Inburgeringscursus voor volksvertegenwoordigers

Gefeliciteerd! Je bent gekozen in de Tweede Kamer der Statengeneraal, of je komt in de regering. Voor je je kan nestelen op het pluche, moet je eerst deze inburgeringstest ‘Hoe doen we dat in de Haagse politiek’ met goed gevolg afleggen. Deze test is niet vrijwillig. Je dient aantoonbaar op de hoogte te zijn van de mores en omgangsvormen die heersen in onze politiek zo enerverende delta.
Aan de hand van onderstaande vragen testen wij jouw kennis over hoe je je moet gedragen als volksvertegenwoordiger, om zo jouw geschiktheid om leiding te geven aan Nederland te kunnen vaststellen.
(Mocht je niet slagen voor deze test, dan krijg je een herkansing. De kosten voor de voorbereiding op deze test, het doen van de test en de eventuele herkansing worden op jou verhaald.)

1. Ingrid vraagt wat een pogrom is. Wat kan je het beste tegen Ingrid zeggen?
a. Het is een lelijk woord dat stamt uit de oorlog.
b. Het is een georganiseerde gewelddadige aanval op een bepaalde bevolkingsgroep met de bedoeling die te verjagen.
c. Het is een hit and run-actie van jongens op scootertjes tegen Israëlische voetbalsupporters.

2. Henk wil graag weten waarom er protesten waren tegen de komst van de Israëlische president Herzog bij de opening van het Holocaustmuseum. Wat kan je het beste tegen Henk zeggen?
a. Ach, joh, er zijn altijd mensen die een feestje willen verzieken.
b. Ja, Henk, met de islam hebben we gewoon ook het antisemitisme binnengehaald.
c. Mensen zijn boos en verdrietig over de bezetting en het excessieve geweld door Israël in de Palestijnse gebieden en Gaza.

3. Femke vraagt waar de tulp vandaan komt. Wat kan je het beste tegen Femke zeggen?
a. Het is een oer-Hollandse bloem, net zo oer-Hollands als Sint-Nicolaas en koffie.
b. De tulp komt uit Turkije en Centraal Azië.
c. Van de bloemenstal of het tuincentrum.

4. Gideon vraagt waarom zwarte piet niet gewoon zwart mag zijn, met kroeshaar en dikke lippen. Wat kan je het beste tegen Gideon zeggen?
a. Die antizwartepiet zeikerds moeten gewoon oprotten naar hun eigen land en zich niet met onze tradities bemoeien.
b. Regenboogpieten hebben echt niks met lhbtqia+ te maken.
c. Zwarte piet is een racistisch stereotype. Jij slaat toch ook aan bij ‘witte man’.

5. Diederik wil graag weten wat een doorstroomlocatie is. Wat kan je het beste tegen Diederik zeggen?
a. Een plek waar je vluchtelingen met een status opvangt, zodanig dat ze zich niet thuis maar onwelkom voelen.
b. Vroeger heette het doorgangskamp, en was er altijd een station in de buurt.
c. Een plek waar we nieuwkomers kunnen opbergen zodat ze onze eigen mensen niet van de woningmarkt verdringen.

6. Geert is het niet eens met wat er in de vrije, onafhankelijke pers over hem wordt geschreven. Wat kan Geert het beste doen?
a. Met de krant van wakker Nederland bellen en vragen om een interview over zijn poezen.
b. Lachen en zijn schouders ophalen.
c. Op X journalisten uitschelden voor ‘tuig van de richel’.

7. Dilan heeft in een talkshow op de televisie iets gezegd wat niet waar is.
Wat kan Dilan het beste doen?
a. Zeggen dat de mensen die bij die talkshow werken gemeen zijn en haar expres hebben laten liegen.
b. Beginnen over antisemitisme en zeggen dat alles aan migratie ligt.
c. Zeggen: dat heb ik helemaal niet gezegd en als ik het wel gezegd heb, hebben jullie het verkeerd begrepen.

8. Pieter is gaan samenwerken met een partij die precies het tegenovergestelde wil van wat hij zegt te willen. Wat kan Pieter het beste doen?
a. Heel vaak heel lang praten zodat de tegenpartij zich vanzelf terugtrekt.
b. Meebewegen omdat het volk nou eenmaal gesproken heeft en het land geregeerd moet worden.
c. Meebewegen tot de rek eruit is en dan ziek thuis gaan zitten.

9. Caroline wil niet dat boeren een strobreed in de weg gelegd wordt. Wat kan Caroline het beste doen?
a. Zeggen dat landbouw ook natuur is.
b. Merci meenemen voor het personeel van de Tweede Kamer omdat ze zo goed voor de volksvertegenwoordigers zorgen.
c. Met Farmers Defence Force stand-by volhouden dat de boeren zorgen voor de voedselzekerheid van Nederland.

10. Mona woont leuk met een mooi uitzicht. Maar nu wil men precies voor haar neus een zorginstelling bouwen, zodat ze in plaats van bomen demente bejaarden in haar blikveld treft. Wat kan Mona het beste ondernemen?
a. Bij de Minister van Volksgezondheid lobbyen voor brede verkrijgbaarheid van de pil van Drion.
b. Zich beroepen op de Wet stikstofreductie en natuurverbetering die ze vanuit haar politieke overtuiging juist bestrijdt.
c. Stug volhouden dat het een privéaangelegenheid is.

11. Marieke vraagt zich af of Marjolein de dingen eigenlijk wel snapt. Wat kan Marjolein daar het beste op zeggen?
a. Mijn tweet klopt.
b. Ik hoor geen vraag.
c. Dit moet gewoon stoppen.

12. De reptielen van de deep state snappen niet waarom Thierry geen MP is. Wat kan je het beste tegen de reptielen zeggen?
a. We hebben de shallow state met Dick Schoof, marionet klasse I (democratie uitleggen aan reptielen is onbegonnen werk).
b. Jullie moeten bij het World Econonmic Forum zijn.
c. Het is antisemitisme.

13. Reinette wil niet langer geassocieerd worden met uitspraken die ze deed in haar vorige leven. Wat kan Reinette het beste beweren?
a. Ik draag geen goud en ik houd bij het autorijden ook altijd afstand met andere auto’s. In verband met mijn naam, snap je.
b. Ik neem er afstand van. Ik vond dat vroeger. Nu vind ik hetzelfde, maar ik noem het anders.
c. Ik heb die dingen gezegd als mens. Maar nu ben ik minister, dus ben ik geen mens meer.

14. Fleur is in verwarring. Nu ze niet meer in de oppositie zit, kan ze niet meer van alles zomaar roepen. Wat kan Fleur het beste doen?
a. Twitteren over hoofddoeken, dan gaat het daar tenminste over.
b. Een hoofddoek gaan dragen, dan gaat het daar tenminste over.
c. Zeggen dat ze in de oppositie niet genoeg informatie had, en nu wel, en dat het nu dus echt wel best heel complex blijkt te zijn, en dat ze het echt niet leuk vindt als er gezegd wordt dat ze dom is.

15. Dick wordt gezien als een trekpop van de Geblondeerde Leider. Hoe kan Dick daar het beste op reageren?
a. Als Peter Jansen incognito de marathon van Amsterdam lopen (‘Dickie!’, Schoofie!’)
b. Zeggen dat het land besturen zoiets is als een marathon lopen: ‘je denkt aan helemaal niks joh’.
c. Tsjonge, jonge jonge zeggen als de microfoon nog aanstaat.

Stuur je antwoorden naar ikzitlekkerophetpluche@krijgmijmaareensweg.nl
Je krijgt de testuitslag binnen zes weken (met een reguliere uitlooptermijn van nog eens zes weken).

Succes!

Bikker beukt door het verdriet

Over veel van wat er zich in Den Haag afspeelt kan je je verbazen of opwinden: het gênante gewiebel van onze door niemand gekozen, immer schichtig in de camera blikkende premier bijvoorbeeld, of de afweerbordenfantasie van Marjolein Faber, die meer bespottelijke onzin uitkraamt zoals: ‘ik ben beleid’. De manier waarop Pieter Omtzigt ons een rampenkabinet in frommelde aan de hand van een A4-tje garanties ter bescherming van de rechtstaat, om af te haken als het menens wordt; de leugen-op-leugen van Dilan Yeşilgöz, die zelfs geen actieve herinnering lijkt te hebben aan wat liberalisme ook alweer betekent; de ranzig populistische keukentafelpraatjes van Caroline van der Plas en het surrealistische geschreeuw van de PVV om het ontslaan van de burgemeester van Amsterdam. Het ontkennen van de crises die er zijn – stront slaan we op in silo’s, kan best; landbouw is ook natuur en kinderarmoede laten we niet verder groeien – en noodrecht willen inzetten voor een crisis die er niet is. Het blijkbaar acceptabel vinden om mensen die demonstreren tegen wat Israël doet in Gaza, op de Westelijke Jordaanoever en nu ook in Libanon met grote regelmaat ‘tuig’ te noemen, en alle rampzalige onzin die uit de keel van Baudet schettert.
Maar wat me het meest verbijsterd is de fanatieke hardnekkigheid waarmee Mirjam Bikker en haar fractiegenoten achter Israël staan en werkelijk elke kans die er is aangrijpen om ons voor te spiegelen dat het monster van antisemitisme rondwaart in onze samenleving. Dat jodenhaat door onze straten zou golven met de vele demonstraties die er bijna dagelijks zijn uit solidariteit met het Palestijnse volk: het volk dat de schuld van onze Holocaust inlost, dat al decennia blootgesteld wordt aan Israëlisch agressie en treiterij, met als (voorlopig) hoogtepunt het weerzinwekkende geweld dat we zien na de aanslag van Hamas van 7 oktober 2023.

Ik geloof dat Bikker een oprechte politica is. Ook komt zij niet met de ballingenballast van haar collega Ulysse Ellian, zoon van een Iraanse vluchteling die uitgesproken anti-Islam is, met wie zij de Initiatiefnota (met betrekking tot de aanpak van antisemitisme) overnam van voorgangers Segers en Yeşilgöz.
Ik geloof ook niet dat Bikker gedreven wordt door inherente moslimhaat of islam fobie, zoals sommigen van haar collega’s, die zo graag en zo luid schreeuwen over ‘islamitisch tuig’, en beweren dat nieuwkomers antisemitisme met de paplepel kregen ingegoten, of dat jodenhaat bij de islamitische cultuur hoort.

Juist daarom verbijsterd het me dat Bikker nauwelijks empathie toont voor de Palestijnse slachtoffers: de gemartelde gevangenen, gearresteerde kinderen, hongerende baby’s, wanhopige vrouwen, mannen en kinderen. Haar compassie geldt enkel de slachtoffers van de aanval door Hamas.
‘Het deugt van geen kant om op een moment van diep verdriet daar doorheen te willen beuken met je eigen gelijk’, zei Bikker op 8 oktober in de Tweede kamer, naar aanleiding van de heisa die ontstond door een paar onbeduidende incidenten tussen pro-Israël demonstranten en pro-Palestina demonstranten. Van de pro-Israël manifestatie op 7 oktober, georganiseerd door een christelijke organisatie op de Dam in Amsterdam, wordt een beeld geschetst als was het een vreedzame herdenking door ‘de joodse gemeenschap’ van de slachtoffers van de aanval door Hamas, terwijl de tegendemonstranten – zonder dat daar iemand tegen protesteert – het predicaat ‘tuig’ opgeplakt krijgen.
Als je woorden als ‘door diep verdriet heen beuken’ in de mond neemt, zou je er ook bij stil kunnen staan dat zwaaien met Israëlische vlaggen en het zingen van het Israëlische volkslied op een door de christelijke organisatie ‘Op de bres voor Israël’ georganiseerd event, als pijnlijk ervaren kan worden door ‘de Palestijnse gemeenschap’.

Ik nam de moeite om naar de registratie van de bijeenkomst op de Dam te kijken, en kan alleen maar concluderen dat het inderdaad een pro-Israël manifestatie was, zoals de organisator het zelf ook noemt. De herdenking van de slachtoffers van 7 oktober kwam daarbij nauwelijks aan bod: er was een minuutje stilte, er werd een enorme Israëlische vlag uitgerold en het Israëlische volkslied klonk.
De ‘joodse stem’ werd vertolkt door een rabbijn die er de Holocaust bij sleepte om zijn publiek een pluim te geven dat zij aan de goede kant staan; en Chris Stoffer van de SGP was er om de menigte voor te houden dat Israël wel móet doen wat ze nu doet. De manifestatie was een door en door politieke bijeenkomst, die het predicaat ‘waardige herdenking van de slachtoffers’ niet verdient. Waarmee ik – voor alle duidelijkheid – dus niet zeg dat zo’n manifestatie niet zou ‘mogen’.
Overigens: na de Tweede Wereldoorlog mocht de oprichter van de SGP niet terugkeren in de Tweede kamer wegens antisemitische uitspraken en geschriften tijden de bezetting. De SGP heeft daarvan nooit formeel afstand genomen. Maar ach, kniesoor en water onder de brug en zo…

Het siert Bikker dat ze ons oproept naast elke joodse Nederlander te gaan staan, maar, o, wat zou ik haar, vanuit haar christelijke barmhartigheid graag eens horen zeggen dat ze ook naast elke Palestijn in Nederland staat, en hun pijn en verdriet over een jaar lang excessief geweld onderkent.

Of zou het zo zijn dat Bikker niet anders kan dan zich op de vlakte houden over het Israëlische geweld? Omdat de staat Israël door christenen ten koste van alles moet worden verdedigd en behouden? Opdat de Messias als koning van Israël kan terugkeren en de profetieën tot het beoogde einde kunnen komen?
Schallen daarom de bazuinen, worden daarom het geweld en de doden genegeerd, wordt daarom gezwaaid met die wit-blauwe vlag?
Well then: Hallelujah! Praise the lord and pass the ammunition.

Grip op migratie

Terwijl ik een stukje van de hoorzitting van Marjolein Faber terugluister, steekt mijn kat zijn kopje om de deur bij het horen van haar stem, kijkt verschrikt naar de beoogd minister van asiel en migratie en maakt zich schielijk uit de voeten.
Mijn kleine asielzoeker is een week of zes geleden aan komen lopen. Uitgehongerd, in de war maar vol vertrouwen dat we hem niet zonder pardon weer de straat op zouden schoppen. We zochten naar zijn huis van herkomst, maar vonden geen aanwijzingen. Dus namen we hem op.
Ja, het kost wat. Je moet met hem naar de dierenarts, een kattenbak en -mand kopen, en zo’n kleine eet de oren van je hoofd. En ja, hij loopt af en toe iets omver en zet z’n nageltjes in je arm. Dan zet je wat dierbare kwetsbare dingen op een veilige plek en leert hem zijn nageltjes in te houden als je met hem speelt. Je maakt ruimte voor je nieuwe huisgenoot en gaat samenwonen.
Het schijnt dat katten feilloos aanvoelen wie te vertrouwen is en wie niet. Dat geldt ook voor veel andere dieren. Mensen daarentegen hebben in de loop van het door kerk en staat geleide beschavingsoffensief hun instincten laten verschralen tot onderbuikgevoelens die geen argumentatie meer behoeven. Ze hoeven alleen maar benoemd te worden om geldig te zijn.
Zodoende is het acceptabel dat Faber het strengste asielbeleid ooit mag gaan uitvoeren, want als we nou maar ‘grip op migratie krijgen’, komt alles weer goed en wordt Nederland weer van ons.
Faber, die al jarenlang in niet mis te verstane woorden en daden uiting geeft aan haar op omvolkingstheorie en racisme gebaseerde vreemdelingenhaat, mag tot de regering toetreden. Faber, die gezien haar track record totaal ongeloofwaardig nu beweert dat ze geen racist is, dat ze nooit omvolking volgens de nazi-ideologie bedoelde, dat ze zich enkel grote zorgen maakt over de ‘zorgelijke demografische ontwikkeling’ in Nederland. Wat bij haar zoiets betekent als: de witte Nederlander wordt vervangen door een niet-witte vreemdeling die een geloof aanhangt waar ik, Faber, niets van moet hebben.
Ze stelt dat ze een minister voor alle Nederlanders zal zijn. En in plaats dat de hele Tweede Kamer in hoongelach uitbarst, wordt van alle kanten slechts bevestigd dat ‘grip op migratie’ de hoogste prioriteit heeft. Want alleen als we ‘de asielstroom indammen’, kan ons land gered worden. Daarbij is blijkbaar alles geoorloofd. Zelfs Faber als minister. Een poging het tij te keren met een motie van wantrouwen wordt weggestemd, ondanks een beroep op het morele besef van individuele kamerleden van de helft van de coalitie. Maar met ook de zegen van de VVD en de NSC mag Faber aan de slag.

Je kunt veel en vaak roepen dat de migranten de schuld zijn van alles, maar daarmee wordt het niet waar. Je kunt vreemdelingenhaat en rancune botvieren door de voorrang van statushouders bij toekenning van een sociale huurwoning af te schaffen, maar daardoor verschijnen er in stad en land niet vanzelf woningen voor starters, studenten en jonge gezinnen. Je kunt de grenzen dichtgooien en geen migrant meer binnenlaten en naar je achterban toeteren dat Nederland zo weer van ons wordt, maar als de tomaten in de kassen wegrotten omdat niemand ze plukt, de vee-industrie vastloopt omdat in de slachthuizen niemand meer slacht, en niemand meer een pakketje op tijd bezorgd krijgt, gaan de BBB-boeren en Henk en Ingrid de consequenties van het zo gretig omarmde beleid voelen, ook in hun portemonnee. En dat zal ze niet bevallen.
Je kunt vluchtelingen en asielzoekers aan de grens van Europa laten opsluiten in onmenselijke kampen in ruil voor forse bijdragen aan ondemocratische regimes; en de asielzoekers die toch Nederland binnenkomen laten verpieteren in lekke tentenkampen in Ter Apel en Budel tot je ze kan uitzetten, maar daarmee komt bestaanszekerheid, armoedebestrijding en afschaffing van de eigen bijdrage in de zorg niet per se dichterbij.

Met een beetje andere koers is het mogelijk om de zo hartstochtelijk gewenste ‘grip op migratie’ te krijgen zonder je menselijkheid te verliezen. Bijvoorbeeld door structureel te investeren in ontwikkelingssamenwerking zonder de lokale handel en industrie vleugellam te maken door het schaamteloos promoten van eigen handel en industrie. Dan hebben mensen in hun thuisland meer kansen een leefbaar bestaan op te bouwen. Dan hoeven ze hun heil niet overzee te zoeken.
De woningcrisis kan ook worden aangepakt door ‘boeren, telers en tuinders’ versneld op weg te helpen naar duurzaam produceren, zodat er (stikstof)ruimte vrijkomt om te bouwen. Dan kunnen behalve studenten, gezinnen en starters ook migranten fatsoenlijk gehuisvest worden.
Als de extreem rijken meer belast worden vanuit de stelling dat ‘men aan een boom zo volgeladen vijf zes pruimen niet mist’, hoeft er niet op alles bezuinigd te worden en kunnen migranten worden ingezet om de personeelstekorten in de zorg, de kinderopvang en het onderwijs op te lossen zodat er win-win situaties ontstaan. Goed voor de integratie; het neemt de ‘angst voor de Ander’ weg, en is een remedie tegen ingeworteld racisme en vreemdelingenhaat.
Er zijn menswaardige mogelijkheden om van Nederland een land te maken waar iedereen zich thuis kan voelen. Dan hoeven vluchtelingen en migranten niet meer de schuld te krijgen van de puinhoop, maar zijn ze deel van de oplossing. En als we daarvoor allemaal een beetje meer kleur krijgen, is er eerder iets gewonnen dan verloren.

De politiek van het kleinste kwaad

Tijdens de debatten die na maart in de Tweede Kamer over het toenemende antisemitisme werden gehouden, werd verwezen naar de ‘indringende dramaserie’ de Joodse Raad. Iedereen die, zo beweerde men in de Kamer, ook maar een greintje twijfel voelde over de omvang van het leed dat de joodse bevolking van Nederland ervoer door de pro-Palestijnse protesten, zou de serie moeten bekijken. Want, zo zeiden onze volksvertegenwoordigers bijna allemaal in koor: we hadden het al eens meegemaakt, de toenemende jodenhaat, de uitsluiting, het antisemitisme. En nu zagen we het weer! Wie anders durfde beweren had een gaatje in zijn hoofd, was te kwader trouw of een walgelijk terroristenvriendje.
Een maand of wat later, bij het aanschouwen van het tweedaagse debat over de regeringsverklaring blijven mijn ogen hangen aan Pieter Omtzigt, die met zijn eigen NSC en de VVD het huidige extreemrechtse kabinet mogelijk maakt, en dwalen mijn gedachten af naar David Cohen. David Cohen was, samen met Abraham Asscher, voorzitter van de Joodse Raad in Amsterdam. Die was begin 1941 door de Duitse bezetters in het leven geroepen om leiding te geven aan de Amsterdamse joodse gemeenschap, en diende ervoor te zorgen dat de anti-joodse maatregelen aan de joodse bevolking werden doorgegeven en stipt werden opgevolgd.
In genoemde tv-serie zien we Cohen meebewegen met de bezetter, omdat hij door meebewegen erger kwaad denkt te voorkomen, geschrokken als hij is van het lot van de mannen die tijdens de eerste razzia’s in februari 1941 zijn opgepakt. Die joodse mannen werden naar Mauthausen gedeporteerd. Dat daar helse omstandigheden golden, bleek uit de stroom aan overlijdensberichten die het thuisfront al spoedig bereikte. In 1941 nam de bezetter nog de moeite om overlijdensberichten te sturen.
Voor Cohen stond deportatie naar Mauthausen gelijk aan een doodvonnis.
Ook toen Cohen kon weten dat een vergelijkbaar lot de mannen, vrouwen en kinderen wachtte die via Westerbork afgevoerd werden naar andere kampen, zoals Sobibor en Auschwitz, gaf hij daar geen ruchtbaarheid aan, omdat hij hen die op transport moesten niet van streek wilde maken.
Een evenwichtig oordeel geven over het handelen van David Cohen is ingewikkeld. Was het nobeler geweest om aan hen die de treinen in moesten precies te vertellen welk lot hun wachtte, of is het menselijker om te doen alsof het nog goed zou komen? Had het verschil gemaakt als de mensen wisten wat hun te wachten stond aan het eind van de spoorlijn?
Mij lijkt het rechtvaardiger om mensen zelf de keus te laten of ze gedwee buigen voor de heersende macht, of zich liever, toch al ten dode opgeschreven, tot het uiterste verzetten. Beide keuzes zijn aanvaardbaar, als ze maar geïnformeerd gemaakt worden.
In de aangeprezen tv-serie rebelleert de dochter van Cohen tegen haar vader. Ze komt in verzet tegen zijn uitdrukkelijke gebod niets te doen wat ‘de Duitser’ zou kunnen ontstemmen. Zij redde ettelijke kinderen uit de Joodse Crèche aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan. Van haar zoon Rob Oudkerk weten we dat ze een levenslang schuldgevoel had over de kinderen die ze niet heeft kunnen redden. Zoals het gaat met mensen die een goed afgesteld moreel kompas hebben; die lijden meer aan wat ze niet konden bewerkstelligen dan dat ze tevreden zijn over wat ze wel bereikten. En tegen dat gevoel van falen is het applaus en de lof van minder daadkrachtige omstanders geen remedie.

Pieter Omtzigt doet me denken aan David Cohen. Niet dat de omstandigheden vergelijkbaar zijn, maar ook Omtzigt komt me voor als een persoon die er tegen alle redelijkheid in van overtuigd is dat hij het algemeen belang dient. Dat het passend is met de PVV in zee te gaan, om erger te voorkomen. Erger in de zin van nieuwe verkiezingen met een nog groter extreemrechts machtsblok als gevolg. Als een hedendaagse variant van de politiek van het kleinste kwaad, lijkt hij te denken dat hij, toonbeeld van moraal, fatsoen en joods-christelijke waarden, met zijn niet aflatende aandacht voor rechtsstatelijkheid de PVV in toom kan houden en de ergste uitwassen van het op discriminatie en uitsluiting gebaseerde gedachtengoed van Wilders kan matigen.

Was het arrogantie dat David Cohen dacht dat hij de Duitse bezetter tot mildheid kon overhalen? Dat hij een deel van de joodse elite zou kunnen behoeden voor deportatie om zo de opbouw van de gemeenschap na de catastrofe veilig te stellen? Deed hij een oprechte poging te redden wat er te redden viel?
En Pieter Omtzigt? Hoe zou het zitten bij hem? Zou hij oprecht denken dat hij de rechtstaat uit de klauwen van de PVV kan redden en is hij daarom akkoord gegaan met deze coalitie? Vertrouwt hij op de steun van het liberale smaldeel van de VVD, en de kracht van onze democratische instituties?
Ik begrijp dat de vergelijking tussen Cohen en Omtzigt een beetje mank gaat. We zuchten vandaag de dag niet onder een wrede buitenlandse bezetting. We faciliteren niet de deportatie van Nederlandse medeburgers naar onbekende en onbestemde oorden waar een wisse dood hen wacht… Maar we knijpen al wel collectief een oogje toe bij het terug de volle zee opduwen van gammele bootjes vol vluchtelingen, inclusief vrouwen en kinderen; en malen niet om een door de golven verzwolgen vluchteling of een aangespoeld kinderlijkje meer of minder. En dat is nog maar de opmaat voor wat er kan gebeuren als dit kabinet een meerderheid van de Kamer achter ‘het strengste asielbeleid ooit’ weet te krijgen.
Ik hoop van harte dat Omtzigt een ondergrens heeft, en dat hij, als die bereikt wordt, eindelijk ophoudt met water bij de wijn doen. En anders moeten we die grens maar voor hem trekken, en de straat opgaan, er fel tegenaan. Met z’n allen. Steeds weer.

Als politicus en als mens

De eerste keer dat ik iemand hoorde zeggen: ‘ik sta hier als politicus en als mens’, spitste ik mijn oren. Het komt mij nogal vreemd voor, ja zelfs een beetje schizo, om jezelf op te splitsen in politicus en mens. Eenzelfde verbazing overvalt mij als er gevraagd wordt naar ‘de mens achter de politicus’. Beleid maken vergt een met overtuiging uitgedragen visie die door mens en politicus gedeeld wordt. Zij zijn een en dezelfde persoon; mens en politicus horen samen te vallen.
In het Haagse circus van de laatste weken wordt het oneigenlijke onderscheid tussen politicus en mens genormaliseerd. Zo komt een politica met het dragen van de prinsenvlag weg door de huidige connotatie van die vlag met NSB, neonazisme en extreemrechts van zich af te schudden met een beroep op haar persoonlijke geschiedenis: haar voorouders kwamen met Willem van Oranje naar Nederland om de Spanjaarden te verjagen. Nu Reinette Klever minister is, zal ze geen prinsenvlag meer dragen: want als minister wil ze niks te maken hebben met neonazisme en extreemrechts. Als mens vindt ze het prima om haar landgenoten van kleur elk jaar te schofferen met zwartgeschminkte knechten van Sinterklaas. Dat is een cultuurdingetje. Maar als minister vindt ze dat iedereen in Nederland gelijkwaardig is. Het is bij de knorhanen af.
Voor Fleur Agema is het ook even wennen, die scheiding tussen de mens Agema en de minister Agema. In de oppositie hoefde mens Fleur zich niet te verschuilen achter politica Fleur en konden ze samen openlijk instemmen met bijvoorbeeld het idee van de ‘kopvoddentaks’. Nu, als minister, onderschrijft ze dat ook op haar ministerie vrouwen die een hijab dragen erbij horen. Dat ze uit onwennigheid het tegenovergestelde twittert, is een beginnersfoutje. Natuurlijk horen ‘hoofddoekjes’ erbij, het hoofdlijnenakkoord is duidelijk genoeg. Je hoort haar tandenknarsen als Schoof haar kastanjes – die nu ook de zijne zijn – uit het vuur haalt.
Bij Marjolein Faber heb ik niet het idee dat ze ook maar ergens aan moet wennen. Ze straalt totale ongevoeligheid voor haar omgeving uit. Nu ze het strengste asielbeleid ooit kan gaan vormgeven, kan het haar geen donder schelen met welke woorden ze haar ideeën moet uiten: ze plakt gewoon als politicus een andere etiket op hetzelfde gedachtengoed, en vertrouwt erop Wilders pal voor zijn mensen staat en daarin tot het uiterste gaat. Haar geblondeerde voorman beweert dat toch niet voor niks.
Als politicus neemt Faber afstand van haar eerdere overtuiging, maar ik denk dat het lang zoeken is naar iemand die dat gelooft. De coalitie doet alsof. Want het land moet nou eindelijk eens bestuurd worden. Tijdens het debat over de regeringsverklaring zit de nieuwbakken minister te knikkebollen. Het zal haar een zorg zijn dat ze zoveel weerstand oproept. ‘Weerstand maakt mij sterker’, zegt ze trots. ‘Ik laat mij door niemand tegenhouden.’
Dat moet slecht nieuws zijn voor de leider van deze sinistersclub, onze minister-president, die ongekozen lakei van de macht met de uitstraling van een end hout. Hij klinkt tijdens zijn eerste debat als een ouderwets singeltje, waarvan de A-kant en de B-kant hetzelfde riedeltje geven: wij gaan het hoofdlijnenakkoord uitwerken tot een regeerprogramma, ik heb het volste vertrouwen in alle leden van mijn ploeg, die allemaal de rechtsstaatverklaring hebben ondertekend en iedereen gelijkwaardig vinden, en ik zal een MP zijn voor alle Nederlanders. Hij klinkt alleen geloofwaardig als hij zegt dat hij marathons loopt en van sport houdt. Bij hem zie ik vooral een man die tot leider van het land is opgestoten omdat niemand anders wilde of aanvaardbaar was voor alle vier coalitiepartijen. Als hij al ergens mee samenvalt, is het met een ambtenaar op de automatische piloot. Nog mijlen verwijderd van staatsmanschap, even aangenomen dat dat er überhaupt inzit.
Wat ik me afvraag, nu ik de normalisering van de splitsing tussen mens en politicus in het centrum van de macht waarneem, is hoe de mens Omtzigt en de mens Yeşilgöz deze vertoning aan zichzelf kunnen verkopen als ‘goed voor Nederland’. Als politici zien ze er geen been in om te draaien of te schmieren en te doen alsof het heel gewoon is om met extreemrechts in zee te gaan. Maar hoe kan Yeşilgöz dit kabinet aan Dilan verkopen als liberaal genoeg? Hoe krijgt Omtzigt het voor elkaar om aan Pieter uit te leggen dat bij deze regering de rechtstaat in goede handen is? Of is de schizofrenie bij hen al zo ver gevorderd dat ze hun gespletenheid zelf niet meer opmerken?

Interview met een minister (fragment)

Er is nogal wat te doen over het gebruik van de term omvolking…
Ach wat, dan gebruik ik die term toch niet. Nazistisch? Wist ik niet. Anders had ik het woord natuurlijk nooit in de mond genomen. Uiteraard heb ik het nooit nazistisch bedoeld. Kom zeg, ik werp nazisme verre van mij, nazisme is een walgelijke ideologie. Van antisemitisme moet ik ook niets hebben, noch van complotten van elites of reptielen of zo. Wat een valse aantijgingen. In mijn partij zitten de beste vrienden van Israël. Wij staan pal voor de joods-christelijke waarden. Wij zijn fier op onze kruisridders die het heilige land bevrijd hebben van de Moren. Elke jaarwisseling zeggen we tegen elkaar: volgend jaar in Jerusalem. En dan bedoelen we niet alleen onze ambassade.
Natuurlijk ben ik geen racist. Ik heb onder mijn vrienden iemand die in een woonwagen woont. En ik doe ook normaal tegen homo’s. Maar ik kom ze niet vaak tegen want je kunt het aan de buitenkant niet goed zien. Laatst heb ik gewoon rustig in de rij staan wachten achter iemand met een donkere huidskleur. En ik ben ook een keer in de tram opgestaan voor een oude Surinamer. Of was het een Antilliaan? Nou, daar wil ik af zijn.
Tegen hoofddoekjes heb ik ook niks, mijn eigen moeder had altijd een sjaaltje om haar hoofd als ze de ramen lapte of de stoep boende, en mijn liefste tante was een non. Ik wil gewoon dat alle vrouwen vrij zijn, en dat is bij de islam onmogelijk. Die kwaadaardige religie onderdrukt vrouwen. En daar moet ik niks van hebben, van onderdrukking.
Beste mevrouw de minister, even terug naar de basis. U gaat de term omvolking niet meer gebruiken, maar u maakt zich wel ernstige zorgen over de demografische ontwikkelingen in Nederland. Kunt u me uitleggen waarom die demografische ontwikkelingen u zoveel zorgen baren?
Jij hoort zeker bij de mainstreammedia? Zo zie je er ook wel uit, als zo’n linkse activist, als iemand die nooit verder nadenkt dan z’n woke neus lang is. Anders zou je me zo’n halfzachte vraag niet stellen. Maar goed, ik heb nu een verantwoordelijke functie, dus ik zal je een antwoord geven. De demografische ontwikkeling in Nederland laat zien dat de echte Nederlander met gezwinde spoed wordt vervangen door immigranten en hun nazaten. Kijk maar naar de grote steden, je kunt het daar gewoon op straat zien! En die zogenaamde Medelanders zijn niet blank he, die zijn gekleurd en hebben andere waarden en normen dan die van onze mooie joods-christelijke traditie, waar ik met hart en ziel van hou. Die zijn niet geworteld in onze VOC-mentaliteit, die weten niet hoe het is om een plantage te runnen, een kolonie te bestieren, dijken op te werpen tegen het wassende water, of boterhammen met kaas of pindakaas te eten.
Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niks tegen mensen met een andere kleur, met een andere religie of met eigen culturele dingetjes. Maar ik vind het dus wel een probleem dat bij die mensen vijf, zes, zeven kinderen per vrouw geboren worden terwijl onze blanke vrouwen met een beetje geluk gemiddeld anderhalf kind baren. En dan loopt het qua bevolkingssamenstelling snel uit de hand en worden we een minderheid in eigen land. Daarom ben ik ook zo voor regelingen die onze eigen vrouwen stimuleren om meer kinderen te krijgen.
Is Lebensborn daarbij voor u een inspiratiebron?
Geen idee wat dat is, maar als het weer iets met nazi’s te maken heeft werp ik het verre van mij. Ik vind het gewoon belangrijk dat er meer echte Nederlandse kinderen worden geboren. Ook door abortus bijvoorbeeld weer strafbaar te maken. Want het kan natuurlijk niet zo zijn dat we het zedenverval maar ongelimiteerd laten doorgaan. Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten. Dat heb ik van huis uit meegekregen. En daar zal ik me ook in mijn nieuwe functie door laten leiden. Mouwen opstropen, poten in de klei, en aan het werk. Dat is mijn devies.
En de andere coalitiepartijen, gaat u die voor uw plannen meekrijgen?
Ha! Reken maar dat ik die slappe hap van een Schoof meekrijg, dat is er zo eentje die springt als met stemverheffing ‘spring!’ wordt geroepen. Die twijfelaars van Pieter doen over alles zo lang dat de beslissing al genomen is voor ze hun stukken hebben geordend. En de club van Dilan? Niet bang voor, die zijn opportunistisch genoeg om mee te bewegen met alle winden. En mocht er tegenstand komen, intimideer ik ze, met hulp van Geert en mijn partijcollega’s zover het PVV-kamp in dat ze de weg terug niet meer kunnen vinden. In de veekraal bij de BBB. Het land heeft grote problemen, en die gaan we oplossen. Met harde hand. Let maar op.
Dank u voor dit verhelderende interview.
Hmmm, dat zal wel, slijmerd.

[illustratie: B.K.]

De biecht van Pieter O.

‘Vader, ik ben in verwarring’. Pieter legt zijn moede hoofd tegen het houten latwerk van de biechtstoel. Hij herinnert zich het biechten uit zijn jeugd, de uit de koektrommel genomen lange vingers, de incidentele onkuise gedachte en de schaarse ongehoorzaamheden. Een hevig verlangen naar die onbezorgde tijden van weleer overvalt hem: hoe moeder altijd stipt zes uur het eten op tafel had; hoe vader hem na de mis op zondag overhoorde over de preek voor hij zijn zakgeld kreeg; hoe hij als student in Rome de geur van eeuwen kerkelijke geschiedenis opsnoof. Die tijd dat hij zich nog plooide zonder daarbij zichzelf uit te wissen.
‘Belijdt uw zonden, open en oprecht, en u zal vergeven worden.’ klinkt de priester aan de andere kant van het latwerk.
Pieter huivert even, herpakt zich, en begint in het beschermde duister van de biechtstoel zijn hart te luchten.
’Vader, ik ben erin gestonken. Ik had het nooit moeten doen en nu kan ik niet meer terug. Want ga ik terug word ik vermorzeld en niemand regisseert vrijwillig zijn eigen teloorgang.
Ik dacht dat ik ertoe zou doen, Vader, maar elke keer als ik nog niet eens halverwege mijn eerste zin ben, snatert Dilan al door me heen met een kattige opmerking. Met die half meewarige half arrogante blik van haar en die in een quasi-glimlach vertrokken mond. Caroline en Geert luisteren al helemaal niet meer als ik iets zeg, die zitten liever samen te geinen en te bedenken hoe ze de grachtengordel en de Hilversumse elite te grazen kunnen nemen. Van Geert verwacht je dat, maar Caroline? Ik voel me verraden, eerst was het Pieter voor en Pieter na, en nu laat ze me glashard vallen. Ik weet heus wel wie daarachter zit: Mona. De pink lady, in dat zuurstokroze dat pijn doet aan je ogen; die palingventster heeft het nooit kunnen verkroppen dat ze toen geen lijsttrekker is geworden en dat ik populairder ben dan zij. Dick probeert het af en toe nog wel voor me op te nemen, maar die slaat geen deuk in een pakje boter met zijn ambtenarenattitude tegenover de gewiekste spelletjes en het keiharde sarcasme van Dilan en Geert. En Caroline? Zelfs Dick neemt haar al niet meer serieus.
Dat verdraag ik allemaal, Vader, dag in dag uit. Omdat ik verschil wil maken. Omdat ik dat Constitutionele Hof wil, en dat heb ik er, godlof, uit weten te slepen. Ik hou de hele tijd zo goed als al mijn bedenkingen voor me, schiet niet te vaak emotioneel uit mijn slof, en als een trouwe hond heb ik dat hoofdlijnenakkoord staan verdedigen in de Tweede Kamer.
En dan nu dit. Ik bedoel: Vader, hoeveel moet ik nog slikken? Moet de hele gifbeker leeg? Hoeveel onbenul kan een kabinet aan? Een gewezen militair die nauwelijks uit zijn woorden kan komen op defensie. Als het klopt dat je denken zich reflecteert in je schrijven dan is Gijs een gedecoreerd warhoofd eerste klas. Waaruit maar weer blijkt dat betoonde moed op het slagveld niks zegt over denkkracht. Hopelijk houdt die gladde Ruben hem in toom.
Laatst zag ik twee schoenen door de gangen van het parlement lopen. Met Mona ernaast. Die is nu ze eindelijk minister wordt helemaal niet meer te harden. Zal aan Geert vragen of hij die bezem die voor Sigrid was nog heeft bewaard, kan Moontje hem gebruiken voor haar retourtjes Den Haag-Volendam. Hoewel, misschien Geert toch maar rechts laten liggen, nu hij zijn paradepaardjes naar voren heeft geschoven. Die Faber, zoals die rondstapt door de gangen, dat is toch net een kampbewaakster.’
‘Mijn zoon, u vergeet uzelf, u bent aan het biechten!
‘Zeker, Vader, maar het zijn juist dit soort gedachten die zo zwaar drukken op mijn zondig gemoed. Daarom moet ik ze uitspreken om vergiffenis te kunnen vragen. Ik kan er niks aan doen, kijkt u zelf eens naar Marjolein. Het enige wat ontbreekt zijn een paar laarzen en een zweepje. Ik ben een voorstander van beperken van immigratie, zeker uit moslimlanden, maar deze vrouw als opzichter daarvan gaat wel echt ver. Ik kan het niet helpen, de gedachten komen opzetten en willen niet meer weg. Het hele gedoe is vanaf 22 november een totaal echec en dat kleeft ook mij aan. Ik verdraag het, want het land moet bestuurd worden, maar geloof me, Vader, het is loodzwaar.’
Vanachter het latwerk klinkt een bemoedigend gemompel.
‘Ik begrijp dat in de brakke poel die doorgaat voor PVV-kweekvijver weinig vissen van formaat spartelen, maar Reinette? Ik zeg het niet met plezier, maar door dit soort vrouwen verlang ik nóg meer terug naar de tijden waarop de Kamer overzichtelijk verzuild gevuld was met witte mannen. Reinette zou ik nog niet mijn schoenveters laten strikken. En die gaat buitenlandse handel bestieren. En ontwikkelingshulp. Dan houd je het toch niet droog, Vader. Of dat influencerachtige meisje van Boer zoekt vrouw – drie kinderen in drie jaar met haar boer-van-de-tv en dan weer scheiden want toch geen goede match. Die zet de BBB op landbouw, als een mascotte van de agrarische lobby. Moet ik allemaal slikken.
Maar dat ik niet met Caroline in zee ben gegaan, dát had ik dan tenminste wel goed ingeschat. Ja, ik heb er serieus over nagedacht, minder gedoe dan een eigen partij en Caroline gold toen nog als verfrissend bij veel kiezers. Voor die blunder ben ik in ieder geval behoed.
Vader, vergeef mij mijn zondige gedachten, vergeef mij de zonde van de hoogmoed, dat ik dacht dat ik dingen kon veranderen, vergeef mij mijn slappe knieën, vergeef me dat ik niet de kracht noch de moed heb om mijn lieve land te beschermen tegen dit extreem rechts. Vader, vergeef mij, want ik zondig.’
Met een penitentie van zes Onze Vaders en vijftien Weesgegroetjes geeft de priester de zondaar de absolutie. Pieter verlaat met verlichte tred de kerk, om het landsbelang gesterkt verder te gaan dienen.

Rectori salutem

Het is mooi weer. Het terras in het park is zonovergoten. De oppashond ligt tevreden aan mijn voeten en op tafel staat een romige cappuccino. Even lijkt het leven mooi.
Naast mij strijken twee jongemannen neer: nonchalant gekleed in merkkleding, keurige koppies waarop elk haartje zit zoals bedoeld. Voor hun neuzen een exclusief biertje.
‘Hee, gast’, zegt de een, ‘ga jij nou nog wat studeren?’
‘Ja, man, zegt de ander, ik ga over naar politicologie. Lachen!’
‘Gast, politicologie, echt? Maak beter je rechten af.’
‘Maakt niet uit, man, ik ga alleen voor het diploma, en politicologie lijkt me echt lachen.’
‘Gast, wat heeft Thierry eigenlijk gestudeerd?’
‘Thierry? Weet ik niet.’
De ene grabbelt naar zijn Iphone en begint te zoeken.
‘Gast’, zegt hij, opkijkend van zijn schermpje, ‘Thierry studeerde geschiedenis en rechten. Rechten dus, hè gast.’
Ik denk nog even dat het om een vriend gaat, maar nee, ze hebben het over die Thierry van de Eerlijk-Eten maaltijdboxen gevuld met vlees van de groothandel.
Ik kijk tegen het zonlicht in naar de twee knapen en zie een mirage van blond haar, blauwe ogen en afgetrainde lijven als van de Thierry-brigade, ergens in een voormalig Oostblokland op zomerkamp onder de bezielende leiding van de kampakela van dienst. In het trainingskamp ontdekken ze hun mannelijkheid volgens de normen en waarden uitgedragen door goeroe Andrew Tate, leren ze dat vrouwen graag een beetje overmand willen worden; dat IQ best wel cultureel bepaald is en het bleke ras uit de Westerse wereld superieur is.
Van die studenten die als het erop aankomt hun plicht doen; in dienst van de nieuwe orde zonder zeuren bevelen opvolgen ten bate van een wereldvisie gestoeld op uitsluiting en onderdrukking. Niet gehinderd door academische nieuwsgierigheid of interesse die verder gaat dan hun eigen verdienvermogen en sociale status. Als het moet de leider volgend tot in de dood.
Maar in het huidige tijdsgewricht staan dat soort types er altijd nog beter op dan studenten die tegen de orde ingaan en zich verzetten, die protesteren tegen onrecht op basis van de overtuiging dat ‘nooit meer, nooit meer voor iedereen is’, en dat er geen nuancering mogelijk is voor genocide.
Studenten die zich niet door de besturen van ‘hun’ universiteiten per brief laten beleren. En die niet onder de indruk zijn als de rectoren het hebben over hoe ‘diep ze geraakt zijn door de situatie in Gaza en Israël’. Die het larie vinden dat de weledelgeleerde heren en dames bestuurders vinden dat er ‘talloze manieren zijn waarop het vreselijke conflict dat zich nu in Gaza afspeelt wordt bekeken, gewogen en geïnterpreteerd door wetenschappers, politici, burgers en betrokkenen.’ Die verontwaardigd zijn als er badinerend wordt gemeld dat ‘de leden van onze academische gemeenschap die zich nu door middel van demonstraties laten horen één van de gezichtspunten op het conflict vertegenwoordigen.’ Alsof er meerdere gezichtspunten zijn op een genocide.
Het open en academisch debat moet gevoerd blijven worden, volgens de bestuurders, ook als het pijnlijk is, ook als het schuurt. Het past bij de ‘in het academische ethos verankerde waarden’ om te blijven samenwerken met Israëlische en Palestijnse universiteiten, vinden ze. Dat universiteiten in Israël de repressie van de Palestijnen legitimeren, samenwerken met leger en wapenindustie en daarmee bijdragen aan de onderdrukking van Palestijnen melden de universiteitsbonzen niet. Dat er in Gaza geen universiteit meer overeind staat, ook niet.
De rectoren die de brief ondertekenden staan er klaarblijkelijk niet bij stil dat het een gotspe is om over een ‘conflict’ te blijven spreken als zelfs het ICC het heeft over een genocide. Dat al die academische neutraliteit leuk en aardig is, maar dat je, in de woorden van Desmond Tutu: ‘de kant van de onderdrukker hebt gekozen, als je neutraal bent in situaties van onrecht.’
De protesterende studenten begrijpen dat beter dan de universitaire bobos.

Liedje voor een nieuwe tijd 2

Achter de oogballen: striemen
naast de aderen: verstoten botten
onthechte spieren, gedachten
opgerold en aangesnoerd
tot een zeker weten: het komt

opspringend vanachter coulissen
op een verdonkeremaand toneel
hijgend als een hond
aan de rand van ons bed.

Theaterlampen flitsen aan
de hond lost op in licht
je stamelt vrede, godverdomme, vrede
maar toch: het smetten blijft.

Je legt je huid af in de hondenmand
haar op het verkreukeld bed
opgerold en aangesnoerd wacht je
tot het komt. Het komt.

Liedje voor een nieuwe tijd

Schud aan de wingerd
tot de druiven uiteenspatten

druip over de rand als een schuimkraag
om de mond trekken stroperig van most

om voorbij die ogen te komen moet je
waden door een stroom obsceniteiten.

Laat knallen maar, die zwepen,
op de maat van marsmuziek

in dit circus geen paraderende paarden,
geen dwergen met een rode neus,

in dit circus alleen kapotgetemde dieren,
clowns die grijnzen met een tandeloze mond

in dit circus dansen de vazallen
van voor naar achter van links naar rechts

zwelgend en zwalkend en zelden alleen
tot het doek valt. Het valt.