimte om aandachtig te onderzoeken in hoeverre de verklaarde liefde voor Israël van bepaalde politieke partijen voortkomt uit islamofobie. En hoe we op die vorm van discriminatie een werkbare definitie kunnen plakken. Al zie ik dat in de huidige politieke constellatie, waarin Wilders met zijn PVV domineert, niet gebeuren. Want in de ijskast of niet, de PVV stelt dat wat hem betreft ‘De banden met Israël onder meer zullen worden versterkt door onze ambassade te verhuizen naar Jerusalem. De Nederlandse vertegenwoordiging in Ramallah bij de corrupte Palestijnse Autoriteit wordt onmiddellijk gesloten. Nederland heeft immers al een ambassade in Amman, de hoofdstad van de enige echte Palestijnse staat: Jordanië.’ Of, zoals PVV buitenland woordvoerder Raymond de Roon het formuleert: ‘De PVV-fractie staat niet aan de kant van de Hamas-oorlogsmisdadigers, maar aan de kant van het enige baken van licht in een gitzwart Midden-Oosten, de democratische-rechtsstaat Israël. Wij hopen dat Hamastan binnenkort weer gewoon de Gazastrook is en wensen al die dappere Israëlische jonge mensen die nu, op dit moment, ook voor onze vrijheid vechten, alle sterkte en succes toe.’

Een man mag niet huilen

Een man, in dit geval Pieter Omtzigt, mag niet huilen, en al helemaal niet in het openbaar, op de werkvloer, bij collega’s. Want dan is de man een watje.
Een betraande man is geen betrouwbare coalitiepartner. Een jankebroer is een drammer, iemand die geen argumenten heeft maar zijn zin doordrijft met waterlanders. Een huilie, huilie. Dat kunnen we niet hebben, zeker niet in de tweede kamer, waar de trots van de natie zich als vertolker van de volkswil manhaftig moet gedragen. Jongens van stavast!

Wat een man wel mag in het openbaar, op de werkvloer, bij collega’s is, om maar wat te noemen: een tirade afsteken over hyena’s uit zandbaklanden die hier in onze fijne moerasdelta de boel komen verstieren.
Een man mag het met een uitgestreken gezicht hebben over de onvolprezen VOC-mentaliteit van ons volk.
Een man mag feesten met de Dutchbatters die net uit Srebrenica in Zagreb aangekomen zijn, en een biertje drinken met Poetin.
Een man mag een keiharde aanpak willen tegen mensen die protesteren tegen volkerenmoord. Een man mag zeggen dat Israel het netjes doet.
Hij mag best in een appgroepje zitten waar antisemitische memes rondgaan, als hij het maar glashard ontkent.
Hij mag in potsierlijk Latijn of met een survivaljacket aan dwaze nonsens verkopen en hardop zeggen dat we geregeerd worden door reptielen.
Een man mag door een brievenbus pissen. Een vrouw een heks noemen.
Op zijn bruiloft gezellig zijn gasten knuffelen tijdens de coronalockdown en toch aanblijven als minister van Justitie en Veiligheid.
Hij mag aan van alles geen actieve herinnering hebben.
Zijn ideologische veren afschudden.
Verrukt opmerken dat er tribunalen gaan komen.
Een man mag vinden dat de Nashville verklaring helemaal geen anti-homodocument is, en dus met behoud van morele integriteit ondertekend kan worden.
De pooier zijn van zijn vrouw als dat zo uitkomt.
Fotorolletjes en bonnetjes kwijtraken.
Hij mag handen schudden waar het bloed vanaf druipt.
Een man mag eigenlijk alles. Maar huilen?
Nee, dat kan echt niet. Dan ben je niet geschikt voor het landsbestuur.

Bosma, de Dokwerker en de Februaristaking

Dokwerker

Nu Martin Bosma het nieuwe gezicht van de Tweede Kamer is- in zijn kringen beter bekend als ‘het nepparlement’ – moet hij natuurlijk meer doen dan vergaderingen voorzitten en gedichtjes voorlezen. Hij moet, als de verpersoonlijking van onze democratische orde, het volk vertegenwoordigen, bijvoorbeeld bij de herdenking van de Februaristaking.
Wat herdenken we bij de Dokwerker? Het enige openlijke verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Jodenvervolging. Dat willen we graag over het voetlicht brengen, want het werpt een zacht schijnsel over de Nederlandse volksaard, zodat we even kunnen vergeten dat verhoudingsgewijs uit Nederland de meeste Joden zijn weggevoerd naar de kampen. En dat de overlevenden van de verschrikkingen nou niet bepaald met open armen werden ontvangen na hun terugkeer.
De staking naar aanleiding van de eerste grote razzia’s, waarbij willekeurig Joodse Amsterdammers bijeengedreven werden op het Jonas Daniel Meijerplein, om vandaar te worden gedeporteerd met – toen nog – onbekende bestemming, werd georganiseerd door de communisten. Die vonden dat ze solidair moesten zijn met de Joodse arbeidersklasse, die als eerste werd geofferd aan het nazi-monster, terwijl de beter gesitueerde Joodse burgers nog even gespaard bleven.
Dat de communisten de Februaristaking organiseerden, en ook dat de eenvoudige Joodse ‘schlemiel’ eerder weggevoerd werd dan de volgens de Joodse Raad meer onmisbare burgers, willen we ons maar al te graag níet herinneren.
Na de oorlog, toen we razendsnel de Koude Oorlog in rolden en alles wat communistisch was sowieso verdacht was, werd het aandeel van de communisten in het verzet tegen de nazi’s op zijn best gebagatelliseerd, op zijn slechtst verdacht gemaakt.

Maar het feit blijft dat de communisten in februari 1941 opriepen tot verzet tegen de nazi’s uit solidariteit met de Joodse arbeiders die werden opgepakt. En dat herdenken we bij de Dokwerker.
En bij die herdenking gaat dit jaar communistenhater en flirter met fascistoïde theorieën Martin Bosma, als voorzitter van ons parlement, namens ons allemaal, een krans leggen ter herinnering aan het heroïsch verzet van ‘Nederland’ tijdens de Tweede Wereldoorlog …
Ik denk dat de Dokwerker zich omdraait op zijn sokkel. En dat de in de oorlog gefusilleerde of in de kampen vermoorde communistische verzetstrijders zich omdraaien in hun graf.

Aleksej Navalny

In een strafkamp vlak bij de poolcirkel is de Russische dissident en oppositieleider Aleksej Navalny tijdens een wandelingetje onwel geworden en overleden. Hij was 47 jaar. Sinds Navalny een gifaanval overleefde en na herstel koelbloedig terugkeerde naar Rusland, leefde hij in geleende tijd.

Het eerste dat in me opkwam toen ik het bericht over Navalny’s dood hoorde was een scene uit de documentaire Navalny van Daniel Roher uit 2022. Roher filmt Navalny in Duitsland, waar hij herstellende is van een vergiftiging. In een Russisch vliegtuig wordt hij tijdens een binnenlandse vlucht op 20 augustus 2020 onwel. Na een noodlanding wordt hij naar een Russisch staatsziekenhuis gebracht waar hij in coma wordt gehouden. Zijn standvastige vrouw Joelia, internationale druk en Angela Merkel hebben de Russische regering ertoe overgehaald om Navalny voor behandeling naar Duitsland te laten reizen.
Daar gaat hij, als hij voldoende hersteld is, met onderzoeker Christo Grozev van het onderzoekscollectief Bellingcat achter de daders van de gifaanslag aan. Door onderzoek naar data en andere gegevens achterhaalt Christo het samenzweerdersteam, dat deel uitmaakt van de Russische geheime dienst.

In de scene die in me opkwam bij het nieuws van zijn dood, belt Aleksej Navalny zijn belagers een voor een op. Aan de eersten die hij te spreken krijgt vraagt hij monter: ‘Hallo, met Aleksej Navalny. Waarom wilde je mij vermoorden?’ Dat werkte natuurlijk niet echt goed. Ze hangen gelijk op. Hij probeert het nog eens door zich voor te doen als assistent van de secretaris van de nationale veiligheidsraad. Eerst wordt zijn stem nog herkend, maar uiteindelijk heeft hij beet. FSB agent Konstantin Koedrjavtsev aan de andere kant van de lijn trapt in de val, en geeft gedetailleerd antwoord op de vragen. Onderzoeker Christo en een collega kijken met grote ogen toe hoe Navalny improviseert. Met een stalen gezicht stelt hij vragen en ontlokt Koedrjavtsev, de chemicus die novitsjok, het bij de aanval gebruikte zenuwgif hielp ontwikkelen, alle informatie die hij nodig heeft. Hij komt erachter dat de noodlanding hem gered heeft, dat ze lang op de aanslag geoefend hebben en dat het gif in zijn onderbroek zat. Dat de kleding die hij aanhad is vernietigd en zijn lichaam van sporen gereinigd in het Russische ziekenhuis. Aan het eind van het gesprek zegt de arme chemicus dat de vragen hem nogal verbijsterd hebben. Navalny grijnst. Hij zegt: ‘We zijn allemaal verbijsterd, vooral ik’. Na het gesprek leunt hij achterover en steekt allebei zijn armen in de lucht. Hebbes!
Nadat ze hun medelijden met de loslippige geheim agent hebben uitgesproken, en grappend overwegen of ze hem niet moeten helpen te ontvluchten, zegt Navalny: O, jee, nu gaan ze me zeker vermoorden.
De bekentenis wordt wereldnieuws.

In januari 2021 gaat Navalny vanuit Duitsland terug naar Rusland. Direct na aankomst wordt hij gearresteerd, veroordeeld in allerlei niet erg eerlijke rechtszaken, en weggestopt in steeds onguurdere strafkampen.
En nu is hij dan toch overleden. Zal zijn lichaam worden vrijgegeven voor een transparant en geloofwaardig onderzoek naar de oorzaak van zijn dood? Weinig kans, vanuit het Kremlin komen toch vooral leugens.
Laten we er van uitgaan dat Navalny geen natuurlijke dood stierf. Dat het Kremlin de hand had in zijn dood. En laten we daarover verdrietig zijn.

Aleksej Navalny was een ongrijpbare figuur, een indrukwekkende macho, een held met rafelrandjes. Hij heeft zich ingelaten met ultra-nationalisten en deed nare discriminerende uitspraken over mensen in de Kaukasus.
Maar Navalny was toch vooral een voorvechter voor vrijheid van meningsuiting en democratie. En door zijn onverschrokken dapperheid is hij een lichtend voorbeeld voor ons in deze barre tijden.

De ene genocide is de andere niet

Afwegen

Het moedwillig uit de samenleving ‘verwijderen’ van mensen als groep, als volk, als stam of als ras; ze bij elkaar vegen en ontmenselijken; ze vervolgens dwingen zich dood te werken of ze op andere wijze vermoorden… met dat soort zaken zou men geen politiek moeten bedrijven. Het lijkt mij klaar als een klontje dat men zich, zoals in het genocide verdrag is afgesproken altijd en overal tegen genocide, iets wat lijkt op genocide, of iets wat onderweg is een genocide te worden, moet keren. Met alle kracht. Omwille van mensenrechten. Van waardigheid. Om jezelf nog in de spiegel te kunnen aankijken. 

Op 27 januari, tijdens de officiële herdenking van de slachtoffers van de Holocaust, hield demissionair premier Mark Rutte een toespraak. Hij refereerde aan de dreiging die de situatie in het Midden Oosten ook voor de Nederlandse Joden oplevert. Zij voelen zich opnieuw onveilig. En dat mag nooit meer, zei hij. Wat natuurlijk waar is.
Rutte zei ook: Gaza, ja, ook dat is erg, maar daarover gaan we het vandaag, op de dag dat we herdenken dat Auschwitz 79 jaar geleden bevrijd werd, dus even niet hebben.
Want de ene genocide is de andere niet.
Netanyahu en zijn regering mogen zich verheugen in de steun van hun Europese en Amerikaanse bondgenoten terwijl ze de Palestijnse gebieden van de kaart vegen. Duitsland, Engeland en andere landen hebben zich pontificaal achter Israël geschaard wat betreft de rechtszaak tegen genocide in Gaza, die door Zuid-Afrika bij het Internationaal Gerechtshof in den Haag is aangespannen. Netanyahu, hangend boven een politieke afgrond, wordt gezekerd door zijn bondgenoten.
Hoe anders verging het Aung San Suu Kyi. De Nobelprijswinnares en boegbeeld van de democratiseringsbeweging in Myanmar werd met onappetijtelijke goesting van haar voetstuk getrokken toen ze de verkeerde kant koos en de moordcampagnes tegen de Rohingya door het Myanmarese leger niet eenduidig veroordeelde. Ook zij en haar regering werden aangeklaagd bij het Internationaal Gerechtshof. Ze kwam in den Haag de zaak van het leger bepleiten in de zittingen over genocide in Myanmar.
Haar beroemde fans, regeringsleiders, filmsterren, Bono van U2, die zanger van de Boomtown Rats die liefdadigheid ging doen, ze wisten niet hoe snel ze zich van de Dame moesten distantieren. Prijzen werden haar fluks ontnomen, haar foto werd verwijderd uit haar universiteit. Iedereen sprak schande van haar.
Al werd Suu Kyi terecht veroordeeld om haar steun aan het leger en de wandaden die het leger beging tegen de Rohingya, de gretigheid waarmee ze werd verguisd had, zeker met de kennis van vandaag, iets misogyns.

De Nederlandse staat vindt het vandaag de dag gerechtvaardigd om F35 onderdelen te blijven leveren aan Israel, want dat is nou eenmaal afgesproken, maar vond het destijds niet nodig om luchtsteun voor Dutchbat in Srebrenica te organiseren, waardoor duizenden moslimmannen en jongens weggevoerd konden worden om te worden vermoord.
Ook Romeo Dallaire, de baas van de VN missie in Rwanda toen honderdduizenden Tutsi’s door Hutu’s met machetes werden afgeslacht, werd niet gehoord. Hoe hij ook bad en smeekte om meer VN troepen en een aanpassing van de ‘geweldsinstructie’, hij kreeg ze niet, hoewel hij meende met pakweg 5000 VN soldaten die ook zouden mogen schieten, ettelijke levens te kunnen redden.
De Armeense genocide komt nog wel eens voorbij, maar over de slachtingen in Noord Amerika, waarbij de inheemse bevolking systematisch werd uitgemoord, kinderen ook want ‘neten worden ook luizen’, hebben we het nauwelijks meer. De Duitse massamoorden in Namibië laten we meesttijds links liggen. Want, zoals ik al zei: de ene genocide is de andere niet. Wie weet er nog dat vertegenwoordigers van de Rode Khmer lang nadat hun regime door communistisch Vietnam was verdreven, de zetel van Cambodja in de VN bezetten? Amerika wilde dat zo. Liever genocidaire afgevaardigden in de VN, dan de regering gesteund door hun aartsvijand Vietnam te moeten erkennen…

Een tempel voor Baby Ram

Het wordt steeds voller in het clubhuis van enge leiders. Neem bijvoorbeeld Narendra Modi, ooit gouverneur van de noordelijke Indiase deelstaat Gujarat, waar hij alom geprezen werd voor het Wirtschaftswunder dat hij daar verrichtte. Onder zijn bezielende leiding voerden zijn volgelingen tussendoor een grote pogrom tegen de moslimbewoners van de deelstaat uit. Dat verhinderde niet dat hij namens zijn partij, de BJP (Bharatiya Janata Patry – Indiase Volkspartij), de leider van ‘de grootste democratie ter wereld’ werd.

Dit voorjaar zijn er weer verkiezingen in India. De BJP promoot Hindutva, een hindoe-nationalistische, identitaire, fascistoïde ideologie die vindt dat India exclusief van de hindoes is, en dat alles wat afwijkt zich moet onderwerpen aan de hindoe-hegemonie. Moslims zijn uiteraard het eerste slachtoffer van dit superioriteitsdenken van de hindoe meerderheid, maar ook christenen en alle anderen moeten eraan geloven als ze in de weg zitten.
Hindutva is populair, maar het kan altijd beter. En nu het campagnetijd is, kan het geen kwaad om het vuur nog wat op te poken. En daarvoor biedt de Ram Lalla (Baby Ram) tempel het perfecte decor.

Waar gaat het eigenlijk over? Een beetje achtergrond bij de feestelijkheden.
In de zestiende eeuw heeft Babur de Veroveraar in Ayodhya de Babri moskee laten optrekken. En wel precies op de plek waar volgens de overlevering de hindoe god Ram¹ is geboren. Ram bezet, als avatar van Vishnu, een belangrijke positie in het hindoe pantheon. Die moskee was dan ook een doorn in het hindoe-nationalistische oog; aan dit historische onrecht moest een eind komen. De BJP nam het voortouw en voerde agressief campagne tegen de moskee, waarbij de toenmalige partijleider L.K. Advani in een strijdwagen door het land trok om kond te doen van de verderfelijkheid van de moskee, en in het verlengde daarvan de moslims.
Dat was een doorslaand succes: in december 1992 bestormde een vakkundig opgehitste meute de moskee en brak die tot de grond toe af – letterlijk. Door heel India vielen doden bij de op de vernieling volgende rellen. Op de plek waar de moskee stond bouwde men een noodtempel. Om een glimp te mogen opvangen van het beeldje van Baby Ram in zijn schrijn van canvas, werd je eerst uitgebreid gefouilleerd om daarna door een langgerekte kooi omringd door soldaten langs de beeltenis van Ram als kindeke geloodst te worden. Een memorabele gebeurtenis, maar geen uitnodigende omgeving voor contact met het hogere.

Het herbouwen van de Ram tempel werd een fenomeen. Uit Europa en Amerika stroomde het geld binnen voor de tempel. Van overal kwamen gelovige hindoes naar Ayodhya om stenen te doneren. Soms kwamen ze met de trein.
En toen gebeurde dit: in februari 2002 vloog een treinstel met Ayodhya pelgrims in brand bij Godhra, in Gujarat. 58 mensen kwamen om. Moslims kregen de schuld van de brand. Een goed voorbereidde en georganiseerde pogrom kostte zeker 2000 moslims het leven; tienduizenden werden verdreven. Militante hindoes wapenden zich met drietanden, messen en ijzeren staven. Ze beschikten over geprinte lijsten met adressen van huizen, winkels en bedrijven van moslims. Er stonden gasflessen klaar om bij de aanvallen te worden gebruikt. Vrouwen waren het doelwit van seksueel geweld. Het teken ‘OM’ werd in lichamen van slachtoffers gekerfd. Als ze niet direct betrokken waren, hielden politie en politici zich afzijdig.²
Het is nooit bewezen dat het treinstel van buitenaf is aangestoken, de brand zou ook van binnenuit ontstaan kunnen zijn door een omgevallen kooktoestel.
De toenmalige premier van India, van dezelfde partij als Modi (toen gouverneur van Gujarat), vond het niet meer dan normaal dat woedende hindoes wraak namen voor het ‘terrorisme’ van de moslims op vredelievende pelgrims. Modi noemde de treurige vluchtelingenkampen waar de verdreven moslims ondergebracht werden, babyfabrieken in zijn eigen variant van de omvolkingstheorie. Haat en verdachtmaking levert stemmen op, ook in India. Hindutva bloeit.

De apocalyptische moordpartij heeft de carrière van Modi alleen maar goed gedaan. Hij is vanaf 2014 premier van India. En hij wil dat blijven. Vandaar dat opnieuw de tempel voor baby Ram in de spotlights wordt gezet. De bouw is nog niet voltooid, maar 22 januari 2024 was bepaald als het meest gunstige tijdstip voor inhuldiging. Dat Modi bij die feestelijke gebeurtenis een hoofdrol vervult, komt mooi uit in campagnetijd. Modi presenteert zichzelf ondertussen als uitverkoren leider, als hoeder van het hindoeïsme, die van het mulitculturele India graag zo snel mogelijk een Hindoe Rashtra (staat) wil maken. De in de Indiase grondwet vastgelegde seculariteit van de Indiase staat, en de gelijkheid van religie worden daarbij naar de achtergrond gedrongen.

 

¹ Ram is de held uit de Ramayana, het epos over zijn levensreis, ontstaan tussen de vierde en tweede eeuw voor het begin van onze jaartelling. Op de plek van de tempel in Ayodhya, zou Ram ongeveer een miljoen jaar geleden geboren zijn. Precies op die plek dus.
² Zie bijvoorbeeld: Arundhati Roy, Listening to grasshoppers – Fieldnotes on democracy 2009, en Human Rights Watch, ‘We have no orders to save you’ – state participation and complicity in communal violence in Gujarat, april 2002.