In tijden van oorlog dicht men niet, men gilt met de kogels fluit met de wind, kijkt: het gras, zo groen nog. Verzamelt, kleine dingen, een deken trui, een boek misschien, een tas, draagbaar zonder belasting van schouders, rug de beste schoenen, zonnehoed. Sentimenten te zwaar geheugen niet te dragen herinneren zal vanaf vandaag uit den boze zijn. Het vuur geeft geen licht verwarmt bonen uit blik, geen botten. Een man, hoofd in handen handen verdwijnend in vuisten vuisten gebald, verbeten tandeloos de mond. Alleen in taal kan ik me tot hem bekennen. Alleen in woord heb ik hem lief. In de stad het donker vol rook die ruikt naar bloed, geen water geen licht alleen heimwee wordt gevoed hoon en haat. In tijden van oorlog dicht men niet, kogels gillen als de wind fluit door het gras ruikt naar hooi Saskia Kunst
De apen van Brel
Ik las ergens dat Jacques Brel geen geëngageerde zanger zou zijn. Nou heeft uiteraard (bijna) iedereen recht op een eigen mening, maar dat Brel niet geëngageerd zou zijn is echt wel flauwekul. Je hoeft hem maar een keer te zien en horen zingen en je weet: die man is de betrokkenheid zelve. Hij kan verlatingsangst, liefdesverdriet, ontrouw en de gebreken van het ouder worden fraai vertolken, maar haalt ook met gemak uit naar de bourgeoisie of degenen die menen boven anderen gesteld te zijn. Neem bijvoorbeeld: les signes de mon quartier…
les signes de mon quartier Jacques Brel
Dit is wat hij – bij benadering zingt:
De Apen
Lang voordat ze kwamen, de ellendelingen,
waren wij, de bloemen en de vogels gelukzalig vrij
Maar sinds zij kwamen, zitten bloemen in een pot
en vogels in een kooi, en bepalen zij ons lot
want zij bedachten schuld, cachot en strafblad
en begluurden ons door elk sleutelgat
ze kortwiekten de taal met hun censuur
en noemden dat beschaving
De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
Voordat zij kwamen waren er geen zorgen
zelfs in de vastentijd was er fruit voor iedereen
maar toen kwamen zij met hun intolerantie
aan elke onverdraagzaamheid een einde maken
ze joegen op de Albigenzen [Katharen]
op de ongelovigen en op maakt niet uit wie
op de brave apen, die zelf niet aan jagen doen
en noemden dat beschaving
De apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
de apen, de apen
de apen, hier uit de buurt
Voor zij kwamen was de man een prins
de vrouw een prinses, de liefde een tuin
maar sinds zij er zijn is de prins een bedelaar
de tuin is verdord en de prinses biedt zich aan
want zij, zij maakten van liefde een zonde
een transactie, met maagden als handelswaar,
het recht van de eerste nacht en de hoerenmadam
en noemden dat beschaving
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
Voordat zij kwamen was er vrede op aarde
op elke tien socialen was er maar een soldaat
Toen kwamen zij en sloegen er op los,
verdreven met geweld de redelijkheid
Zij, de bedenkers van ijzeren speren
van gaskamers en de elektrische stoel
van napalm en de atoombom
en noemen dat beschaving
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
De apen, de apen
De apen, hier uit de buurt
Wij kunnen niet wachten
Nee we gaan niet zitten wachten. Wachten is wat paljassen doen tot het moment van de grande finale, dan steken ze hun borst vooruit, zetten hun schouders eronder, en rukken op. Nee, wij wachten niet. Niet zoals de jager lafhartig op zijn hoog plateau, die aanlegt, richt, en schiet met scherp op een graspol - men draagt dat camouflagepak tenslotte niet voor niets. Wij doen niet aan wachten. Wij nemen de donder voor lief, de regen een welkome sluier. Wij gedijen op onraad, hoe smaller het pad hoe groter de stappen. Wij bedaren niet op een windvlaag, gaan niet liggen voor de storm. Kleinduimpjes zijn we, op fluwelen slippers, vol dromen grootser dan de dageraad. Wij benutten verkeken kansen, spuiten slogans op luchtkastelen en zeulen blijmoedig koffers ballast mee. Tekst: Saskia Kunst/afbeelding: Athene 2015