Interview met een minister (fragment)

Er is nogal wat te doen over het gebruik van de term omvolking…
Ach wat, dan gebruik ik die term toch niet. Nazistisch? Wist ik niet. Anders had ik het woord natuurlijk nooit in de mond genomen. Uiteraard heb ik het nooit nazistisch bedoeld. Kom zeg, ik werp nazisme verre van mij, nazisme is een walgelijke ideologie. Van antisemitisme moet ik ook niets hebben, noch van complotten van elites of reptielen of zo. Wat een valse aantijgingen. In mijn partij zitten de beste vrienden van Israël. Wij staan pal voor de joods-christelijke waarden. Wij zijn fier op onze kruisridders die het heilige land bevrijd hebben van de Moren. Elke jaarwisseling zeggen we tegen elkaar: volgend jaar in Jerusalem. En dan bedoelen we niet alleen onze ambassade.
Natuurlijk ben ik geen racist. Ik heb onder mijn vrienden iemand die in een woonwagen woont. En ik doe ook normaal tegen homo’s. Maar ik kom ze niet vaak tegen want je kunt het aan de buitenkant niet goed zien. Laatst heb ik gewoon rustig in de rij staan wachten achter iemand met een donkere huidskleur. En ik ben ook een keer in de tram opgestaan voor een oude Surinamer. Of was het een Antilliaan? Nou, daar wil ik af zijn.
Tegen hoofddoekjes heb ik ook niks, mijn eigen moeder had altijd een sjaaltje om haar hoofd als ze de ramen lapte of de stoep boende, en mijn liefste tante was een non. Ik wil gewoon dat alle vrouwen vrij zijn, en dat is bij de islam onmogelijk. Die kwaadaardige religie onderdrukt vrouwen. En daar moet ik niks van hebben, van onderdrukking.
Beste mevrouw de minister, even terug naar de basis. U gaat de term omvolking niet meer gebruiken, maar u maakt zich wel ernstige zorgen over de demografische ontwikkelingen in Nederland. Kunt u me uitleggen waarom die demografische ontwikkelingen u zoveel zorgen baren?
Jij hoort zeker bij de mainstreammedia? Zo zie je er ook wel uit, als zo’n linkse activist, als iemand die nooit verder nadenkt dan z’n woke neus lang is. Anders zou je me zo’n halfzachte vraag niet stellen. Maar goed, ik heb nu een verantwoordelijke functie, dus ik zal je een antwoord geven. De demografische ontwikkeling in Nederland laat zien dat de echte Nederlander met gezwinde spoed wordt vervangen door immigranten en hun nazaten. Kijk maar naar de grote steden, je kunt het daar gewoon op straat zien! En die zogenaamde Medelanders zijn niet blank he, die zijn gekleurd en hebben andere waarden en normen dan die van onze mooie joods-christelijke traditie, waar ik met hart en ziel van hou. Die zijn niet geworteld in onze VOC-mentaliteit, die weten niet hoe het is om een plantage te runnen, een kolonie te bestieren, dijken op te werpen tegen het wassende water, of boterhammen met kaas of pindakaas te eten.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niks tegen mensen met een andere kleur, met een andere religie of met eigen culturele dingetjes. Maar ik vind het dus wel een probleem dat bij die mensen vijf, zes, zeven kinderen per vrouw geboren worden terwijl onze blanke vrouwen met een beetje geluk gemiddeld anderhalf kind baren. En dan loopt het qua bevolkingssamenstelling snel uit de hand en worden we een minderheid in eigen land. Daarom ben ik ook zo voor regelingen die onze eigen vrouwen stimuleren om meer kinderen te krijgen.
Is Lebensborn daarbij voor u een inspiratiebron?
Geen idee wat dat is, maar als het weer iets met nazi’s te maken heeft werp ik het verre van mij. Ik vind het gewoon belangrijk dat er meer echte Nederlandse kinderen worden geboren. Ook door abortus bijvoorbeeld weer strafbaar te maken. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we het zedenverval maar ongelimiteerd laten doorgaan. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En daar zal ik me ook in mijn nieuwe functie door laten leiden. Mouwen opstropen, poten in de klei, en aan het werk. Dat is mijn devies.
En de andere coalitiepartijen, gaat u die voor uw plannen meekrijgen?
Ha! Reken maar dat ik die slappe hap van een Schoof meekrijg, dat is er zo eentje die springt als met stemverheffing ‘spring!’ wordt geroepen. Die twijfelaars van Pieter doen over alles zo lang dat de beslissing al genomen is voor ze hun stukken hebben geordend. En de club van Dilan? Niet bang voor, die zijn opportunistisch genoeg om mee te bewegen met alle winden. En mocht er tegenstand komen, intimideer ik ze, met hulp van Geert en mijn partijcollega’s zover het PVV-kamp in dat ze de weg terug niet meer kunnen vinden. In de veekraal bij de BBB. Het land heeft grote problemen, en die gaan we oplossen. Met harde hand. Let maar op.
Dank u voor dit verhelderende interview.
Hmmm, dat zal wel, slijmerd.

[illustratie: B.K.]

De biecht van Pieter O.

‘Vader, ik ben in verwarring’. Pieter legt zijn moede hoofd tegen het houten latwerk van de biechtstoel. Hij herinnert zich het biechten uit zijn jeugd, de uit de koektrommel genomen lange vingers, de incidentele onkuise gedachte en de schaarse ongehoorzaamheden. Een hevig verlangen naar die onbezorgde tijden van weleer overvalt hem: hoe moeder altijd stipt zes uur het eten op tafel had; hoe vader hem na de mis op zondag overhoorde over de preek voor hij zijn zakgeld kreeg; hoe hij als student in Rome de geur van eeuwen kerkelijke geschiedenis opsnoof. Die tijd dat hij zich nog plooide zonder daarbij zichzelf uit te wissen.
‘Belijdt uw zonden, open en oprecht, en u zal vergeven worden.’ klinkt de priester aan de andere kant van het latwerk.
Pieter huivert even, herpakt zich, en begint in het beschermde duister van de biechtstoel zijn hart te luchten.
’Vader, ik ben erin gestonken. Ik had het nooit moeten doen en nu kan ik niet meer terug. Want ga ik terug word ik vermorzeld en niemand regisseert vrijwillig zijn eigen teloorgang.
Ik dacht dat ik ertoe zou doen, Vader, maar elke keer als ik nog niet eens halverwege mijn eerste zin ben, snatert Dilan al door me heen met een kattige opmerking. Met die half meewarige half arrogante blik van haar en die in een quasi-glimlach vertrokken mond. Caroline en Geert luisteren al helemaal niet meer als ik iets zeg, die zitten liever samen te geinen en te bedenken hoe ze de grachtengordel en de Hilversumse elite te grazen kunnen nemen. Van Geert verwacht je dat, maar Caroline? Ik voel me verraden, eerst was het Pieter voor en Pieter na, en nu laat ze me glashard vallen. Ik weet heus wel wie daarachter zit: Mona. De pink lady, in dat zuurstokroze dat pijn doet aan je ogen; die palingventster heeft het nooit kunnen verkroppen dat ze toen geen lijsttrekker is geworden en dat ik populairder ben dan zij. Dick probeert het af en toe nog wel voor me op te nemen, maar die slaat geen deuk in een pakje boter met zijn ambtenarenattitude tegenover de gewiekste spelletjes en het keiharde sarcasme van Dilan en Geert. En Caroline? Zelfs Dick neemt haar al niet meer serieus.
Dat verdraag ik allemaal, Vader, dag in dag uit. Omdat ik verschil wil maken. Omdat ik dat Constitutionele Hof wil, en dat heb ik er, godlof, uit weten te slepen. Ik hou de hele tijd zo goed als al mijn bedenkingen voor me, schiet niet te vaak emotioneel uit mijn slof, en als een trouwe hond heb ik dat hoofdlijnenakkoord staan verdedigen in de Tweede Kamer.
En dan nu dit. Ik bedoel: Vader, hoeveel moet ik nog slikken? Moet de hele gifbeker leeg? Hoeveel onbenul kan een kabinet aan? Een gewezen militair die nauwelijks uit zijn woorden kan komen op defensie. Als het klopt dat je denken zich reflecteert in je schrijven dan is Gijs een gedecoreerd warhoofd eerste klas. Waaruit maar weer blijkt dat betoonde moed op het slagveld niks zegt over denkkracht. Hopelijk houdt die gladde Ruben hem in toom.
Laatst zag ik twee schoenen door de gangen van het parlement lopen. Met Mona ernaast. Die is nu ze eindelijk minister wordt helemaal niet meer te harden. Zal aan Geert vragen of hij die bezem die voor Sigrid was nog heeft bewaard, kan Moontje hem gebruiken voor haar retourtjes Den Haag-Volendam. Hoewel, misschien Geert toch maar rechts laten liggen, nu hij zijn paradepaardjes naar voren heeft geschoven. Die Faber, zoals die rondstapt door de gangen, dat is toch net een kampbewaakster.’
‘Mijn zoon, u vergeet uzelf, u bent aan het biechten!
‘Zeker, Vader, maar het zijn juist dit soort gedachten die zo zwaar drukken op mijn zondig gemoed. Daarom moet ik ze uitspreken om vergiffenis te kunnen vragen. Ik kan er niks aan doen, kijkt u zelf eens naar Marjolein. Het enige wat ontbreekt zijn een paar laarzen en een zweepje. Ik ben een voorstander van beperken van immigratie, zeker uit moslimlanden, maar deze vrouw als opzichter daarvan gaat wel echt ver. Ik kan het niet helpen, de gedachten komen opzetten en willen niet meer weg. Het hele gedoe is vanaf 22 november een totaal echec en dat kleeft ook mij aan. Ik verdraag het, want het land moet bestuurd worden, maar geloof me, Vader, het is loodzwaar.’
Vanachter het latwerk klinkt een bemoedigend gemompel.
‘Ik begrijp dat in de brakke poel die doorgaat voor PVV-kweekvijver weinig vissen van formaat spartelen, maar Reinette? Ik zeg het niet met plezier, maar door dit soort vrouwen verlang ik nóg meer terug naar de tijden waarop de Kamer overzichtelijk verzuild gevuld was met witte mannen. Reinette zou ik nog niet mijn schoenveters laten strikken. En die gaat buitenlandse handel bestieren. En ontwikkelingshulp. Dan houd je het toch niet droog, Vader. Of dat influencerachtige meisje van Boer zoekt vrouw – drie kinderen in drie jaar met haar boer-van-de-tv en dan weer scheiden want toch geen goede match. Die zet de BBB op landbouw, als een mascotte van de agrarische lobby. Moet ik allemaal slikken.
Maar dat ik niet met Caroline in zee ben gegaan, dát had ik dan tenminste wel goed ingeschat. Ja, ik heb er serieus over nagedacht, minder gedoe dan een eigen partij en Caroline gold toen nog als verfrissend bij veel kiezers. Voor die blunder ben ik in ieder geval behoed.
Vader, vergeef mij mijn zondige gedachten, vergeef mij de zonde van de hoogmoed, dat ik dacht dat ik dingen kon veranderen, vergeef mij mijn slappe knieën, vergeef me dat ik niet de kracht noch de moed heb om mijn lieve land te beschermen tegen dit extreem rechts. Vader, vergeef mij, want ik zondig.’
Met een penitentie van zes Onze Vaders en vijftien Weesgegroetjes geeft de priester de zondaar de absolutie. Pieter verlaat met verlichte tred de kerk, om het landsbelang gesterkt verder te gaan dienen.

Rectori salutem

Het is mooi weer. Het terras in het park is zonovergoten. De oppashond ligt tevreden aan mijn voeten en op tafel staat een romige cappuccino. Even lijkt het leven mooi.
Naast mij strijken twee jongemannen neer: nonchalant gekleed in merkkleding, keurige koppies waarop elk haartje zit zoals bedoeld. Voor hun neuzen een exclusief biertje.
‘Hee, gast’, zegt de een, ‘ga jij nou nog wat studeren?’
‘Ja, man, zegt de ander, ik ga over naar politicologie. Lachen!’
‘Gast, politicologie, echt? Maak beter je rechten af.’
‘Maakt niet uit, man, ik ga alleen voor het diploma, en politicologie lijkt me echt lachen.’
‘Gast, wat heeft Thierry eigenlijk gestudeerd?’
‘Thierry? Weet ik niet.’
De ene grabbelt naar zijn Iphone en begint te zoeken.
‘Gast’, zegt hij, opkijkend van zijn schermpje, ‘Thierry studeerde geschiedenis en rechten. Rechten dus, hè gast.’
Ik denk nog even dat het om een vriend gaat, maar nee, ze hebben het over die Thierry van de Eerlijk-Eten maaltijdboxen gevuld met vlees van de groothandel.
Ik kijk tegen het zonlicht in naar de twee knapen en zie een mirage van blond haar, blauwe ogen en afgetrainde lijven als van de Thierry-brigade, ergens in een voormalig Oostblokland op zomerkamp onder de bezielende leiding van de kampakela van dienst. In het trainingskamp ontdekken ze hun mannelijkheid volgens de normen en waarden uitgedragen door goeroe Andrew Tate, leren ze dat vrouwen graag een beetje overmand willen worden; dat IQ best wel cultureel bepaald is en het bleke ras uit de Westerse wereld superieur is.
Van die studenten die als het erop aankomt hun plicht doen; in dienst van de nieuwe orde zonder zeuren bevelen opvolgen ten bate van een wereldvisie gestoeld op uitsluiting en onderdrukking. Niet gehinderd door academische nieuwsgierigheid of interesse die verder gaat dan hun eigen verdienvermogen en sociale status. Als het moet de leider volgend tot in de dood.
Maar in het huidige tijdsgewricht staan dat soort types er altijd nog beter op dan studenten die tegen de orde ingaan en zich verzetten, die protesteren tegen onrecht op basis van de overtuiging dat ‘nooit meer, nooit meer voor iedereen is’, en dat er geen nuancering mogelijk is voor genocide.
Studenten die zich niet door de besturen van ‘hun’ universiteiten per brief laten beleren. En die niet onder de indruk zijn als de rectoren het hebben over hoe ‘diep ze geraakt zijn door de situatie in Gaza en Israël’. Die het larie vinden dat de weledelgeleerde heren en dames bestuurders vinden dat er ‘talloze manieren zijn waarop het vreselijke conflict dat zich nu in Gaza afspeelt wordt bekeken, gewogen en geïnterpreteerd door wetenschappers, politici, burgers en betrokkenen.’ Die verontwaardigd zijn als er badinerend wordt gemeld dat ‘de leden van onze academische gemeenschap die zich nu door middel van demonstraties laten horen één van de gezichtspunten op het conflict vertegenwoordigen.’ Alsof er meerdere gezichtspunten zijn op een genocide.
Het open en academisch debat moet gevoerd blijven worden, volgens de bestuurders, ook als het pijnlijk is, ook als het schuurt. Het past bij de ‘in het academische ethos verankerde waarden’ om te blijven samenwerken met Israëlische en Palestijnse universiteiten, vinden ze. Dat universiteiten in Israël de repressie van de Palestijnen legitimeren, samenwerken met leger en wapenindustie en daarmee bijdragen aan de onderdrukking van Palestijnen melden de universiteitsbonzen niet. Dat er in Gaza geen universiteit meer overeind staat, ook niet.
De rectoren die de brief ondertekenden staan er klaarblijkelijk niet bij stil dat het een gotspe is om over een ‘conflict’ te blijven spreken als zelfs het ICC het heeft over een genocide. Dat al die academische neutraliteit leuk en aardig is, maar dat je, in de woorden van Desmond Tutu: ‘de kant van de onderdrukker hebt gekozen, als je neutraal bent in situaties van onrecht.’
De protesterende studenten begrijpen dat beter dan de universitaire bobos.

Steeds verder naar rechts

Het beoogde kabinet Schoof – verder op naar rechts -1, heeft geen meerderheid in de Eerste Kamer. Dat is vervelend, want ook de Eerste Kamer moet goedkeuring geven aan de wetten en regels die de Tweede Kamer voorstelt, of, beter geformuleerd: moet de wetten en regels die de Tweede Kamer voorstelt toetsten aan bestaande wet- en regelgeving en internationale verdragen. En bepalen of wat de knutselcoalitie voorstelt binnen die kaders past.
Nu wringt daar de schoen, want veel van wat onder leiding van Schoof gaat worden voorgesteld zou wel eens niet kunnen passen binnen de bestaande wet- en regelgeving, om nog maar te zwijgen van internationale verdragen. (Over solidariteit hebben we het niet. Solidariteit is het nieuwe taboe).
Om toch iets voor elkaar te krijgen, heb je een meegaande, flexibele Eerste Kamer nodig, die een en ander welwillend door de vingers ziet, en, naar voorbeeld van Schoof, de randen van de wet best wil oprekken, of, in navolging van Mona Keijzer, bij elke uitglijder zegt: ‘zo had ik heb niet bedoeld, als dat zo is overgekomen dan vind ik dat jammer’.

In de Eerste Kamer zal het samenraapselkabinet stemmen moeten sprokkelen voor steun van hun maatregelen om Nederland ‘weer van ons’ te maken. NSC doet niet mee in de Eerste kamer, PVV heeft maar 4 zetels, BBB is de grootste (16 zetels), gevolg door de VVD met 10 zetels. Acht te kort voor een meerderheid van een halve zetel.
Als we er – optimistisch – van uitgaan dat PvdA, GL, CDA, D’66, SP, CU, PvdD en Volt (samen 36 zetels) zich niet voor een gammele kar met afwijking naar rechts zullen laten spannen als de voorgenomen wetgeving niet overeenkomt met de internationale rechtsorde, met in verdragen vastgelegde mensenrechten, met bescherming van natuur en milieu, maatregelen tegen klimaatverandering en het borgen van vrijheden voor alle inwoners van Nederland, moeten de bewindslieden van kabinet Rancune de boer op bij partijen als JA21, waar Annabel Nanninga de driekoppige fractie voorzit. Nanninga, eerst van Forum voor Democratie, maar vanwege de antisemitische uitlatingen van hun jongerenvereniging bij die partij weggegaan. Nanninga staat pal voor de joodse gemeenschap, nu dat politieke vruchten afwerpt. En voor de rest wordt ze altijd maar verkeerd begrepen – mensen snappen die Reviaanse ironie gewoon niet – en wordt ze vals geframed door moslimknuffelaars, vriendjes van Hamas en ander links gajes.
Ook de partij die Annabel verliet telt ineens weer mee. Forum voor Democratie, waarvan de partijleider Thierry Baudet glimmend van trots en haast verliefd croonend naast Andrew Tate zit en ons verkondigt dat hij samen met Andrew verder bouwt ‘aan de brede, internationale alliantie van gelijkgestemden in Europa, Amerika en daarbuiten’. Om zich vervolgens te beklagen dat hij alweer niet aan een talkshowtafel is uitgenodigd en niemand hem wil interviewen, maar wel steeds Dassen, Eerdmans en ‘Klavertje’ mogen aanschuiven. Het is niet eerlijk! Maar nu, dankzij de boeren en de vissers en de gewone hardwerkende Nederlanders heeft hij dan toch een plek midden in de macht te pakken: in de Eerste kamer hebben ze zijn partij nodig. Dus heeft hij nu wisselgeld, en kan hij in ruil voor steun eisen dat hij bij de NPO op tv mag, of in de Volkskrant.
Maar met JA21 en FvD in de pocket mist de fröbelcoalitie nog drie zetels voor de helft plus 1.
Enter: de SGP. Nooit te beroerd om extreemrechts bij te staan. Als ze maar niet aan Israël komen, want dat is het beloofde land, door God zelf aan de joden gegeven.
De SGP staat ‘voor het leven, het gezin, de boer, de visser, Israël en Nederland’. In die volgorde. Die de politie bedankt met een grote taart vanwege hun bescherming bij een actie op de Dam in Amsterdam, ter ondersteuning van de joodse gemeenschap. Er werd daar gebeden en gezongen, het Israëlische volkslied schalde over het plein, en men haalde er de schouders op over dode Palestijnse kinderen. Georganiseerd door de SGP, maar ook de christenen van de ChristenUnie waren van de partij. Naastenliefde is een rekkelijk begrip, om over ‘de andere wang’ maar niet te spreken. De SGP, die partij die om het hardst roept dat de joodse gemeenschap niet gelijk mag worden gesteld aan Israël, want dat is antisemitisch. Met zulke vrienden heb je geen vijanden nodig.
Maar dan is het gesprokkel nog niet ten einde, want nog steeds is er één stem tekort voor een meerderheid. Die stem kan komen van 50Plus, overal elders uitgespeeld, maar inde Eerste Kamer nog op het pluche, of van OPNL – Onafhankelijke Politieke Nederland. Beiden met één zetel, waarvan OPNL een wildcard zou kunnen zijn.
En, o nachtmerrie, het zou ook nog kunnen dat niet alle fracties in de Eerste Kamer zich onderwerpen aan kadaverdiscipline. De Eerste Kamerfractie van de VVD heeft ten slotte voor de spreidingswet gestemd. Schoof begint aan een hachelijk avontuur met maar één troost: lang zal het  niet duren.

Gezocht: een marionet

Geert ligt te woelen in zijn bed. Het is warm, te warm, maar een raam openzetten in een safehouse, dat mag dan weer niet. Zelfs Pluisje en Noortje kunnen hem niet bekoren, dat zeikerige gespin en gesnor en die harige hete lijfjes. Hij geeft de een lel en de ander een loeier. Wegwezen, rotbeesten. Zijn vrouw ontziet hij, zodat zij ook hem ontziet.
Geert heeft het zwaar. Zwaarder dan al die tijd dat hij over dat ‘hoofdlijnenakkoord voor een programkabinet’ moest onderhandelen. Al die tijd had hij geweten dat die andere drie partijen never nooit nieuwe verkiezingen zouden aandurven, want ze stonden op vet verlies in de peilingen, en dat verlies werd steeds vetter. Zijn tijd was gekomen en ook zijn kabinetje kwam er, daar twijfelde hij niet aan. De kiezer had immers gesproken, en de kiezer heeft het echt hé-le-maal gehad met al die extreemlinkse gekkigheid. Ja, het was lastig, dat eindeloze geouwehoer onder leiding van Jut en Jul, irritant zelfs, die Roomse gluiperd met z’n gezever over de rechtsstaat, Dilancyaankali, die nepperd, met haar kijk-mij-es-fijn-gaan en dat wij-nemen-onze-verantwoordelijkheid. En dan die uit de klei getrokken groupie, die volkse moeke die maar napapegaait alsof het een levensvervulling is. Ach, hij zou die brulkikker wel op sleeptouw nemen, je kan lol met d’r hebben en ze zal zich gewillig laten gebruiken voor ‘de goede zaak’.

Maar nu zijn de touwtjes van zijn gedroomde trekpop, de ‘volledig integere’ Plasterk, in de war geraakt, en zit Geert met de brokken. Want waar haalt hij zo snel een nieuwe marionet vandaan? Met genoeg aanzien, een beetje statuur en die hij toch met gemak naar zijn pijpen kan laten dansen.
Hij draait zich bruusk om, duwt zijn dekbed weg. Het is warm, te warm. Hij staat op en loopt zachtjes naar de keuken om de op de sofa in slaap gevallen beveiliger niet wakker te maken. In de keuken warmt hij melk op voor een beker saliemelk, die kreeg hij vroeger altijd van zijn moeder als hij niet kon slapen.
Zuchtend zet hij zich aan de keukentafel om een lijstje te maken. Martin, schrijft hij op. Streept het gelijk weer door. Ik ben niet van lotje getikt, zeg! Martin? Die is niet in de klauwen te houwen als die eenmaal het baasje is. Laat die maar lekker kamervoorzitter spelen, met z’n gedichtjes, en voor de juiste ordnung zorgen, zodat dat linkse tuig en die andere mafklappers eindelijk eens hun waffel houden omdat hij ze gewoon de mond snoert. Fleur dan? Nee, Fleurtje is een kanjer, die gaat zeker vlammen, maar de leider? Nee, die krijgt Volksgezondheid, past ook beter bij een vrouw.
Een VVD’er moet hij ook niet hebben: met Dilan-de-Verschrikkelijke op de achtergrond, altijd op de loer naar meer macht, heeft hij dan een adder aan zijn borst.
In de partij van Pietertje springt er ook niemand uit, politieke beginnelingen op zoek naar de klok en de klepel die de regels van het politieke spel nog niet kennen.
En dan die Mona, niet echt wat je zegt een toetje. Geert barst in lachen uit. Het is gewoon humor om die Volendamse Gezina als beoogde baas naar voren te schuiven. Alsof hij zijn kabinet zou toevertrouwen aan een geblondeerde mannin! Ze mag er zijn hoor, Mona, net als Caroline is zij zo lekker gewoon. Volks. Koopt haar ondergoed bij de Hema en vindt de kermis het hoogtepunt van het jaar. Maar baas van mijn land, mijn volk, mijn kabinet? Van mij? No way.
Hij neemt een slok van zijn inmiddels lauw geworden saliemelk, spuugt het weer terug in het glas. Gadverdamme, wat is dat goor…
Geert geeft het op, schuift het papier terzijde en gaat terug naar bed. Pluisje en Noortje hebben zich op zijn kussen ineengestrengeld en kijken hem met half toegeknepen ogen aan. Zuchtend legt hij zijn hoofd naast zijn kussen. Hij kan die beesten moeilijk weer een optater geven.
Joost? Nee. Ahmed? Ha, dat zou een goeie bak zijn, maar nee. Johan? Die wil niet. Wie dan? Geert valt in een onrustige slaap en droomt van wajangpoppen.

Leed als attractie

In Herinneringscentrum Kamp Westerbork staan drie meisjes bij een reconstructie van een driehoog stapelbed. Het ene meisje lijkt iets ouder dan de andere twee. Ik schat zo in dat het brugklassers zijn. Het oudere meisje geeft blijk van een groot voorstellingsvermogen. Ze zegt: ‘En als je dan ziek was, in dat bovenste bed, en je liet alles lopen, je weet wel, dan kwam dat dus op de anderen in de bedden daaronder. Een van de twee andere meisjes wendt haar blik af, kijkt naar het trapje, naar de potkachel met erop een emaillen theepot. Het andere meisje kijkt even omhoog, naar het bovenste bed, en dan weer, als gebiologeerd, naar het sprekende meisje, dat haar verhaal met plastische handbewegingen illustreert.
Even later staan twee jochies, kleiner nog, basisschool, over hun blaadje met vragen gebogen. Ze snappen het niet: welk symbool voor een gedeporteerde Roma of Sinti staat op de stenen van het monument voor de weggevoerden? Ze kijken verbaasd rond. Welk monument, zie je ze denken. ‘Een vlam’, zeg ik. ‘Wel even checken hoor, of het klopt, straks buiten. Midden in het stenenmonument kom ik ze weer tegen. ‘Dank u wel, mevrouw, we hebben het gevonden hoor.’ 
Deze herinnering komt in me op vanwege de discussie over de noodzaak van  Holocaustonderwijs, en maakt de weg vrij voor andere herinneringen: 
Vlak voor het uitbreken van de eerste Intifada sta ik voor de ingang van Yad Vashem in Jerusalem. Ik ben aan het overwegen of ik naar binnen zal gaan. Er dromt een groep mensen samen bij de ingang. Een vrouw maakt een handgebaar in de richting van het museum. Ze zegt, in schel Amerikaans: ‘I’m hungry. I sure hope they do a decent sandwich in there.’ Ik ga toch maar niet naar binnen.
In Cambodja, een land met een eigen geschiedenis van gruwelijkheden, bezoek ik Tuol Sleng, het genocidemuseum in een voormalige school in Phnom Penh die tijdens het regime van de Rode Khmer onder de naam S21 in gebruik was als gevangenis en martelcentrum. In elke reisgids wordt het museum aangeprezen als een must see. Net als de killing fields in Choeung Ek, op ongeveer tien kilometer van de stad, waar gevangenen naar toegebracht werden om te worden vermoord. Op het terrein staat een grote, dikke boom. Tegen die boom werden baby’s en kleine kinderen doodgeslagen. Als ik het terrein bezoek zie ik westerse jongeren selfies maken voor die boom. Sommigen wijzen naar de boom terwijl hun reisgenoot een foto maakt. Anderen nemen een zodanige pose aan, zodat zowel zij zelf als de boom goed op de foto komen.

In Cambodja zijn de plekken waar onuitsprekelijke gruweldaden plaatsvonden onderdeel geworden van een toeristische agenda. Het zijn attracties geworden, die je gezien moet hebben, en waar je je laat fotograferen om te kunnen laten zien dat je er was.
Een echo hiervan hoor ik bij de Amerikaanse die bij Yad Vashem vooral denkt aan een decent sandwich. En, veel zachter, ook bij het verhaal van het meisje in Westerbork, die haar klasgenoten iets gruwelijks verteld alsof het om een griezelverhaal gaat.
Wat je moet zien te voorkomen is dat herinneringsplekken uit de Tweede Wereldoorlog langzaam een soort ‘Amsterdam Dungeon’ worden. Waar je ‘de duistere kant van de geschiedenis’ kunt ontdekken door ‘te duiken in de wereld van heksenvervolgingen, martelingen en executies’.
Dat kan door onderwijs over de Jodenvervolging. En door die geschiedenis te duiden met voorbeelden waartoe de kinderen of jongvolwassenen die je onderwijst zich kunnen verhouden, zodat ze zich een betere voorstelling kunnen maken van wat uitsluiting en vervolging betekent. Door er bijvoorbeeld bij te betrekken wat vrouwen en meisjes meemaken onder de Taliban, wat er gebeurde in Cambodja, in Srebrenica, in Zuid-Afrika, Rwanda, en wat er nu gebeurt in Gaza. Ook dan kan je duidelijk maken dat het systematisch vermoorden van miljoenen mensen een historisch unicum is, dat antisemitisme een gif is dat moet worden uitgebannen, en dat joden geen homogene groep zijn die je niet collectief verantwoordelijk mag stellen voor de gedragingen van de staat Israël. Moslimjongeren zullen dat vast begrijpen, gezien de ervaringen van hun eigen groep die collectief afstand moet nemen van ‘islamitische terreur’, ook al hebben ze er niets mee te maken.

Vragenuurtje

Kijktip: wil je de politieke nieren proeven, luister en kijk dan naar het Vragenuurtje, elke dinsdagmiddag in de Tweede Kamer. Met deze week de protesten van studenten tegen de slachting in Gaza en de banden van Nederlandse universiteiten, waaronder de UvA, met Israëlische instellingen.
Mariëlle Paul, minister van Primair en Voortgezet Onderwijs, kwam de vragen beantwoorden. Zij nam de honneurs waar voor Robbert Dijkgraaf.
Claire Martens-America (VVD) trapte af, woorden als het ‘verdrietige moment dat de Universiteit in de hoofdstad zijn deuren heeft moeten sluiten’, ‘antisemitische leuzen’, ‘geweld tegen de politie’, Amsterdamse raadsleden die vanaf het dak van de Universiteit de menigte opzwepen, en het ‘absolute dieptepunt waarbij we zagen dat onze universiteit geheel van binnen werd gesloopt.’
Daar onderbrak ze zichzelf, liet een stilte vallen, zette haar bril af en deelde een hartenkreet: ze heeft berichten ontvangen van joodse studenten die niet meer naar de universiteit durven, en dat er misschien lijsten moeten komen zodat ‘decanen joodse studenten kunnen waarschuwen als the shit hits the fan, en het niet veilig voor hen is om naar de Universiteit de komen. Dat is waar wij als land op dit moment zijn aanbeland.’
Minister Paul maakte een onderscheid tussen studenten en relschoppers die misschien niet eens student zijn, dat het goed is dat studenten zich uitspreken over wat hen bezig houdt ‘op allerlei plekken in de wereld’, maar dat geweld, vernielingen en agressie gewoon niet kunnen. En dat iedereen er alles aan gaat doen om ervoor te zorgen dat studenten weer veilig kunnen gaan doen waar een universiteit voor bedoeld is: studeren.

Daarna mochten de aanwezige Kamerleden zich uitspreken over de kwestie.
Diederik van Dijk (SGP) vroeg zich af of die ‘raddraaiers’ niet kunnen worden uitgeschreven, en vond dat onderzocht moet worden of de kosten van de vernielingen op hen verhaald kunnen worden.
Rosanne Hertzberger (NSC), die ‘zelf nog op Roeterseiland heeft gewerkt,’ vond het onbestaanbaar dat de universiteit geen eigen veiligheidsmensen in dienst heeft, en dat de schuldige vandalen geschorst en uitgeschreven moeten worden.
Reinder Blaauw (PVV), met een geel bring them home strikje op zijn revers, had het over ‘antisemitisch tuig’, en dat het ‘een schande is dat goedwillende joodse studenten geen onderwijs mogen genieten.’
Claudia van Zanten (BBB) vond het echt ‘onbestaanbaar’ dat de universiteit twee dagen dicht moest. En er moest nu echt haast gemaakt worden met het implementeren van de door haar en Caroline van der Plas ingediende en aangenomen motie over identificatieplicht. Je kunt de studentenvisa van de internationale studenten van buiten de EU gewoon intrekken, stelt ze, en studenten van binnen de EU kan je permanent schorsen.
Joost Eerdmans (JA21) kwam, op zijn PVV’s, met ‘tuig van de richel’, die nu ook nog de persvrijheid belemmeren. Hoe kan het bestaan dat de pers zijn werk niet mag doen. ‘Waar was de sterke arm?’
En Mirjam Bikker (CU) pakte haar rol als kamerdominee opnieuw met verve: al dat geweld en al dat antisemitisme is niet de weg naar vrede. ‘Oproepen dat heel Israël onder Arabisch bestuur moet komen is niet de weg naar vrede’ en ‘oproepen tot Intifada’ ook niet. Wat wel de weg naar vrede is? De door haar geïnitieerde Catshuisbijeenkomst, waar met vertegenwoordigers van ‘de joodse gemeenschap’ gesproken was en waar ‘normerend was opgetreden’.
Er waren ook wel tegengeluiden, van Denk uiteraard, van de SP, D66 en PvdA/GL, die het opnamen voor de studenten die zich niet gehoord voelen en dat de protesten zijn gekaapt door een kleine groep verantwoordelijk voor de gewelddadige vernielingen (die iedereen terecht onzinnig en onnodig vindt).
Maar echt uit de verf kwamen die tegengeluiden niet.
Tot Esther Ouwehand (PvdD) het woord nam: ‘… Ik verwacht ook dat het kabinet zijn eigen rol in deze onrust goed durft te benoemen. Het is niet alleen omdat de regering Netanyahu oorlogsmisdaden pleegt in Gaza, 35.000 doden, het is ook omdat Nederland, dit kabinet, Netanyahu de hand boven het hoofd houdt. Hoe gefrustreerd denk je dat mensen zijn omdat ze moeten kijken naar een genocide en dat hun eigen regering wegkijkt.’

Onze volksvertegenwoordigers, die in hun haast om repressieve maatregelen voor te stellen en ‘de goedwillende joodse studenten’ te beschermen vergeten, of zijn moedwillig blind voor het feit dat er een genocide aan de gang is in Gaza, gepleegd door Israël, met steun van de Nederlandse regering. Dat de studenten zich daartegen verzetten lijkt me een opsteker voor iedereen die internationaal recht, volkerenrecht, oorlogsrecht en menselijkheid serieus blijft nemen, die ziek wordt van de selectieve verontwaardiging in het parlement, en voor wie de ‘rode lijn’ al lang en breed is overschreden.

Hoe komen we hieruit?

Hoe komen we hieruit (13 mei 2024)

Als student woonde ik een tijd in de inmiddels gesloopte studentenflat aan de Westermarkt. Mijn kamer had uitzicht op het Anne Frankhuis. Als in de zomer de ramen openstonden, hoorde ik de gedempte stemmen van de bezoekers van het Achterhuis.
Op 3 mei sta ik aan de andere kant van de Westerkerk, bij het beeldje van Anne Frank. Het ranke bronzen meisje is niet te zien. Er staan hekken om haar heen en ze is ingepakt in bubbeltjesplastic, omwikkeld met grijze ducttape. Bij het homomonument houdt een groep van verschillende pluimage – joden, moslims, christenen en niet-gelovigen – een alternatieve dodenherdenking waarbij de slachtoffers van de holocaust en de tienduizenden doden als gevolg van de genocide die nu plaatsvindt in Palestina herdacht worden. Er wordt gebeden, gezongen en gerouwd om de doden van toen en de doden van nu. Het was de bedoeling om bloemen en knuffels rond het beeldje van Anne Frank te leggen. De gemeente meende dat het beeldje daarbij beschadigd zou kunnen worden en vreesde verstoring van de openbare orde. Daarom is Anne ingepakt en staat ze in een kooi van hekken.
Op 4 mei blijft de Dam tijdens de nationale herdenking behoorlijk leeg, maar desalniettemin spreekt men over een ‘waardige’ herdenking –  omringd door politie, extra beveiliging, met kledingvoorschriften en de voorzitter van het ‘nepparlement’ die een krans legt. Waardig, want het is die ‘twee verbindende minuten’ stil gebleven.
Op 5 mei loop ik bij het Museumplein langs het huis waar de joodse Etty Hillesum in 1941 en 1942 haar dagboek schreef. Het staat in de steigers, gered van de sloopdrift van Amsterdam wordt het opgeknapt. Ik denk aan Caroline van der Plas die haar bijdrage aan het debat over antisemitisme opende met een citaat van Etty Hillesum, dat zo van de Wikipedia pagina over Etty Hillesum geplukt is. Had Van der Plas het dagboek van Hillesum gelezen, dan wist ze dat Etty alles waar Van der Plas voor staat grondig verafschuwde.
Op 6 mei bezetten studenten Roeterseiland uit protest tegen de misdaden die Israël straffeloos blijft begaan en eisen het verbreken van de banden met universiteiten in Israël.
Nadat op 7 mei op Roeterseiland het tentenkamp bestaande uit veertien tentjes door de ME hardhandig is ontruimd, richten de studenten barricades op bij de Oudemanhuispoort. Ook daar treden politie en ME hardhandig op.
‘Schoonvegen die bende en oppakken dat tuig’, brult van der Plas op X. ’Dit is een overname van onze universiteit die gepaard gaat met antisemitisme, vernieling en geweld’ zegt onze demissionair minister van Justitie en Veiligheid Yesilgöz, die trots is op de politie en ME. Omtzigt houdt zich zoals zo vaak op de vlakte maar vindt het een voorwaarde om met open vizier te praten. Onze geblondeerde nationale roeptoeter Wilders, die de minister-president mag aanwijzen, laat weten: ‘Dat krijg je ervan, bestuurders en politie die jarenlang wegkeken. Jullie lieten onze grenzen wagenwijd openstaan voor antisemieten, voor mensen die onze cultuur haten […] en onze samenleving nu met geweld afbreken.’ Samen onderhandelen de vier opgewekt verder over de vorming van onze nieuwe regering.

Op Hemelvaartsdag staat op het Museumplein direct tegenover het Rijksmuseum een grote witte truck, met daarin een replica van een replica van een ‘Hamastunnel’. Galeriehoudster Rachel Meijler heeft het idee uit Israël naar Nederland gehaald om aandacht te vragen voor de gijzelaars die nog steeds vastzitten. Kunst om mensen wakker te schudden, zegt ze, maar de installatie is natuurlijk niet politiek.
Op de lange witte aanhangwagen staat met grote letters: ‘How do we get out of here?’ Via een trapje kom je in de tunnel: een smalle u-vormige gang van cement met aan het eind een ventilator en een mat op de vloer. Vage geluiden van bombardementen in de verte. Aan de zijkant bij de ingang van van de truck staat: ‘No escape room. Free entry.’ Er staan een paar mensen met een geel ‘bring them home’ solidatriteitsstrikje op hun kleding gespeld. Voor het merendeel zijn de bezoekers  toeristen die werktuiglijk door de tunnel stappen.
Verderop het Museumplein verzamelt een groepje vrouwen zich rond een grote roze teddybeer. Ze vragen aandacht voor de absurditeit van de bezetting van Gaza, waar Israël al sinds 2007 bepaalt wat de Gazastrook in mag, en wat niet. De lijst met verboden goederen, die niet statisch is, bevat bijvoorbeeld vishengels, muziekinstrumenten, A4 papier, naaimachines en speelgoed. De ‘tunnels van Hamas’ worden gebruikt als alternatieve aanvoerroutes voor goederen. Pluche speelgoeddieren voorzien van een QR-code die doorlinkt naar The Ghassan Abu Sittah Children’s Fund markeren de aanlooproute naar de truck met de nagebouwde tunnel.
Bij het groepje rond de roze teddybeer raak ik aan de praat met een voorbijganger die me trots vertelt dat ze aan de tunnel heeft meegewerkt. Dat Israël zich toch moet kunnen verdedigen, dat er helemaal geen honger is in Gaza en dat je foto’s van dode baby’s – zoals die tegenover het Concertgebouw door weer een andere groep demonstranten zijn opgehangen – overal van het internet kan plukken tegenwoordig.
Bij het trapje naar de Hamastunnel vertelt een jonge joodse vrouw me ‘dat het echt heel direct binnenkomt’, die tunnel, en vraagt me om me te verplaatsen in het lot van de gijzelaars: ‘ga naar binnen,’ zegt ze, ‘stel je open, laat je raken.’ Ze kijkt verbaasd als ik zeg dat ik vanzelfsprekend wil dat de gijzelaars ongedeerd terugkeren naar hun familie. Naast haar staat een forse man met een Davidsster aan een kettinkje om zijn nek. Eerder al heeft hij me agressief staan filmen, en nu weet hij te melden dat ik gehersenspoeld ben, dat ik nergens wat van af weet, en dat hij zich als jood in Nederland niet meer veilig voelt. Een blonde agente van de Vredeseenheid Amsterdam komt bij ons staan en zegt: ‘Sorry voor de onderbreking, maar ik wil jullie even complimenteren dat jullie met elkaar praten.’ Door haar interventie kan ik niet meer vragen door wie ik gehersenspoeld ben.
Aan het begin van de ‘tunnel’ wordt de bezoeker via een plaquette uitgenodigd zijn gevoelens te delen. Met een stift schrijf ik ‘Free Palestine’ op de grijze, betonnen muur.

Fotocollage: BK©2024

Het boek Ester, Bijbelexegese met Mirjam Bikker

Mirjam Bikker stapt naar het spreekgestoelte van de Tweede kamer zoals een dominee naar de kansel. Ik heb bij haar überhaupt het gevoel dat ze beter op haar plaats zou zijn als predikant dan als politica, omdat ze zo graag de morele wet voorschrijft, hoe we met elkaar moeten omgaan, en hoe we moeten herdenken. ‘Wij zijn op 4 mei twee minuten stil’. Alsof het twee minuten stil zijn de bokken van de schapen scheidt, de kwaden van de goeden, en in het huidige tijdsgewricht: de antisemieten van de filosemieten.

Haar bijdrage aan het debat over antisemitisme dat op 25 april werd gehouden in de Tweede Kamer begint Bikker met een verwijzing naar de Bijbelse Ester, vanwege Poerim, of het Lotenfeest, dat de joodse gemeenschap op 22 en 23 april vierde. Ester voert ze op als sterke vrouw die met gevaar voor eigen leven de eerste pogrom tegen de joden wist te voorkomen.
Daar wilde ik meer van weten. Ik las het boek Ester in de Statenvertaling met de EO-vertaling ernaast. Dat was verhelderend.
Hier volgt een samenvatting, een beetje lang wellicht, maar de moeite waard.

Het gebeurde in die dagen [in de vijfde eeuw voor Christus] dat koning Ahasveros van Perzië een groots feest gaf in Susa, zijn vesting. Na zeven dagen feesten ontbiedt hij zijn vrouw Vasti, omdat hij haar schoonheid aan zijn gasten wil tonen. Vasti weigert te verschijnen. Dat zint de vorst niet en op advies van zijn raadsheren verstoot hij haar. Want als de ongehoorzaamheid van de koningin ongestraft zou blijven, zouden vrouwen geen achting meer hebben voor hun mannen.

Na enige tijd gaat de koning zijn vrouw missen. Om dat te verhelpen stellen zijn adviseurs voor om de mooiste maagden uit zijn koninkrijk voor hem te verzamelen, zodat hij een nieuwe vrouw kan kiezen. Ester, een weesmeisje dat onder bescherming staat van haar neef Mordechai, een jood in ballingschap die in het paleis werkt, wordt de uitverkorene. Wanneer zij na een uitgebreide schoonheidsbehandeling voor de nacht naar de koning wordt gebracht, raakt hij onder haar bekoring en kiest haar als zijn koningin. Ze gaat wonen in de harem en verzwijgt, op advies van Mordechai, dat ze joods is.

Mordechai hoort op een zekere dag twee mannen een plan beramen om de koning te vermoorden. Hij vertelt dit aan Ester, die de koning van dit snode plan op de hoogte brengt. De verdenking blijkt gegrond, de twee mannen worden opgepakt en ophangen. Dit voorval en de rol van Mordechai in het verijdelen van de aanslag worden opgenomen in de kronieken.

De Amalekiet Haman is door de koning aangesteld op de hoogste positie aan het hof. Iedereen moet voor hem een knieval maken. Mordechai weigert dat als enige, en dat wekt de woede van Haman op. Hij besluit dat Mordechai moet sterven, en met hem alle joden in het koninkrijk. Haman zegt tegen de koning dat de joden overal in zijn rijk wonen maar dat ze zich niet aan zijn wetten houden en dus uitgeroeid moeten worden. Haman belooft 10.000 zilveren talenten voor de schatkist, en krijgt toestemming van de koning om met de joden te doen wat hem goeddunkt. Naar alle uithoeken van het rijk stuurt Haman een bevel om de joden uit te moorden, met een precieze datum waarop dat moet gebeuren. Haman realiseert zich niet dat ook Ester joods is.

Wanneer Mordechai van het decreet hoort is hij ten einde raad. Hij scheurt zijn kleren en bedekt zijn hoofd met as. Ester, verborgen in de harem, vraagt zich af wat er met Mordechai aan de hand is. Hij stuurt haar een bericht: ga naar de koning en smeek hem om genade voor het joodse volk.
Ester twijfelt, want zonder uitnodiging naar de koning gaan wordt met de dood bestraft. Dat lot kan alleen afgewend worden als de koning zijn gouden staf naar je uitsteekt.
Maar Mordechai is streng. Hij laat haar weten: misschien denk je dat je gered zal worden omdat je in het paleis woont, maar als je niks doet, worden jij en je vaders familie [Mordechai zelf dus] gedood. En hij zegt: misschien is deze situatie wel waarom je koningin bent geworden.
Ester geeft toe. Na drie dagen vasten, gaat ze in haar mooiste gewaad naar de koning. Die geeft met zijn gouden staf aan dat ze tot hem toegelaten mag worden. Ze nodigt de koning en Haman uit om bij haar te komen eten. Tijdens dat etentje mag ze van de koning vragen wat ze wil. Ze zegt: ik weet nog niet wat ik wens, maar als jij en Haman morgen weer komen eten, zal ik zeggen wat ik wil.

Haman kan niet genieten van de eer twee keer koninklijk te mogen eten, vanwege Mordechai, die hem een doorn in het oog is. Zijn vrienden raden hem aan vast een galg te bouwen, en de volgende ochtend vroeg naar de koning te gaan en te zeggen dat Mordechai daaraan moet worden opgehangen. Dat doet Haman.

Die nacht kan de koning de slaap niet vatten. Hij laat zich voorlezen uit de kronieken en wordt er zo aan herinnerd dat Mordechai een aanslag op zijn leven heeft verijdeld. En dat Mordechai daarvoor nog niet is geëerd.

De volgende ochtend komt Haman vroeg naar het paleis om de koning het doodvonnis van Mordechai te laten bekrachtigen. Voordat hij dat kan vragen, stelt de koning hem zelf een vraag: wat is de beste manier om een man te eren? Haman denkt dat hij geëerd gaat worden en schetst wat hij zelf graag wil: een zegetocht op een koninklijk paard in een koninklijk gewaad. Mooi, zegt de koning. Ga dat maar uitvoeren voor Mordechai. Haman verbijt zich, maar heeft geen keus, hij moet doen wat de koning hem opdraagt.
En die avond moet hij ook nog naar het paleis om met Ester en de koning te eten.

De koning vraagt de lieftallige Ester tijdens die maaltijd opnieuw wat zij wenst. Zij zegt dat ze wil dat haar volk gespaard wordt, want ze zijn verkocht voor 10.000 talenten en zullen worden vermoord. Wat? roept de koning verschrikt, wie wil nou zoiets? Die daar, zegt Ester, wijzend op Haman, die zich nu realiseert dat Ester joods is.
De koning loopt woedend weg, en een bibberende Haman smeekt Ester om zijn leven te sparen. Als de koning terugkomt, heeft Haman zich juist in wanhoop op de rustbank van de koningin laten vallen. Nu rand je ook nog mijn koningin aan! schreeuwt de koning.
En zo komt het dat Haman wordt opgehangen aan de galg die hij voor Mordechai heeft opgezet.

Omdat met de dood van Haman het gevaar nog niet is afgewend, smeekt Ester de koning om het bevel dat oproept tot het doden van alle joden in het hele rijk te herroepen. Samen met Mordechai mag Ester van de koning een tegenverordening opstellen en die zegelen met zijn ring, waarmee de verordening wet wordt.

Mordechai en Ester verordenen dat de koning in alle steden joden het recht geeft om zich te verenigen en te verdedigen, en iedereen die hen wil aanvallen tot de laatste man mag doden en hun bezittingen buitmaken. Voor één bepaalde dag is dat de wet, en wel de dag die Haman door het lot liet bepalen als de dag om de joden te vermoorden. Zo krijgen de joden de kans zich op hun vijanden wreken.

Wanneer de gevreesde dag aanbreekt, hakken de joden in op hun vijanden; zij zaaien overal dood en verderf en doden in Susa alleen al 500 man, en alle tien zonen van Haman.
De koning, onder de indruk, zegt tegen Ester dat ze nog iets mag wensen.
Ester vraagt of de wet die maar één dag van kracht was, nóg een dag mag gelden. En de lijken van de tien zonen van Haman worden opgehangen. Dat mag.
De volgende dag worden nog eens 300 mensen in Susa gedood en worden de lijken van Hamans zonen aan palen opgehangen. Mordechai neemt de plaats van Haman in aan het hof en wordt een gevierd en gevreesd man. Ester verordonneert dat de redding van de joden elk jaar herdacht wordt met een groot feest, Poerim.

Je mag verwachten dat Mirjam Bikker haar Bijbel kent. Dat ze Ester aanhaalt als ‘sterke vrouw’ die de eerste pogrom op de joden weet te voorkomen is op zichzelf al oneigenlijk. Dat ze een verhaal aanhaalt waarin die ‘sterke vrouw’ na het gevaar voor de joden te hebben afgewend samen met haar neef een decreet uitvaardigt dat oproept tot het doden van de ‘vijanden van de joden’ tot de laatste man, is ronduit abject. Dat Ester aan de koning vraagt of haar decreet nóg een dag mag gelden, zodat er nóg meer gedood kan worden, en het niet genoeg vindt dat de tien zonen van Haman vermoord zijn, maar dat hun lijken tentoongesteld moeten worden, maakt het aanhalen van dit verhaal in deze tijd verwerpelijk.

(Klein extraatje: Op de website Bijbel in 1000 seconden wordt ervoor gewaarschuwd het verhaal van Ester niet te historiseren of te romantiseren)

Naar Duits voorbeeld

Je zou, in je onschuld, kunnen denken dat Duitsland vanuit haar verleden een ereschuld heeft met betrekking tot het voorkomen van genocide, élke genocide. En daarom voorop zou lopen bij het tot stand brengen van een rechtvaardige vrede in Palestina. Vanuit de post-kolonialistische en post-nazistische grondgedachte dat alle mensen gelijkwaardig zijn, en dat uitsluiten van bevolkingsgroepen altijd de eerste stap is naar geweld en toenemend lijden.
Je zou verwachten dat er door de Duitse overheid hartstochtelijk gepleit zou worden voor één staat in Palestina – from the river to the sea – waar joden en niet-joden, Palestijnen en Arabieren van alle gezindten in vrijheid democratisch met elkaar kunnen leven. Dat, in herinnering aan de euforie bij de val van de Berlijnse Muur, afbraak van de muren in het ‘heilige land’ speerpunt zou zijn van het Duitse beleid, omdat vereniging van wat kunstmatig werd gescheiden nastrevenswaardig is.
Maar onschuld is niet meer van deze tijd. Dus wat Duitsland biedt is onvoorwaardelijke steun – in woord en daad – voor wat Israël na de aanval van Hamas op 7 oktober aan het aanrichten is in Gaza en in de West Bank. Steun voor het ‘eindspel’ na decennia bezetting. Omdat vanwege de Holocaust kritiek op Israël in Duitsland taboe is.
Wat ertoe leidt dat in dit ‘conflict’ alleen joden erkenning krijgen als slachtoffer, dat alleen joden recht hebben op een eigen staat, dat alleen Israël recht heeft op zelfverdediging tegen terreur. Dat je antisemiet bent als je daar het recht van de Palestijnen naast zet. Dat je antisemiet bent als je vraagtekens zet bij de wijze waarop Israël haar ‘recht op zelfverdediging’ vormgeeft. Dat je antisemiet bent als je from the river to the sea niet ziet als een ontkenning van het bestaansrecht van Israël, maar als een oproep tot een éénstaatoplossing waarbij joden en Palestijnen gelijkwaardig kunnen samenleven, omdat ook de Israëliërs nu niet vrij zijn.
Wat geboden wordt zijn verboden. Inperking van het demonstratierecht. Beperking van het laten wapperen van Palestijnse vlaggen tijdens demonstraties. Geen keffiyeh mogen dragen op school in Berlijn, want polariserend. Dat je de verantwoordelijkheid moet erkennen om joods leven te beschermen als voorwaarde voor naturalisatie.
Een cancel culture tegen ‘de Palestijnse stem’ en haar supporters.

Caroline van der Plas ziet de manier waarop Duitsland zich opstelt tegen het antisemitisme wel zitten. Ze vindt dat wij daar wat van kunnen leren.
Populisten houden door de bank genomen wel van verbieden, zeker als het om meningen of uitingen van tegenstanders gaat. En kijken we naar de wijze waarop veel partijen in de Tweede Kamer zich recentelijk hebben uitgelaten over de onaanvaardbare toename van jodenhaat in Nederland, is het niet denkbeeldig dat Caroline niet alleen staat in het afkijken bij Duitsland.
Deze dagen spitst het debat zich toe op het beteugelen van het toenemend antisemitisme, waarbij het begrip in de hitte van de verontwaardiging zo wordt opgerekt, dat zo’n beetje iedereen die het niet eens is met het onversneden pro-Israël standpunt dat door de huidige demissionaire regering en de formerende partijen wordt uitgedragen voor antisemiet kan worden uitgemaakt. Demonstranten worden weggezet als Hamasvriendjes, verheerlijkers van geweld, of op zijn best als mensen die wegkijken als het om de Israëlische slachtoffers en de gijzelaars gaat. Het demonstratierecht moet derhalve opnieuw bekeken worden. De Tweede Kamer wil gaan bepalen welke vlag mag wapperen en welke niet. Welke leus mag en welke niet. Waar je binnen gezichts- en gehoorsafstand mag demonsteren, en waar niet. Hoe je doden mag herdenken, en hoe niet.

Antisemitisme ligt ook hier te lande gevoelig, en dat is niet zo gek, gezien het verleden van Nederland. Toch zou er een lans te breken zijn voor het zien van antisemitisme als een vorm van racisme, want dat is het, en het geen uitzonderingspositie te geven ten opzichte van bijvoorbeeld homohaat, vrouwenhaat, moslimhaat. Haat tegen een groep om de vermeende identiteit en overtuigingen van die groep is altijd kwalijk. Of het nou om joden gaat, om Marokkanen, om Eritreeërs, Jemenieten, Syriërs, en ‘noem maar op’.
Daar hebben we al afdoende strafrechtelijke maatregelen voor. Maar dat is blijkbaar niet genoeg.
Als het aan Caroline en collega’s ligt, zullen, omwille van de tijdgeest en met een oneigenlijk beroep op antisemitisme, verdere maatregelen genomen worden met betrekking tot wat toelaatbaar is bij ‘pro-Palestina’ demonstraties, welke leuzen geoorloofd zijn, welke demonstraties worden toegestaan, en waar.
En daarmee wordt de tijd rijp gemaakt om eens verder te grasduinen in wat ‘in ons land’ toelaatbaar wordt geacht. Dan wordt er gekeken naar klimaatactivisten, naar dierenrechtenactivisten, naar antiracisten, naar alle activisten die zich niet willen schikken naar de nieuwe orde die Wilders, Van der Plas, Yesilgöz, Omtzigt en hun medestanders aan het optuigen zijn.