Mijn gele Himalayawolf

Twaalf jaar geleden vonden we op de markt een diertje tussen het vuil, niet ver van ons huis in Chandigarh[1]. Hij had een vuistgrote open wond op zijn ruggetje, maden waren van hem aan het eten. Bladeren plakten aan zijn buik en pootjes. Hij was op sterven na dood. Hoe oud zou hij geweest zijn? Een maand, schatte de dierenarts. Met een pincet pulkte hij de levende have uit de wond van het beestje, hij schoor de haartjes van de helft van zijn ruggetje en ontsmette het met gele vloeistof. We noemden hem Dinah, want de dierenarts zei dat het een vrouwtje was. Het was een mannetje, maar toen we daarachter kwamen, luisterde hij al naar zijn naam. Hij bleef Dinah.
Hij had grondige verzorging nodig, te grondig om aan onze schoolgaande kinderen over te laten, dus namen we Dinah mee tijdens de tocht naar Leh, Ladakh, via Manali en terug door Kashmir, over de hoge Himalaya. Simon reed, Dinah lag als een opgerold bolletje op mijn schoot. Hij sliep bij ons in de tent, van hoger op de ons omringende bergen huilden in de nacht de wolven.
In India heeft men het niet zo op honden, maar Dinah was zo aandoenlijk, dat we toch overal welkom waren.
Halverwege de trip was de wond min of meer dicht, en begon hij te spelen. Vrolijk dribbelde hij achter ons aan toen we naar de beroemde gletsjer van Sonamarg wandelden – een plak vuilwitte, aangekoekte sneeuw die vanuit het dal te bereiken is. Toen het begon te regenen kon hij schuilen onder mijn regenjas.
Met de komst van een tweede hondje, een jaar later, was het gedaan met z’n rust. Zeera was een pittig wijfje dat we meenamen nadat ze voor onze ogen was aangereden door een auto, die gewoon doorreed. Haar zwaar gekneusde pootje heelde snel. Ze ontwikkelde zich tot een pestkopje, waartegen Dinah niet zo goed bestand was. Hij trok zich terug en werd wat je noemt een ‘moeilijke hond’. Als wij er waren, leefde hij op. Maar wij gingen altijd weer. Dat sloeg een bres in zijn vertrouwen. Duidelijk verlatingsangst.
Tot het moment kwam dat de honden niet meer bij de kinderen konden wonen. Ze waren te weinig thuis en kregen het te druk. Zeera kreeg een vertrouwd nieuw thuis in Chuchot, bij Rigzin en zijn familie. Omdat ik zeker wist dat Dinah in India als kettinghond zou eindigen, haalden we hem naar Nederland. Na een lastige periode van wennen, grommen, bijten, onhandelbaar doen, begon Dinah erin te geloven dat wij niet meer weggingen, en dat hij mocht blijven. We werden ondertussen zo’n beetje kluizenaars, want andere mensen veelde hij niet; ons huis bleek te klein voor meer dan drie. We werden een hechte roedel, Dinah, Simon en ik. Onafscheidelijk.
Dinah werd steeds aanhankelijker, liet zich uitgebreid aaien, deed zijn poot omhoog en bood zijn zachte buik aan voor gekroel. Hij deelde kusjes uit: likjes over m’n neus. Als ik thuiskwam na een dag of soms meerdere dagen weg, piepte hij van blijdschap dat ik weer terug was. Dat was elke keer opnieuw een feest.

En nu is hij er niet meer. Agressieve tumoren namen zijn organen over. Het ging heel snel. Zijn buik stond gespannen als een voetbal. Eten werd lastig. Liggen ook. Aaien deden we voorzichtig. Wandelen ging nog. Maar er was geen keus, we moesten hem laten gaan, want als ook wandelen niet meer zou gaan, zou de pijn snel ondraaglijk worden.
Zes jaar was hij bij ons. Hij was een prachtig beest. Mensen, meest vrouwen, wierpen een smeltende blik op hem als we aan het wandelen waren. ‘Prachtig’, hoorde we dan fluisteren, of ‘so cute’. Soms vroeg iemand wat voor ras hij was. Dan zeiden wij: het is een gele Himalayawolf. Omdat dat helemaal precies bij hem paste.


[1] We huurden een huis in Chandigarh, waar we vanaf 2010 voor stichting Zanskar een deel van het jaar woonden samen met ons alternatieve gezin met kinderen uit Ladakh en Zanskar.

Foto: Dinah op het strand

Als Hij terugkwam…

‘Als Hij terugkwam in Jerusalem, tot wie zou Hij dan gaan? Tot de Joden hier, of tot de moslims daar of tot hen die de christenen heten…’
Fons Jansen vroeg zich dat af, in een cabaretnummer uit 1968. Ik hoorde het als kind en heb het altijd onthouden.
Tot wie zou Hij gaan dezer dagen? Lijkt mij een no brainer. Hij zou Jerusalem subiet de rug toe keren, geen ezel, geen palmtak, Hij neemt de bus, en Hij gaat naar Rafah. Hij weet heus wel dat in Jerusalem voor Hem weinig goeds in het verschiet ligt (Been there, done that … Barabas, Barabas…)
Hij moet een vette omweg maken, via Egypte, maar ook die route kent Hij nog van vroeger. In Rafah gaat Hij de grens over. Dat lukt, want Hij ziet eruit alsof Hij er hoort. Hij is niet verdacht, of toch… Hij wordt gefouilleerd, gevisiteerd, bespot door soldaten. Maakt Hem niks uit. Kent Hij.

Uiteindelijk mag Hij door. Hij loopt, tegemoet komen Hem de verdrevenen van Gaza. Geen herberg staat meer overeind. Geen stal biedt onderdak. De lucht verzadigd van kruitdamp. Geen stille midwinternacht, het is een kakofonie van explosies, sissende vlammen, gillende mensen. De hemel barst open in een vuurzee.
Hij gloeit van de oudste woede ter wereld: die van de zoon op de vader. De vader op wie de zoon vertrouwt tot hem de schellen van de ogen vallen en de vader onverhuld voor hem staat, geen held, geen redder, maar een man, net zo huiverig, humeurig en onrechtvaardig als iedereen. Voor Hem is het niet anders. Hij beleeft in Zijn geboorteland het demasqué van Zijn Vader. Voelt het tot op het bot. Hij heeft Zijn leven te danken aan een kwaadaardige huistiran die met de mensen in het beloofde land speelt alsof het tinnen soldaatjes zijn. Wraakzuchtig, oorlogszuchtig.
Moedeloos gaat Hij op een brokstuk van wat een huis was zitten. Hoe verder? Is Zijn liefde opgewassen tegen dit verderf? Moet Hij trouw blijven aan een meedogenloze Vader?
Voor Hij de vragen beantwoorden kan, doorboort een kogel uit een snipergeweer zijn toch al bloedend hart. En wordt het donker.

Is er bij u in de barak nog plaats?

Als geen ander kijkt hij uit naar het kerstreces. Hij is nog maar net hersteld van die vergiftiging; hij had ook niet naar dat feestje op Aruba moeten gaan, moeten vertrouwen op zijn gut-feeling, maar ja, hij was genodigd en hij dacht dat hij er niet omheen kon. En nu heeft hij opnieuw voortdurend buikpijn. Maar de buikpijn van nu wordt veroorzaakt door een heel ander gif, denkt hij gelaten.
Hij draait met zijn schouders, maait zijn armen een paar slagen door de leegte van zijn kantoor, schudt de kramp los in zijn ledematen, en pakt de telefoon…
4000 mensen moet hij onder de pannen zien te krijgen, voor 1 januari. Als hij belt met de bijbelbelt of met dorpen waar NSC hoge ogen heeft gegooid tijdens de laatste verkiezingen, refereert hij aan de christelijke gedachte van de Heiland in de stal. Belt hij met Bloemendaal of Wassenaar, probeert hij het met het liberale gedachtengoed van vrijheid voor elk individu, en dat het voor liberalen geen pas geeft onze vrijheid te vieren ten koste van anderen. Hij haalt bij de wat linkser georiënteerden burgervaders of -moeders de Messias van stal, die, als hij terugkomt, eerder tussen vluchtelingen te vinden zal zijn dan bij een Haagse teaparty. Maar het helpt niks. Zeker sinds de streek van zijn partijleider om zijn zwaarbevochten spreidingswet op de helling te zetten, is het dweilen met de kraan open.
Niemand wil ze hebben.
Dat gebel, dat gesmeek, dat gesoebat is al geen pretje, ronduit doodvervelend is de spagaat tussen loyaliteit aan het kabinet en aan zijn partij die een nieuwe koers vaart. Een koers waar hij stiekem niks van moet hebben, maar die hij toch verdedigt, want gedraai hoort nou eenmaal bij een demissionaire periode. Bovendien, er is al genoeg herrie in het Haagse, hij gaat liever aan de slag dan zich te mengen in het gekrakeel van de dag.
Hij stapt ook niet op, want hij weet van zichzelf dondersgoed waar hij voor staat, waar hij mee bezig is. En daarbij, wie gaat in dit gure anti-vluchtelingeklimaat anders het vuile werk opknappen? Opkomen voor vluchtelingen staat op rechts of wat tegenwoordig doorgaat voor centrum zowat gelijk aan politieke zelfmoord.

En nu is het bijna kerst, en moeten er dus voor het eind van het jaar nog vierduizend mensen ergens worden ondergebracht. Even denkt hij: megastallen genoeg, allemaal ‘in een kribbe teneer’, maar van cynisme houdt hij niet. Dan maar defensielocaties. Barakken. Er gaat een huivering door hem heen: barakken hebben voor mensen uit zijn generatie een naargeestige bijklank, ze roepen associaties op met kampen, met wat er kan gebeuren als extreem rechts ongelimiteerd zijn gang kan gaan. Maar hij moet zijn mensen onder dak zien te krijgen, en een barak is altijd nog beter dan een drassig grasveld in de koude polder.
Hij pakt de telefoon: Hallo, met Erik van der Burg, is er in uw barak wellicht plaats voor een deel van de 4000 mensen die geherbergd moeten worden?

in de diep midwinter…

Dit is een gefingeerde antwoordbrief aan een fictieve persoon, ondertekend met een nom de plume. De Drieheksen Scheurkalender is een verdichte naam, net als de naam Ame.

Hoi Seb al Aidt,

Dit is mijn December-Eindejaar kaart 2023-24: Vrede zij met jou en met iedereen (in vijf talen: Engels, Hebreeuws, Arabisch, Oekraïens en in het Latijn. De toevoeging ‘en voor iedereen’ staat er alleen in het Latijn).

Ik heb niet direct willen verwijzen naar de huidige oorlog in Gaza, vandaar geen ‘Israëlische vlag, geplant in Gaza’. Maar ik zal je vertellen wie wie is, ‘… een aantal mensen herken je niet. De aap natuurlijk wel’, zeg je.

Wat er te zien is in het deel met grijze rand (het linker deel):
* Linksboven – ‘A paper monument for the paperless’ van Domenique. Een kunstenaar waar Ame kennis mee maakte in 2022 tijdens het maken van de Drieheksen Kalender. Hij leverde ook blaadjes voor de kalender, foto’s van afdrukken van houtsnedes van ongedocumenteerde asiezoekers;
* Boven midden – Joods Israëlisch Meisje. De ster op haar hoedje is afkomstig van de Israëlische vlag, die heb ik er op gemonteerd. Zij verzorgt een boompje.
Ame zag direct dat het een kibboetsnik betreft;
* Rechtsboven – Hannah Arendt (Duits-Amerikaans Joods filosofe en politiek denker, die uit Duitsland vluchtte voor het nationaalsocialisme en de Jodenvervolging en zich in het bijzonder verdiepte in totalitaire politieke systemen). Zij stierf in de maand december (1974), zag ik op de Drieheksen kalender. Ame is zeer geïnteresseerd in het leven en gedachtegoed van Hannah. Zij leest er graag over;
* Onder Arendt – een ‘Stop Gaza Genocide’, poster die rond 29-10-2023 wild werd geplakt bij ons in de buurt;
* In het midden – Vader Yule met Yule-blok op de rug (noot 1). De kop van Vader Yule doet me een beetje denken aan die van Ilja Leonard Pfeijffer;
* Achter het aapje met rode muts en wit pomponnetje het vredesteken in de kleuren van de Oekraïense vlag. Ik wil niet beweren dat het aapje dom is, maar een aapje met een soort van kerstmuts op, ziet er niet uit. Dat soort mutsen heeft niets met de kerst of de kerstgedachte van doen, wel alles met commercie, het is doldriest en ook doltriest;
* Onder ‘A paper monument’ een grappige foto die Ame op straat vond met drie mensen erop, (zie hieronder: vader moeder, jongedame met strik);

Vader, moeder, meisje met strik

* Daaronder het getal 2024, het er aankomende nieuwe jaar. Rechts het in vlammen verdwijnende oude jaar 2023;
* Onder het jaar 2024 een brandende olijfboom. Volgens english.wafa.ps zou het gaan om ‘Israeli settlers set fire to dozens of olive trees in Nablus-area town’, (noot 2);
* Helemaal onderin: Een Palestijnse jongen kijkt toe terwijl de Israëlische autoriteiten een schoolterrein in het dorp Yatta slopen. (© Hazem Bader/AFP. Amnesty International);
* Op de door mij toegevoegde stoelen zit links van de Palestijnse jongen Nelson Mandela, rechts
Martin Luther King, uiterst rechts Malala Yousafzai, allen strijders tegen onrecht, zoals Apartheid,
uitsluiting, onderdrukking. Zij kijken ernstig en begaan.
Het hele beeld is ontstaan vanuit het plotseling inzicht dat ik kreeg inzake de loop der dingen in de
wereld tussen toen, nu en de toekomst, dat ‘Het is hommeles’. (Hommeles is een uitdrukking die gebruikt
wordt om chaotische situaties aan te duiden.)

Hartelijke groet,
Coen Moera

Noot 1
Het Yule-blok is een groot stuk hout, een boomstronk of hele boomstam, dat tijdens het jaarlijkse Yulefeest in de haard wordt verbrand.
Yule, de winterzonnewende, markeert de terugkeer van de zon, wanneer de dagen eindelijk wat langer beginnen te worden.
Noot 2
Maar de foto wordt ook gebruikt op een Griekse site: olivenews.gr met als titel boven het artikel: ‘4E-richtlijnen voor het juiste beheer van verbrande olijfgaarden. 4E beschikt over ervaren en gespecialiseerde wetenschappers en kan bijdragen aan de voorbereiding van studies voor het herstel van verbrande olijfgaarden.’ (4E = Wetenschappelijke Vereniging van Olijfolie Encyclopedisten.)

 

Geen spreidingswet meer nodig

Er zijn, volgens informatie van de Rijksoverheid, en voor nu ga ik er gemakshalve nog van uit dat informatie van de Rijksoverheid ongeveer betrouwbaar is, 231.000 woningen niet beschikbaar. De Rijksoverheid heeft deze informatie gevat in een infographic – want lezen wordt steeds moeilijker voor de gemiddelde Nederlander, het oog wil ook wat, en je moet iets met het legioen communicatiespecialisten, toegankelijkheidsmanagers en vormgevers.
231.000 woningen die er wel zijn, maar niet bewoond kunnen worden, althans, die niet op de woonmarkt voor bewoning worden aangeboden.
Deels gaat het om ‘institutionele’ bewoning. Daarmee worden zorginstellingen, bejaardenhuizen, beschermd wonen projecten en dergelijke bedoeld – je weet wel beschuttende en verzorgende centra die zo enthousiast zijn wegbezuinigd onder het mom van: iedereen telt mee! Zo lang mogelijk thuis! Met mantelzorg! In de eigen buurt! Midden in het leven! Iedereen telt mee!
Gevangenissen en kloosters horen er overigens ook bij.

De rest zijn tweede woningen. Woningen voor erbij van mensen die al een huis hebben, maar ook nog een pied-à-terre in de grote stad, een kek villaatje in het bos of een lief hutje op de hei willen hebben. Voor als ze er eens eventjes lekker tussenuit willen, zonder aangewezen te zijn op die onpersoonlijk hotels, zeker nu vliegen toch wat bezwaarlijk wordt als het voor een weekend of een midweekje is, want het milieu.
Zeg dat pakweg de helft van die 231.000 niet voor bewoning beschikbare woningen in de categorie tweede huizen valt. Dan heb je het toch over 115.500 woningen. En als je er heen kan om bij te komen, uit te rusten van alle werkstress, om eens een boek te lezen of je witte wijn te nippen bij een vuurkorf, dan zijn ze van alle moderne gemakken voorzien en zou je er dus, in principe, ook permanent in kunnen wonen.

Verkassen we nu naar Ter Apel. Daar is het zo vol dat het gewoon niet meer te doen is, niet in het asielzoekerscentrum zelf, niet in de buurt, niet in de bus. Het is een borrelende heksenketel vol wanhoop, onverschilligheid, agressie, volharding, onvrede en haat.
Om te ontsnappen aan die sores – en bijvoorbeeld eens wat geluk te zoeken – zou je zo graag ergens willen bijkomen, in een pied-à-terre in de grote stad, een kek villaatje in het bos of een lief hutje op de hei. Je bent tenslotte de kommer en kwel in je thuisland ontvlucht omdat je leven op het spel stond, soms letterlijk, soms figuurlijk, maar altijd ontheemdend en altijd naar.

Stel, we zetten de deuren van al die leuke tweede huisjes open voor asielzoekers, die er een sociale huur voor betalen. Desnoods, als het echt niet anders kan, bieden we de eigenaren een ontwenningscompensatie aan, zoals we dat ook deden toen we de slavernij afschaften. Want als er iets beschermd dient te worden in een goed functionerende, moderne democratie, dan is het particulier bezit.
Als je alle nu in centra verpieterende asielzoekers hebt ondergebracht, durf ik te wedden dat er nog genoeg huisjes over zijn voor ‘onze eigen mensen’, die nu noodgedwongen bij hun ouders wonen en geen gezin kunnen stichten. Ook voor sociale huren, zodat ze dat gezin ook echt kunnen stichten, want ik heb me laten vertellen dat gezinnen stichten belangrijk is voor het overleven van onze cultuur.

Volgens de infographic van het ministerie zijn er op de markt verder 47.000 woningen vrij beschikbaar. Die kunnen dan verdeeld worden onder de jubeltonners, de dikke tweeverdieners en de gesubsidieerde expats.

Aanzuigende werking? Hoor ik iemand aanzuigende werking zeggen? Denk je echt dat je nog voor Nederland kiest als je op de vlucht bent? Volg je de politiek wel? Hou je de dingen wel een beetje bij?

Arme Dilan

Arme Dilan, ik heb echt wel een beetje met haar te doen. Tweede viool spelen op de trillende snaren van Wilders kan geen pretje zijn voor iemand die de spotlights liever op zichzelf gericht ziet. En dan ook nog op je hurken voor Geert gefotografeerd worden terwijl je aanminnig naar hem opkijkt. Tuig van de richel, die fotojournalisten, zal ze gedacht hebben.
Er moest een daad gesteld worden. Want ze had beloofd beter te luisteren naar het volk, en het volk, zoveel was duidelijk geworden, duldde geen asielzoekers in hun buurt. Als het Carrie-achtige zusje van Tom Poes bedacht ze een list.
‘Wat zou je ervan vinden, Geert, als we de oude politiek gewoon ‘ns effe lekker een hak zetten? Een naaldhak’ grinnikt ze. ‘Kunnen we gelijk laten zien dat we ver kunnen gaan, want we zijn nu de meerderheid. We vertegenwoordigen het volk!’
‘Hmm’, gromt Geert, die liever zelf trucjes bedenkt, of dat aan Martin overlaat. Die is altijd in voor een geintje. Maar goed, hij moet dat meiske te vriend houden, want hij heeft haar net zo nodig als zij hem.
‘Hmm, wat had je in gedachten?’
‘Nou, als we een motie doen waarin we die spreidingswet, die de oude Tweede Kamer heeft aangenomen, maar die echt niet meer past bij de nieuwe verhoudingen, als we die nou eens bij jou in de ijskast zetten? Kan het er nog bij, denk je?
Terugdraaien kunnen we de wet niet, wat dat schijnt niet te mogen, wat betreft democratische rechtstaat en zo, en jij hebt net lopen beloven dat je die niet gaat aantasten, maar saboteren kan wel.’
Geert veert op bij het woord saboteren. Als iets hem wakker houdt, is het wel een beetje sarren, treiteren, uitdagen, pesten. Dus als dat kan zonder dat hij het weer allemaal zelf moet doen…
Dilan ziet dat ze Geert binnen heeft. Over Caroline en Pieter heeft ze geen zorgen:
Caroline vindt alles goed zolang ze maar van de boeren en hun veestapels afblijven, en Pieter is van zwalken zijn handelsmerk aan het maken, dus die twee krijgt ze mee. Echt wel.

Glimlachend en met grote ogen ziet ze het gekrakeel in de Kamer aan. Ook de mastodonten in haar eigen partij trekken van leer dat het geen pas heeft om een democratisch besluit terug te draaien, of je met de agenda van de Eerste Kamer te bemoeien.
Wen d’r maar aan, zie je Dilan denken. Wij hebben de meeste stemmen en naar goed democratisch gebruik gelden de meeste stemmen.
Die Dilan, denkt Geert, koningin van de Haagse spelletjes. Misschien moet ik haar toch maar premier maken. Ben ik zelf van die reizen en dat formele gedonder af. Geef ik haar mijn ijskast voor in het Torentje. Mag ze er, in kleine porties, uithalen wat erin zit. Kunnen ze langzaam wennen aan de nieuwe werkelijkheid. Zoals dat ook gaat bij kikkers in een pot water op het vuur: smijt je ze in kokend water gaan ze spartelen; laat je het water langzaam heter worden, merken ze niks tot ze doodgekookt zijn.
Hij leunt tevreden achterover: heerlijk als je de vrouwtjes voor je karretje kunt spannen, zeker als ze het niet echt in de gaten hebben.

Dus ooit wordt Dilan op een kwade ochtend wakker, moet ze haar op haar nek rondtollende hoofd met haar handen tot stilstand brengen, en weet ze: ik heb dit mogelijk gemaakt.
Daarom heb ik nu vast met haar te doen.

Is er dan niets meer heilig?

Het knettert als een gek in Den Haag: nu hebben we er, bij de gratie van de op handen zijnde coalitie, ineens een ‘knetterneutrale’ kamervoorzitter bij van PVV-huize.
Geen idee wat er neutraal is aan Martin Bosma, maar met dat ‘knetter’ kan ik dan wel weer uit de voeten.
Hij schijnt een goede voorzitter te zijn, lekker los, en een leuke vent op de koop toe. Als een zelfverklaarde frontsoldaat voor de vrijheid van meningsuiting gaat hij ervoor zorgen dat in ons parlement gewoon gezegd mag worden wat er gezegd moet worden. Zonder betweterige inmenging van de ‘links-liberale inteelt’ die in ons land al zo lang de dienst uitmaakt. Zijn gevoel voor humor is nu al legendarisch (‘geintje, geintje’), en met zijn zelfspot is ook niks mis: hij is het boegbeeld van een nepparlement.

PVV’er van het eerste uur, is Martin, en naar verluidt is hij ook het brein achter al die dekselse uitspraken van zijn voorman: kopvoddentaks komt uit zijn koker, het gewraakte ‘minder, minder…’ zou door Martin in Geert’s oor gefluisterd zijn. Het ‘dan gaan we dat regelen’ is dan weer onversneden Wilders, want die doener pakt praktisch door.

Bosma is de denker. Met twee boeken op zijn naam, waarvan zijn eerste De schijnelite van de valsemunters uit 2010 op Bol.com wordt aangeprezen als hebbende ‘een heldere boodschap’ en ‘praktisch toepasbaar’. Het gaat over hoe de socialistische waarden van volksverheffing en emancipatie verworden zijn tot internationaal multiculturalisme, het volk opgedrongen door de kosmopolitische elite. En geeft antwoord op de vraag hoe dat toch zo gekomen is. Zijn tweede legsel Minderheid in eigen land uit 2015 handelt over hoe verrot en communistisch en wreed het ANC is, en hoe die corrupte moordzuchtige bende is gesteund door de Nederlandse elite – pardon: linkse elite. Het is zo erg dat de Afrikaners, de Boeren (wij dus eigenlijk) vrezen voor het uitwissen van hun cultuur. Voor genocide. Op hen! En over wat een goede les dat voor ons in Nederland is, waar we dreigen te worden omgevolkt door allerhande testosteron geladen import met een verwerpelijke, want niet de onze, godsdienst, kleur en/of cultuur.
Ik heb de boeken niet gelezen, dus het zouden in principe literaire pareltjes kunnen zijn die getuigen van diepzinnig inzicht, maar ik waag dat, ongezien, te betwijfelen.
 
De komst van Bosma als voorzitter van de Tweede Kamer, waarin wij onze collectieve politieke volksaard weerspiegeld zien in de volksvertegenwoordigers, is een volgende stap tot het normaliseren van extreemrechts gedachtegoed. Dat poets je niet weg met het beweren dat je ‘zo neutraal zal zijn dat het pijn doet aan je ogen’. En ook niet met het voorlezen van een gedicht van Gerard Reve. En als je dan toch een gedicht van de katholieke volksschrijver had moeten kiezen, had dan dit genomen:

‘Alles moet weer worden als vroeger.
Er is geen God meer, bijvoorbeeld.
Ja, toen we Indië nog hadden,
En een dubbeltje nog een dubbeltje was!
Maar dat bestaat niet meer.
Was er maar iemand die me uit allerlei sprookjesboeken voorlas.’

Drinklied voor de herfst – Nader tot U,  1966 (1990)

Dan hadden wij ook nog eens kunnen lachen, tot het pijn deed aan onze ogen.

Responsibility to protect

Proberen te begrijpen, of toch tenminste basaal inzicht te verkrijgen in waarom de geschiedenis elke keer weer met vergelijkbare ellende toeslaat, is zowat een dagtaak.
Om me heen gonst het van de echo’s uit het verleden, waarvan een van de meest beklemmende resoneert in ‘nooit meer’.
Terwijl in real time en voor iedereen live te volgen heel Gaza met man en muis aan flarden wordt gebombardeerd, is er geharrewar over of dat al dan niet een genocide genoemd mag worden. Voor genocide is namelijk de intentie nodig om een volk etnisch weg te zuiveren. Je moet het wíllen, en dat is dan weer juridisch een heikel te bewijzen zaak. Zoals Jeroen Wollaards het uitdrukte in Nieuwsuur van 8 december tijdens een interview met VN rapporteur voor de Palestijnse gebieden Francesca Albanese: maar het verdrijven van Palestijnen is geen Israëlisch beleid! Waarop zij, haar verbijstering met moeite onderdrukkend, antwoordde: kijk naar wat er gebeurt! Of het beleid is of niet, boeit niet als je naar de realiteit op de grond kijkt.

De VN is vleugellam. Secretaris generaal Antonio Guterres riep de veiligheidsraad bijeen om te stemmen over een staakt het vuren-resolutie om een totale humanitaire ineenstorting van Gaza te voorkomen. De resolutie – die bindend zou zijn – haalde het niet.  Door een veto van Amerika. In de rebound namen ze nog wel een niet-bindende resolutie aan die oproept tot staakt het vuren. Die resolutie werd met grote meerderheid van stemmen aangenomen. Nederland onthield zich. Voor de tweede keer weigerde ons land zich formeel uit te spreken voor een staakt het vuren.
Nu real-politiek. Straks excuses.

Na de slachtpartijen in voormalig Joegoslavië en Rwanda, is in 2005 door de VN ‘Responsibility to protect – R2P’ tot internationale norm verheven. Het houdt in dat, als een land zich schuldig maakt aan genocide, etnische zuivering, misdaden tegen de menselijkheid of andere oorlogsmisdaden, andere landen mogen ingrijpen om het geweld te stoppen. Normaliter mag een land niet zomaar ingrijpen in een ander land als er rechten worden geschonden of misdaden worden begaan, vanwege de soevereiniteit. Binnen de grenzen van je eigen machtsgebied mag je als regering of leger ver gaan, maar bij volkerenmoord is er internationaal een grens getrokken. Als laatste redmiddel is er dan R2P.
Want: ‘Nooit meer’.
Maar voordat je kunt ingrijpen heb je dus wel een gesteunde resolutie van de VN Veiligheidsraad nodig. En dat ligt sowieso al gevoelig, want ja, soevereiniteit, maar in het geval van Israël ligt het nog extra gevoelig. Door een schier onontwarbare kluwe van schuld en boete voor de pogroms, de Holocaust, het antisemitisme; door islamofobie, moslimhaat; het behoeden van ons westerse Joods-Chistelijke erfgoed; geopolitieke afwegingen, handelsbelangen en bondgenootschappen meten we wat Israël betreft met een op Israël toegespitste maat.

Met blauwe letters en bekroond met een Davidster werd ‘nie wieder ist jetzt’ (nooit meer is nu) op de Brandenburger Tor in Berlijn geprojecteerd. Een statement van jewelste, met zoveel echo’s dat je er oordoppen bij nodig hebt. Zoals de echo van de geallieerden die in de Tweede Wereldoorlog de spoorwegen richting Auschwitz niet bombardeerden omdat dat de wederopbouw na de oorlog zou hinderen; of die van de honderdduizenden Tutsi’s die met machetes werden stukgehakt, voordat de smeekbeden van Romeo Dallaire om meer blauwhelmen en een aangepaste geweldsinstructie werden gehoord; of de beloofde, maar uitblijvende luchtsteun aan Dutchbat in Srebrenica, zodat er duizenden moslimmannen konden worden vermoord. Die echo’s maken het ‘nooit meer’ van vandaag tot een welluidende, maar holle kreet.
 

‘Trek maar aan het touwtje en de lucht wordt fris…’

Kennen jullie hem nog, die reclameslogan voor een of ander busje met een of ander luchtje dat de onwelriekende odeur in het privaat, de natte hondenlucht in de leefkuil, of andere onplezierige geurtjes kon verdrijven door een trek aan het touwtje? En herinneren jullie je ook nog Terlouw’s touwtje uit de brievenbus?

Ik bespeur in mij een – toegegeven, nogal aandoenlijk – verlangen naar een touwtje uit elke brievenbus die de extreemrechtse meur die in de lucht hangt uitwist. Die zure, penetrante lucht zoals die uit een lang niet ververste kattenbak opstijgt, of uit de berm als daar een dood dier ligt te vergaan. Die lucht die als een walmende wolk over Nederland hangt. Ik wil geen luchtverfrisser die ons de muffe jarenvijfig nestlucht van het gezellige katjes in het donker knijpende katholieke dorp brengt, die geur die om de partij van Omtzigt hangt. En ook niet de milde zweetlucht die de veel te laat piekende Timmermans sinds zijn vlammende met emotie geladen verliezersspeech aankleeft. En vanzelfsprekend al helemaal niet de verschaalde bier en gestold bitterballenbakvet-ruft die rond de neo-liberalen hangt. Niet het aroma van opgekropte woede, van vergane glorie, onbereikbare ambities, blinde haat, maakt niet uit wie de tegenpartij van het moment is. 

Nee, ik wil een essentiële olie die geperst is uit onversneden Liefde. Niet die romantisch zoete pannenkoekenmetstroop- of wafelsmetsuikerlucht van de slijmerige romcomuithollywoodliefde, nee, ik wil de licht melancholieke geur van amor mundi, de liefde voor de wereld, van top tot teen, van steen tot wolkendek, voor alles wat leeft of leven mogelijk maakt. De damp die de walmende wolk die boven ons land hangt verdrijft, het ultieme menselijke parfum dat gewoon aardig zijn voor elkaar weer normaal maakt. Met een trek aan het touwtje dat uit elke brievenbus hangt.

Wij kunnen niet wachten

Nee we gaan niet zitten wachten.
Wachten is wat paljassen doen
tot het moment van de grande finale,
dan steken ze hun borst vooruit,
zetten hun schouders eronder, en rukken op.

Nee, wij wachten niet. Niet zoals de jager
lafhartig op zijn hoog plateau, die aanlegt, richt, 
en schiet met scherp op een graspol - men draagt
dat camouflagepak tenslotte niet voor niets.

Wij doen niet aan wachten. Wij nemen de donder 
voor lief, de regen een welkome sluier.
Wij gedijen op onraad, hoe smaller het pad
hoe groter de stappen. Wij bedaren niet
op een windvlaag, gaan niet liggen voor de storm.

Kleinduimpjes zijn we, op fluwelen slippers, 
vol dromen grootser dan de dageraad.
Wij benutten verkeken kansen,
spuiten slogans op luchtkastelen
en zeulen blijmoedig koffers ballast mee.

Tekst: Saskia Kunst/afbeelding: Athene 2015